Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Defensie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Defensie

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

TW^t: KAMER

Rede van Ir. €. N. vein Dis

Bij de behandeling van de begroting van defensie door de plenaire vergadering der Kamer sprak Ir. Van Dis een rede uit, die wij zonder kommentaar hier direkt laten volgen.

Mijnheer de Voorzitter!

Bij de beraadslaging in de openbare kommissievergadering is uit de mededelingen van de Minister overduidelijk gebleken, dat uit de kortgeleden verschenen berichten over verkorting van de diensttijd in Rusland allerminst de gevolgtrekking mag worden gemaakt, dat aldaar tot een vermindering van de paraatheid van het Russische leger wordt overgegaan.

Evenals in Duitsland onder het bewind van Hitler, staat de opvoeding van de Russische schooljeugd in het teken van het müitairisme, zodat de jongens, als zij op

achttienjarige leeftijd

in dienst treden reeds een militaire training achter de rug hebben. Ten aanzien van de paraatheid en de bewapening is dan ook bij Rusland geen sprake van ontspanning.

Over die Russische bewapening werden in de memorie van toelichting alsook onlangs door de voorzitter van het komité van de verenigde chefs van staven in een perskonferentie mededelingen gedaan, die aantonen, dat het wel uitermate roekeloos en onverantwoordelijk zou zijn, wanneer de landen van het westen, en dus ook Nederland, wat hun defensie-inspanning betreft, zouden verslappen en de defensie-uitgaven in belangrijke mate zouden gaan verlagen. Hoezeer vermindering van bewapening, wanneer die mogelijk zou zijn, ook door ons wordt gewenst, noopt de

werkelijke toestand

ertoe, onze steun te onthouden aan voorstellen, welke op die verlaging zijn gericht. Wij achten het een dure roeping ertegen te waken, dat er weer toestanden ontstaan, gelijk die bestonden vóór de laatste wereldoorlog, toen de defensie van ons land steeds meer aftakelde doordat men zich paaide met de gedachte, dat er geen oorlog meer in Europa zou komen, omdat Duitsland naar men dacht, er voorgoed onder was gebracht en men al zijn vertrouwen had gesteld op de Volkenbond, die voorkomende geschillen en konflLkten zonder oorlog zou beslechten. In die roes verkerend, werd in 1923 door het aanvaarden van de

motie-Van Schalk

de vlootwet getorpedeerd, waardoor de defensie van Nederlands-Indië schromelijk werd verwaarloosd. Inmiddels werkte Duitsland, met negatie van de verbodsbepalingen van het Verdrag van Versailles, met alle macht aan de opbouw van zijn bewapening, met het gevolg, dat, toen de oorlog uitbrak en Nederland in 1940 daarin werd betrokken, onze müitairen met ouderwetse wapens het moesten opnemen tegen de modern bewapende Duitse troepen.

Na hetgeen door mij werd opgemerkt, mijnheer de Voorzitter, behoeft het geen nader betoog, dat wij onze steun niet kunnen geven aan de motie van de heer Wierda, die beoogt de defensieuitgaven met 80 min. te verlagen.

Wij zijn van oordeel, dat de grens van de verlaging, die de bewindslieden op de defensiebegroting reeds hebben aangebracht, is bereikt, indien zij al niet is overschreden, zodat de defensie­ uitgaven niet nog eens met 2, 5 pet. behoren te worden verminderd. Het betoog, dat de heer

Wierda

in de openbare kommissievergadering ter verdediging van zijn motie heeft gehouden, was bovendien van dien aard, dat in plaats van op verlaging der defensieuitgaven veeleer op verhoging hiervan zou moeten worden aangedrongen. De heer Wierda verklaarde nl., dat het legerkorps op het ogenblik niets waard is, dat er beter en meer materiaal moet komen, dat het geheel volledig zou moeten worden uitgerust. Dit zou vanzelfsprekend veel geld kosten. De heer Wierda zelf achtte daartoe wel een miljard gulden nodig. Gezien het feit, dat de begrotingspositie dit niet toelaat, kan hieraan thans niet worden gedacht.

Wij zullen ons derhalve moeten houden aan het uitgavenpeil zoals door de Regering wordt voorgesteld.

