Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WETSONTWERP B.T.W.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WETSONTWERP B.T.W.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Antwoord Regering en repliekrede

Ir. Van Rossui

In zijn rede was door Ir. VanRossum de bijzondere aandacht der Regering gevraagd voor de gevolgen van de wet op de omzetbelasting over de toegevoegde waarde met het oog op de detailhandel en het kleinbedrijf.

Voor hen toch die onder deze belasting zullen vallen, betekent dit een extra-belasting, terwijl zij bovendien een geweldige administratieve verplichting krijgen opgelegd. Hoe loonintensiever een bedrijf is, des te eerder heeft het administratieve verplichtingen met loonlijsten en alles wat daarmede samenhangt, terwijl het gevaar loopt op dit punt nog weer zwaarder belast te worden.

Met andere Kamerleden had Ir. Van Rossum ook de kwestie van de bollenkultuur, de boomkwekerijen en de bloemkwekerijen ter sprake gebracht. Voorts had de heer Van Rossum gevraagd of de vrijstelling van het registratierecht ook geldt bij het overdragen van gedeelten van land-en tuinbouwbedrijven voor diverse doeleinden van algemeen nut, .b.v. stulqes bos voor natuurwetenschappelijke of landschappelijke doeleinden.

De Staatssekretaris, de heer Grapperhaus beantwoordde deze opmerkingen als volgt:

De geachte afgevaardigde de heer Van Rossum heeft zich afgevraagd, of het niet mogelijk was, een andere regeling te maken met betrekking tot de

belastingverplichting

voor deze ondernemers. Hij noemde de toegevoegde waarde een onvoldoende goed richtsnoer. In het mondeling overleg - ik adviseer de geachte afgevaardigde het verslag daarvan nog eens te lezen - heb ik gezegd dat ik erken dat er bepaalde bezwaren kleven aan de methode om via de toegevoegde waarde de vrijstelling te regelen. Ik heb echter ook gezegd dat ik geen betere methode zie. De geachte afgevaardigde de heer Verlaan heeft een oplossing gegeven, maar niet een betere. Ik zie dus geei> betere oplossing en ook de oplossing van de geachte afgevaardigde de heer Van Rossum is naar mijn gevoelen geen betere. Immers wij moeten goed in het oog houden dat men in deze tij d waarin branchevervaging hand over hand toeneemt, niet kan komen tot een

sluitend systeem

zoals hij dat heeft voorgesteld, omdat wij dan per onderneming de ene en de andere bedrijfsuitoefening weer zouden moeten gaan isoleren. Daarom wil ik artikel 25 in de huidige vorm bepaald gaarne handhaven. De geachte afgevaardigden de heren Notenboom, Van Rossum en Kieft hebben gesproken over de bloembollen en de sierteelt. De heer Kieft heeft gezegd: Ik begrijp de aandrang om deze branche onder delandbouwregeling te brengen, maar ik zie heel goed de bezwaren hiervan in. Mijnheer de Voorzitter! Ik zie deze bezwaren ook. De in tabel 1 opgenomen eindprodukten staan daarin in verband met het sociale effekt van het lagere tarief. Dit geldt niet voor deze groep. Binnen een algemene verbruiksbelasting ligt het namelijk niet voor de hand, bestedingen voor

bloembollen en sierteeltprodukten

aan een lager tarief te onderwerpen. Deze produkten passen ook moeilijk in de landbouwregeling, omdat de voordruk bij de bloembollen ongeveer 3 pet. is, hetgeen aanzienlijk lager is dan de gemiddelde voordruk van de landbouwer. Verder wil ik er de aandacht op vestigen, dat de meeste bloembollen en ook veel sierteeltprodukten worden geëxporteerd. De meeste telers, die dan onder de landbouwregeling zouden vaUen, zouden dan toch moeten opteren. Bovendien behoeft het tarief niet gelijk te zijn aan dat van de andere E. E.G.-landen. Ik weet, dat deze kwestie in het mondelinge overleg naar voren is gebracht. De exporterende bloembollenkweker krijgt de omzetbelasting terug. De buitenlandse exporteur wordt aan de grens met ons 12 pct.-tarief gekonfronteerd. Ik meen, dat men om die reden niet kan stellen, dat hier in vergelijking met de andere E. E.G.-landen een konkurrentieverstoring optreedt. De vrijstelling van

