Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beantwoording der vragen inzake dijken op Flakkee

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beantwoording der vragen inzake dijken op Flakkee

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door Ir. van Rossum werden onlangs vragen gesteld aan de minister van Verkeer en Waterstaat inzake de normen, aangelegd voor verhoging en aanleg van hoogwaterkerende dijken. In het bijzonder werden daarbij de dijkvakken betrokken, welke in beheer en onderhoud zijn bij het waterschap

De Dijkring Flakkea

Deze vragen luiden als volgt:

1. Kan de Minister mededelen, welke motieven ertoe geleid hebben om in het Konklijk besluit van 4 augustus 1967 (uitgegeven 22 augustus 1967) verschil in terminologie te gebruiken tussen lid 1 en lid 2 van artikel 1 ? In lid 1 wordt nl. het voor de aansluitende hoogwaterkerende dijken verantwoordelijke , , Waterschap De Dijkring (van? ) Flakkee" met name genoemd, terwijl dit in lid 2 met het „Hoogheemraadschap de Brabantse Bandijk" niet is geschied.

2. Kan de Minister mededelen, over welke lengte van de hoogwaterkerende dijken, in beheer en onderhoud bij de in vraag 1 genoemde waterschappen, bij vroegere dij ksverhogingen rekening gehouden is met de in artikel 1, lid 3, van bovenbedoeld Koninklijk besluit vastgestelde stormvloedhoogten, welke nu voor de door het Rijk uit te voeren werken zullen worden aangehouden? Zijn de extra verhogingskosten, welke door de waterschappen voor dit doel werden uitgegeven, door het Rijk vergoeü?

3. Kan de Minister mededelen over welke lengte de hoogwaterkerende dijken in beheer en onderhoud bij de in vraag 1 bedoelde waterschappen nog niet voldoen aan de gewijzigde hoogwater-en stormvloedstanden welke na de afdamming van het Volkerak zullen optreden?

4. Acht de Minister het mede in verband met de vorige vragen gewenst om met name de dijkvakken, in beheer en onderhoud bij het waterschap De Dijkring Flakkee, gelegen tussen het aansluitpunt genoemd in artikel 1, lid 1, van bovengenoemd Koninklijk besluit en de Steigerdijk te Ooltgensplaat, te verhogen, of acht hij het op grond van artikel 3, lid 1, van de Deltawet noodzakelijk of wenselijk in het algemeen belang uit te spreken, dat de kosten van deze verhoging, welke slechts gedurende een periode van ongeveer 10 jaar nodig is, beter besteed kunnen worden, indien zij gebruikt worden voor de aanleg van een nieuwe dijktussendeVolkerakdambij zijn aansluitpunt aan het Hellegatsplein en de zojuist genoemde Steigerdijk te Ooltgensplaat?

5. Zijn degeraamdekosten, zoals deze door de gemeenteraad van de gemeente Oostflakkee ter kennis van de Minis­ ter zijn gebracht en welke o.a. zijn gepubliceerd in „Eilandennieuws" van 4 augustus 1967, ' juist? Geven deze cijfers de Minister geen aanleiding om nu direkt aan een weliswaar duurdere nieuwe dijk de voorkeur te geven boven een toch kostbare dijksverhoging van tijdelijk nut, terwijl na de afsluiting van de Oosterschelde bedoelde nieuwe dijk toch zal moeten worden aangelegd, mogelijk tegen dezelfde of zelfs hogere kosten?

6. Kan de Minister, gelet op de grote urgentie in verband met de aansluiting van het Volkerak, waarvan de uitvoering reeds is begonnen, een spoedig besluit ingevolge artikel 3 van de Deltawet bevorderen en de hierbij betrokken lagere overheidslichamen hierover zo spoedig mogelijk inlichten?

Het antwoord van minister Bakker moge hier volgen:

1. Bij het redigeren van artikel 1, leden 1 en 2 van het Koninklijk besluit van 4 augustus 1967 (Stb. 424) heeft geen andere bedoeling voorgezeten dan zo beknopt en duidelijk mogelijk, op de kaart en in het terrein duidelijk vindbaar, de ligging aan te geven van de aansluitpunten van de afsluitdam op de oevers. Het wel noemen van het Waterschap De Dijkring Flakkee doch niet van het Hoogheemraadschap de Brabantse Bandijk is niet opzettelijk geschied; het is geenszins de bedoeling geweest enigerlei onderscheid te maken tussen beide lichamen.

2. Bij vroegere verhogingen van de hoogwater kerende dijken in beheer en onderhoud bij de in het antwoord op vraag 1 genoemde waterschappen is over een dijkslengte van ca. 15 km rekening gehouden met de in artikel 1, lid 3, van bovengenoemd Koninklijk besluit vastgestelde stormvloedhoogten. De extra verhogingskosten zijn door het Rijk aan de waterschappen vergoed.

3. Over een lengte van ca. 12 km voldoen de hoogwaterkeringen in beheer en onderhoud bij de eerderbedoelde waterschappen nog niet aan de gewijzigde hoogwater-en stormvloedstanden, welke na de afdamming van het Volkerak zullen kunnen optreden gedurende de periode dat de Oosterschelde nog niet zal zijn afgesloten.

4. Voor de aanpassing van de waterkering tussen Ooltgensplaats en het aansluitpunt van de Volkerakdam staan in beginsel twee mogelijkheden open, nl. enerzijds het verhogen van de bestaande dijk en anderzijds de aanleg van een nieuwe hoogwaterkerende dijk tussen Ooltgensplaat en het Hellegatsplein. In beide gevallen zal het hoogwaterkerend vermogen van de te maken werken slechts voor een periode van ongeveer 10 jaar van rtut zijn. Beide oplossingen zijn als voorzieningen, bedoeld onder artikel 3, lid i, van de Deltawet, gelijkwaardig in resultaat, doch de oplossing voorziende in de aanleg van eennieuwe dijk naar het Hellegatsplein is aanzienlijk kostbaarder.

5. De ramingen, vervat in de brid van het gemeentebestuur van Ooltgensplaat, zijn telaag. Zij houden o.a. in onvoldoende mate rekening met de omstandigheid, dat een afsluitdijk tussen Ooltgensplaat en het Hellegatsplein moet worden aangelegd in getijomstandigheden, waarbij een sluitgat moet worden geformeerd. Het kostenverschil, bedoeld aan het slot van het antwoord op vraag 4, beloopt ongeveer f 2, 5 min. De ondergetekende merkt daarbij op, dat uit het oogpunt van veiligheid tegen overstroming geen enkele voorkeur bestaat voor de kostbaardere oplossing, zodat er voor hem, aangezien na afsluiting van de Oosterschelde dewatervrijheidvanhet gebied ten zuidwesten van Hellegatsplein tegen geringere kosten kan worden verkregen, geen aanleiding is deze oplossing te verkiezen.

6. Er is een regelmatig kontakt tussen de waterschappen, de provincie en het Rijk over de plannen tot aanpassing van de waterkeringen aan de gewijzigde waterstanden, welke na het afsluiten van het Volkerak worden verwacht. Dezeplannenbevindenzich alle in een vergevorderd stadium van voorbereiding; zij zullen, in verband met de voor 1969 voorziene afsluiting van het Volkerak, in 1968 tot stand worden gebracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1967

De Banier | 8 Pagina's

Beantwoording der vragen inzake dijken op Flakkee

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1967

De Banier | 8 Pagina's