Het is om die reden, dat wij ook geen steun zuUen geven aan de

motie-Wieldraaijer,

waarin wordt gevraagd de vakantietoeslag tot 6 pet. van de jaarwedde te verhogen. Het is bovendien ook niet zo, dat de Regering te dezer zake niets doet. Uit de mededeling van de Minister in de openbare kommissievergadering is gebleken, dat reeds een behoorlijke toelage wordt verstrekt aan iedere dienstplichtige, die de dienst verlaat, nl. een toelage van f 15, - voor iedere maand, dat hij in werkelijke dienst is geweest. Wij achten het dan ook van groter belang, als de bewindslieden de kwestie van de salariëring van de dienstplichtigen tot een bevredigende oplossing zullen brengen, zodra dit financieel mogelijk is.

Overgaande op een ander onderwerp, mijnheer de Voorzitter, wil ik thans enkele opmerkingen maken met betrekking tot de

N.A.V.O.

Was de eenheid in deze organisatie reeds meermalen verre zoek, het uittreden van Frankrij k heeft de N. A. V. O. voor grote moeilijkheden geplaatst.

Over het grondgebied en de luchtruimte van Frankrijk kan door de N.A.V. O.-partners niet meer worden beschikt, terwijl de Franse strij dkrachten slechts bij agressie kunnen worden ingeschakeld. Het is echter zeer de vraag of Frankrijk binnen afzienbare tijd niet geheel met het Noordatlantische bondgenootschap zal breken.

In een recente publikatie van de chefstaf van het Franse leger werd dit zelfs reeds verdedigd op grond van de overweging, dat de Sovjet-Unie niet langer kan worden beschouwd als de enige en voornaamste tegenstander, waartegen Frankrijk zich moet verdedigen. De Russen zouden nl. volgens deze chef-staf te zeer in beslag worden genomen door hun ekonomische zorgen om hun levensstandaard te verhogen. Voorts zou Frankrijk om voor de verdediging niet langer van de Verenigde Staten afhankelijk te zijn en opdat Frankrijks strijdkrachten in een eventuele oorlog geen beslissingen van Amerikaanse generaals zullen behoeven op te volgen, moeten overgaan tot het in versneld tempo bouwen van

atoomonderzeeërs

voorzien van lange-afstandsraketten, die waterstofbommen van meer dan een megaton naar alle delen van de wereld kunnen brengen. De vraag rijst nu welke andere tegenstanders Frankrijk op het oog heeft. Wordt daarmede China bedoeld of wellicht de Verenigde Staten? Gaarne zal ik het oordeel van de Minister vernemen over de door genoemde chef-staf onthulde z e i t W 1 plannen, die blijkbaar ook de instemming hebben van de Franse Presi dent. Wanneer ze ten uitvoer worden gebracht, betekent dit m.i. een

geduchte verzwakking

van de N.A.V.O., daar te duchten is, dat alsdan bij een eventuele oorlog met de Sovjet-Unie op Frankrijks steun niet meer te rekenen valt. Ook het feit, dat Engeland met het oog op de financiële lasten op 1 januari a.s. 6000 en Amerika in verband met de oorlog in Vietnam 35.000 man uit West-Duitsland terugtrekken, moet als een verzwakking worden aangemerkt.

Wel is van die zijde te kennen gegeven, dat de desbetreffende troepen zullen terugkeren, zodra de spanning in de internationale situatie toeneemt, maar gezien de enorme mankrachten de bewapening van de legers van het Wcu: schau-Pakt is te vrezen, dat bij een plotsehng toeslaan van de vijand de aanvoer van troepen uit Engeland en Amerika te laat komt, hetgeen zoveel te meer klemt, omdat de legers van het Warschau-Pakt, zoals reeds is gezegd, veel sterker zijn dan die van deN.A.V.O.

Overgaande op enkele andere punten, mijnheer de Voorzitter, wil ik er nogmaals bij de bewindslieden op aandringen te bevorderen, dat militairen, die om godsdienstige redenen

des zondags

niet willen reizen, in de gelegenheid zullen worden gesteld des maandagsmorgens per eerste gelegenheid, dus zo vroeg mogelijk, in hun garnizoen terug te keren. Wanneer wordt bedacht, dat rooms-katholieke militairen op rooms-katholieke feestdagen steeds verlof krijgen en dat zij ook elk jaar een week verlof krijgen voor het deelnemen aan een dusgenaamde bedevaart naar 1 ourdes, moet daarbij toch wel van een onduldbare diskriminatie worden gesproken.