registratierecht

bij overdracht van land door ouders aan kinderen in de sfeer van de landbouwonderneming is ook genoemd. De geachte afgevaardigde de heer Van Rossum heeft gevraagd, of ik niet bereid ben, indien een klein gedeelte van het land wordt overgedragen aan anderen dan kindren, enige soepelheid te betrachten. Ik ben daartoe wel bereid, wanneer die overdracht ongeveer gelijktijdigplaats vindt. Zou de overdracht aan kinderen door overdracht aan derden worden voorafgegaan, dan speelt het geen rol. De geachte afgevaardigde de heer Van Rossum heeft gevraagd, of leveringen door lijkbezorgers belast zijn. Die vraag moet ik

bevestigend

beantwoorden. Hij heeft gevraagd of rontgenapparaten onder geneesmiddelen vallen. Onder de geneesmiddelen zijn evenals thans, geen apparaten begrepen. Rontgenapparaten zullen dus niet worden aangewezen. Dezelfde geachte afgevaardigde heeft ook gevraagd, of het niet onlogisch is, dat een verschil is gemaakt tussen aardbeien, die met4pct. zijnbelast, en aardbeienjam, die met 12 pet. is belast. Het is mij niet duidelijk, hoe de geachte afgevaardigde daartoe komt, daar jam valt onder post 11 van tabel 1. Ik hoop dat ik hiermede de geachte afgevaardigde heb beantwoord. Ik ben niet ingegaan op alle details, die nog zijn aangevoerd en die bij de behandeling van de amendementen, naar ik aanneem, aan de orde zullen komen.

Aangezien de Regering enkele vragen niet had beantwoord of de bedoeling ervan blijkbaar niet begrepen had, kwam Ir. Van Rossum op één en ander terug in zijn

Repliekrede

Deze luidde als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Ik wil beginnen met mijn hartelijke dank uit te spreken voor de vele antwoorden, die ik van de bewindsUeden heb ontvangen. Met dankbaarheid heb ik kennisgenomen van het antwoord van de Staatssekretaris, dat bij overdracht van ouders op kinderen het registratierecht ook niet verschuldigd zal zijn, indien ongeveer gelijktijdigdaarmede gedeelten voor andere doeleinden zullen worden bestemd.

Mijnheer de Voorzitter! Een aantal door mij gestelde vragen is nog niet beantwoord. In de eerste plaats betreft dit vragen over de

detailhandel en het kleinbedrijf.

De Staatssekretaris heeft in dit verband gezegd, dat hij de steen der wijzen niet heeft gevonden. Ik geloof helemaal niet in de steen der wijzen. Daarmede heb ik dus geen moeite. Wij moeten echter altijd jagen naar de volmaaktheid, ook al moeten wij beseffen dat wij deze op aarde niet bereiken. Ik heb in de eerste instantie betoogd aan de hand van een aantal voorbeelden dat, naarmate deze bedrijven meer arbeidsintensief zijn, zij meer last hebben van de administratieve maatregelen. Is er geen maatregel te treffen, waarbij de bedragen in artikel 25 worden gekoppeld aan de verhouding van de omzet en het aantal werkkrachten, dat in het betreffende bedrijf werkzaam is. De Staatssekretaris heeft gezegd. Handelingen blz. 2170 linkerkolom: „dat de invoering van deb.t.w. voor de detailhandel grote administratieve problemen zal scheppen". Als hij daarvan overtuigd is, is het hem misschien dan ook mogelijk in dezen passende maatregelen te nemen.

Wat de

schoenindustrie

betreft heb ik gevraagd, of er geen moeilijkheden zijn te vrezen, doordat de invoering van de b.t.w. ongeveer gelijktijdig plaatsvindt met die van de wettelijke maatregelen omtrent de verontreiniging van de oppervlaktewateren, waardoor ook deze bedrijfstak ernstig wordt getroffen, nl. door gelijktijdige invoering in dubbel opzicht. Op deze vraag heb ik geen antwoord ontvangen.