Ook bepleiten wij andermaal, dat er ^ tegen het

vloeken

in de weermacht streng zal worden opgetreden, daar het ijdeUijk gebruiken van Gods naam één van de grootste zonden is, die bij Israël weleer op Gods bevel zelfs met de dood moest worden gestraft. Bovendien is het voor menige militair uitermate onaangenaam het vloeken te moeten aanhoren. Gezien de mij toegemeten korte spreektijd kan ik hierop thans niet verder ingaan. Ik volsta derhalve met mij geheel aan te sluiten bij hetgeen door de geachte afgevaardigde, de heer Walburg, zoeven is gezegd. Over de afschaffing van het

lektuurverbod

behoef ik thans niet veel meer te zeggen na hetgeen hierover door mij reeds in de openbare kommissievergadering is opgemerkt. Ik betreur die afschaffing in hoge mate, daar van een door de Minister in te stellen kommissie door ons bitter weinig wordt verwacht. De ervaringen, welke werden opgedaan met de bioskoopkeuringskommissie, terwijl het begrip „pornografisch" uitermate rekbaar is gebleken te zijn en voorts de burgerlijke overheid een zg. openheid voorstaat, waardoor allerlei godslasterlijke, schunnige en zeden verwilderende lektuur, alsmede ditotelevisievoorsteUingen worden toegelaten, zij neven zovele redenen, waarom wij tegenover een kommissie, als door de Minister is aangekondigd, zeer sceptisch moeten staan. Wat het militaire

belangenreglement

betreft, stemt het ons tot voldoening, dat door de bewindsman tot intrek- king hiervan is overgegaan. Wij zijn hem hiervoor zeer erkentelijk. Dit had eigenlijk al veel eerder moeten gebeuren, daar bijna alle artikelen van dit in 1934 ingevoerde reglement reeds buiten werking waren gesteld. Door de intrekking is aan de wens van velen uit het leger voldaan, daar nu de militaire belangenverenigingen in het vervolg behalve voor de belangen der beroepsmilitairen ook voor die van de dienstplichtige en de gepensioneerde onderofficieren zullen kunnen optreden.

Vervolgens zou ik gaarne van de Regering vernemen, hoe het staat met het toekennen van

gratifikaties

bij ambtsj ubilea van gewezen beroepsmilitairen. Voorheen kregen deze een gouden of zUveren medaille voor 36 of 24 dienstjaren, met een gratifikatie van een volle maand bezoldiging met eventueel kindertoeslag in het eerste geval en van een halve maand in het tweede geval. Doordat de leeftijd voor ontslag op 55jaar is gebracht, bestaat er in verschillende gevallen geen aanspraak meer op deze toekenning, wat voor de hierbij betrokkenen een grote tegenvaller is. De ambtsvoorganger van de Minister heeft destijds toegezegd, dat hij deze aangelegenheid met de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken zou bespreken en bereid was haar eventueel ook in het georganiseerd overleg in bespreking te brengen, maar volgens de mij verstrekte inlichtingen is deze kwestie nog steeds niet opgelost. A'Iijn vraag is nu of de bewindslieden hierover nadere inlichtingen kunnen geven en of zij, indien deze zaak nog niet is opgelost, willen bevorderen dat aan de verlangens der hierbij betrokkenen wordt voldaan.

Voorts zou ik bij de bewindslieden ten sterkste willen bepleiten het daarheen te leiden, dat de

pensioenen

van vroeger gepensioneerden worden aangepast, d.w.z. op gelijk niveau worden gebracht met de pensioenen van de aktief dienende beroepsmilitairen in dezelfde rang en met dezelfde diensttijd, wanneer dezen thans worden gepensioneerd.