Mijnheer de Voorzitter! Ten aanzien van het

herstellen

van textiel en schoenen is er een verschil in tarief. Het herstellen van schoenen valt onder een laag tarief, terwijl het herstellen van textiel onder een hoog tarief valt. Zal het zwaar belasten van het herstellen van textielgoederen niet tot gevolg hebben, dat veel minder mensen geneigd zullen zijn hun textielgoederen te laten herstellen dan thans het geval is en dat zij meer nieuwe textielgoederen kopen? Als dit het geval is, zal minder herstel plaatsvinden. Herstellen is meer arbeidsintensief dan het sterk gemechaniseerd produceren van nieuw materiaal. Hierdoor kan een verschuiving optreden, die de werkgelegenheid nadelig beïnvloedt. Ik verneem gaarne, of hiermede rekening is gehouden bij de genoemde cijfers van de vermindering van de werkgelegenheid in deze bedrijfstak. Door de invoering van de b.t.w. moeten vele bedrijven, die korting verlenen via zegelsystemen enz., hun administratie mechaniseren of ombouwen. Ik verneem gaarne van de bewindslieden welke compensatie daar tegenover staat.

Mijnheer de Voorzitter! Een belangrijk punt bij de invoering van de b.t.w. heeft betrekking op de

landbouw.

In eerste instantie zijn wij al akkoord gegaan met de gehele landbouwrege-Ung. De Staatssekretaris die op een .wonderbaarlijke wijze vele vragen in korte tijd heeft beantwoord, heeft enkele vragen van de geachte afgevaardig. den, de heren Notenboom, Kieft en van mij samengevoegd. Daarom heb ik waarschijlijk een ander antwoord ontvangen dan ik verwachthad. Mijn vragen hadden betrekking op de bollenkultuur, de boomkwekerijen en de bloemkwekerijen. Het is mij volkomen duidelijk, dat de bedrijven, die geheel op de export zijn ingesteld, liefst hun produkten schoon van belasting over de grens zien gaan. Het ging echter niet om deze bedrijven, maar om de

mengbedrijven.

Hiervan zijn er bij zonder veel. Ik denk aan een groot aantal weidebedrij ven, speciaal in Noord-Holland, die ook enige bollenkultuur hebben, maar ook aan fruitteeltbedrijven in de Betuwe gekombineerd met boomkwekerijen. Als ik het wel heb, zijn er in ons land 8000-12.000 van deze soort mengbedrijven. Er kan dus niet gesproken worden van eeri kleine groep van bedrijven, waarin behalve aan land-en tuinbouw ook aan sierteelt wordt gedaan. Wanneer deze nu worden gedwongen om geheel onder de sierteelt te vallen, moeten zij dus allemaal komplete boekhoudingen gaan aanschaffen, hetgeen toch wel een extra zware belasting wordt voor over het algemeen kleinere land-en tuinbouwbedrijven. Het zijn immers meest bedrijfjes van tussen 5 en 20 ha. Er is hierover een studie verschenen van een studiegroep in , , Nieuwe bedrijfssystemen in de landbouw" in publikatie nummer 11. Op de blz. 118 t/m 120 staat het een en ander over deze gemengde systemen, zodat de Staatssekretaris het kan nagaan. Ik zal het om het niet te lang te maken nu niet voorlezen.

De heer Grapperhaus, Staatssekretaris van Financiën: Wilt u nog even herhalen waar het staat?

De heer Van Rossum (S.G.P.): Dit staat in

„ Turnbouwgewassen voor de akkerbouw",

een verslag van de studiegroep tuinbouwteelten voor de akkerbouw. Het is een publikatie van februari 1967, getiteld „Nieuwe bedrijfssystemen in de landbouw", nummer 11. Hierbij horen natuurlijk ook nog de nodige landbouwstatistieken. Ik ben gaarne bereid om ze de Staatssekretaris ter hand te stellen. Het gaat over een zeer grote groep van normaliter kleine land-en tuinbouwers, die over het algemeen onder de landbouwregeling zouden vallen. Ik wil er dan ook voor pleiten om deze landbouwers alsnog onder deze regeling te laten vallen. Het antwoord van de Staatssekretaris sloeg op de grotere sierteeltbedrijven en dit bedoelde ik eigenlijk niet. Ik wil dan ook nu verduidelijken, dat het over deze gemengde bedrijfsvorm gaat, die administratief zeer zwaar zal worden belast, hetgeen naar mijn mening onjuist is. Ik wil bepaald ervoor pleiten dit alsnog uit de wet te halen, hetgeen vrij eenvoudig is te regelen. Bovendien wordt er van de zijde van de landbouw naar gestreefd deze

produktievorm

bij de landbouw ingang te doen hebben om daardoor de zuivelproduktie enigszins te drukken en ook de moeilijkheden, die er op bepaalde punten in de akkerbouw, denk aan de aardappelproduktie, en met de fruitteelt zijn, enigszins op te lossen. Hetgeen de Staatssekretaris dus op dit punt eventueel minder ontvangt via de b.t.w., moet hij anders toch aan het L.E.F, uitgeven, omdatdebedrijfsomschakeling niet voldoende vlot verloopt. Het b.t.w.-stelsel mag toch in geen geval deze bedrijfsomschakeling afremmen of blokkeren. Wanneer wij dit doen, moeten wij toch het geld aan Huivelsteun via het L.E.F, uitgeven, zodat er bepaald geen budgetaire moeilijk heden aan vastzitten.

Wat de visserij betreft, is er nogal verschil tussen de visserij op de Noordzee enerzijds, waarvan in de stukken ook staat, dat er inklaring moet plaats vinden, en de binnenvisserij en de oester-en mosselkultuur anderzijds. Is voor deze laatste groep niet een forfaitaire regeling te treffen? Ook over de

binnenscheepvaart

heb ik een vraag gesteld. Komt deze niet in een moeilijke positie, nu de spoorwegen onder het 4 pct.-tarief gaan vallen? Op deze vraag zullen wij ook nog graag een antwoord hebben. Zij zijn over het algemeen niet zo gelukkig met prijzenbeschikkingen, omdat die natuurlijk altijd enigszins dirigistisch zijn. Wij willen graag, dat de Regering de vinger aan de pols houdt, maar wij hebben er geen behoefte aan de moties die op dit punt zijn ingediend te steunen.

Mijnheer de Voorzitter! Over belastingmaatregelen en kompensaties zijn reeds zo veel vragen gesteld, dat ik slechts in herhalingen zou vervallen. Hiervan wil ik dan ook afzien, en mij alleen aansluiten bij de deskundige betogen die hierover reeds zijngehouden.

De Staatssekretaris beantwoordde Ir. Van Rossum als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Ik ben zo gekomen op het punt van de kleine ondernemers. Met betrekking tot dat punt heeft de geachte afgevaardigde de heer Van Rossum gevraagd of iets kan worden gedaan aan artikel 25. Hij heeft gevraagd of de norm van de toegevoegde waarde, die bij dat artikel wordt gehanteerd om de vermindering van omzetbelasting te berekenen, niet kan worden vervangen door het aantal werkkrachten in dienst van de onderneming.

De heer Van Rossum (S.G.P.): Verhouding omzettot aantal werknemers. Excellentie?

Staatssekretaris Grapperhaus: Een derde kriterium dus. Ik heb het gevoelen, mijnheer de Voorzitter, dat ik ook in tweede termijn die suggestie bepaald moet afwijzen, omdat zij de kontrole aanzienlijk ingewikkelder zou maken, bovendien de toepassing voor de ondernemer zou bemoeilijken, terwijl zo'n methode geen soelaas zou bieden bij voorbeeld voor de ambachtsman die zonder hulp van derden werkt. Ik moet ook bij herhaalde overweging deze suggestie van de hand wijzen. Ik kom nu tot de

landbouwregeHng.

De geachte afgevaardigde deheer Van Rossum heeft gesproken over de sierteelt. Ik moet om te beginnen antwoorden, dat het probleem, dat hij aansnijdt, ons bekend was. Dit is mede een reden geweest om een landbouwregeling te ontwerpen, zoals wij dat hebben gedaan. Ik moet er namelijk op wijzen - ik weet dat niet, of hem dat helemaal duidelijk is geworden uit de stukken - dat de landbouwregeling meebrengt, dat een nevenomzet van f 10.000 voor de niet opterende boer vrij is. Nu heeft hij geciteerd uit bepaalde stukken en hij heeft mij die ook nog ter hand gesteld. Ik wil hieruit aUes eerst extraheren dat de kontraktteelt van tulpen bijvoorbeeld ongeveer een prijs oplevert van f 11.000 a f 12.000 per ha. Dit betekent al, dat de grens van f 10.000, die door ons is getrokken, een vrij realistische benadering vormt. Nog afgezien echter van dit meer praktische aspekt zou ik willen stellen, dat ook meer theore­ tisch de gedachte van de geachte afgevaardigde, de gemengde bedrijven ook voor de sierteelt de forfaitaire landbouwregeling te geven, om twee redenen niet kan opgaan.