Ten slotte zou ik er met het oog op de werkgelegenheid ten sterkste bij de bewindslieden op willen aandringen bij bestellingen voor de defensie bij voorkeur de Nederlandse industrie in aanmerking te doen komen,

In zijn beantwoording der sprekers merkte de Minister ten aanzien van Ir. Van Dis het volgende op:

Ten slotte heeft de geachte afgevaardigde, de heer Walburg, een pleidooi gehouden om ons vooral te buigen over het vraagstuk van het vloeken.

Ik ben het voUedig eens met de geachte afgevaardigde — zijn betoog werd ondersteund door de geachte afgevaardigden, de heren Jongeling en Van Dis — dat wij niet alleen maar kunnen zeggen, dat er voorschriften staan in het Reglement op de Krijgstucht dat er niet mag worden gevloekt; daarmede krijgen wij de zaak niet onder de knie. Ik ben bereid toe te zeggen, dat ik bij voorbeeld de geestelijke verzorging zal inschakelen en ook in de interne voorlichting — dus in „Alle Hands", „ Legérkoerier" en „De Vliegende Hollander"—hierover het nodige zal zeggen.

Mijnheer de Voorzitter! De geachte afgevaardigde, de heer Van Dis, heeft gevraagd wat ik denk van de uitlatingen van generaal Ailleret. Dit is de naaste medewerker van generaal De GauUe. Ik heb geen officiële verklaring van generaal Ailleret onder ogen gehad, maar ik heb zijn uitlatingen wel in de krant gelezen. Ik kan ze niet onderschrijven.

Wij zullen aUes doen wat mogelijk is om het vloeken tegen te gaan.

De heer Van Dis heeft verder gevraagd of de pensioenen van vroeger gepensioneerden niet moeten worden aangepast aan die van de personen, die thans worden gepensioneerd. Dit geschiedt door het in 1963 ingevoerde systeem van welvaartsvastheid van de ambtelijke pensioenen. Alleen de zogenaamde strukturele salarisverhogingen werken bij dit systeem niet door in de pensioenen. Dit geldt voor aUe gepensioneerde overheidsdienaren en vormt dus geen specifiek probleem voor het militaire personeel.

De geachte afgevaardigde heeft ook aandacht gevraagd voor het reizen op zondag. Ik hoop, dat hij mij gelooft als ik zeg, dat het mij werkelijk bijzonder spijt, dat niet alle militairen, die op grond van hun godsdienstige overtuiging bezwaren hebben tegen het reizen op zondag, kan worden toegestaan op maandag per eerste reisgelegenheid naar hun onderdeel terug te keren. Er is naar gestreefd de duur van de eerste oefening zo kort mogelijk te houden.

Het aantal beschikbare oefenuren is echter reeds zo minimaal, dat er niets meer af kan. Het is een gelukkige omstandigheid, dat een groot deel van de dienstplichtigen eenmaal per veertien dagen een lang weekeinde heeft, zodat deze groep dan niet op zondag behoeft te reizen. Van diskriminatie tussen protestantse en rooms-katholieke mUitaLren is — dit kan ik de geachte afgevaardigde, de heer Van Dis, verzekeren — absoluut geen sprake.

Staatssekretaris Haex zei het volgende;

De geachte afgevaardigden, de heren Wieldraaijer, Kikkert en Walburg en Van Dis, hebben in dit verband gesproken over een maximale deelname van de industrie, iets, waarover de Minister de nodige geruststellende woorden heeft gesproken. Ik wil er alleen nog aan toevoegen, dat de samenwerking zich niet alleen afspeelt op het gebied van de produktie, maar ook op het gebied van de ontwikkeling. Uiteraard zal daarbij van militaire zijde uit een oogpunt van konkurrentiestrijd het beroemde drietal: prijs, levertijd en kwaliteit, altijd als grondslag bij de onderhandelingen blijven dienen. Op de vraag over de financiering van de tanks wil tk antwoorden, dat het het voornemen is, daartoe een afzonderlijk wetsontwerp aan de Kamer aan te bieden binnen het raam van de toegestane begrotingsgelden en daarna tot aanschaffing over te gaan. Het gaat om een soortgelijke procedure als wij ten aanzien van de F-5 hebben gevolgd. In de begroting voor 1968 is een bedrag aanwezig om als aanbetaling te kunnen worden aangewend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1968

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Defensie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1968

De Banier | 8 Pagina's