In de eerste plaats is de voordruk in deze sektor aanzienlijk lager dan 4 pet. Dit betekent, dat wij dan een grote bevoordeling van deze sektor zouden krijgen.

De heer Van Rossum (S.G.R): De voordruk een grote bevoordeling?

Staatssekretaris Grapperhaus: Ja, dat zou toch een bevoordeling zijn. Wanneer de voordruk in de landbouwregeling gemiddeld 4 pet. is en bij de gemengde bedrijven zelfs

De heer Van Rossum (S.G.P.): Ruim 3 pet.

Staatssekretaris Grapperhaus: Bij gemengde bedrijven kan hij zelfs dalen tot 1 a 2 pet., omdat daar meestal een additionele bedrijfsuitoefening plaatsvindt. Ik moet dan ook bepaald spreken van een groot verschil.

Er komt nog iets bij. Wanneer wij dit zouden doen, zou er een tendens zijn, dat de handelaren worden uitgeschakeld. Dit Hjkt ons geen redelijke zaak, want in de situatie, dat deze telers rechtstreeks leveren aandekonsument-dat komt juist bij deze gemengde bedrijven vaak voor - zou het grote verschil in belasting tot gevolg hebben, dat deze rechtstreekse leveringen zouden worden begunstigd.

Ik moet om deze reden de suggestie van de geachte afgevaardigde toch bepaald van de hand wijzen.

Ik zal mij naar het onderwerp van de binnenscheepvaart verplaatsen. Met name de heer Van Rossum wil ik tevreden stellen. Het personenvervoer van de Nederlandse Spoorwegen valt on der het 4 pct.-tarief, maar niet het goederenvervoer. In zoverre is er geen sprake van verschillende konkurrentiepositie. Daarbij komt, dat de binnenscheepvaart vrijwel aUeen voor ondernemers werkt, zodat door het aftrekmechanisme de vrees van de geachte afgevaardigde ongegrond is. Door de b.t.w. zal de binnenscheepvaart bepaald niet achteruit behoeven te gaan.

Mijnheer de Voorzitter! De geachte afgevaardigde de heer Van Rossum heeft nog gevraagd, of de toepassing van de b.t.w. op ondernemingen, die met kortingen, zegelsystemen en kadeaubonnen werken, er niet toe leiden kan dat kostbare aanschaffingen moeten worden gedaan dtoor die ondernemers en of daarvoor geen kompensatie kan worden gegeven. Ik wil hem daarop antwoorden, dat ik over deze punten overleg met het bedrijfsleven pleeg en dat ik zoek naar oplossingen om aan de administratieve problemen het hoofd te bieden.

Na de Algemene Beschouwingen over het wetsontwerp b.t.w. werd begonnen met het behandelen der artikelen en de amendementen, die op verscheidene artikelen waren ingediend. Hierdoor werd de duur der behandeling zeer gerekt. Er waren amendementen bij waarin werd voorgesteld naast de 4-en 12 pct.-tarieven nog een 8 pct.-tarief in te voeren. Deze kwamen van de kant van D '66 en de B.P. en hadden ten doel om sommige goederen en diensten, zoals schoeisel, textiel en bouwwerken, voor dit nieuw-voorgestelde tarief in aanmerking te laten komen. Wanneer dit 8 pct.-tarief zou zijn aanvaard zou dit voor de schatkist echter wel 400 miljoen gulden minder hebben opgebracht. Dit tarief was dan ookvoorde Regering onaanvaardbaar. Ook de grote meerderheid der Kamer dacht er zo over, zodat de desbetreffende amendementen niet aangenomen werden.

Minister Witteveen had tevoren verklaard, dat de Regering er wel ak­ koord mee ging wanneer door het aannemen van amendementen de opbrengst wat zou verminderen, maar dit mocht niet uitgaan of althans niet veel uitgaan boven de 30 miljoen per jaar. Het eindresultaat kwam heel dicht bij dit bedrag, want de aangenomen amendementen zuUen de opbrengst verminderen met 31 miljoen. Aan de meesten dezer amendementen gaf de S GP-fraktie haar stem behalve aan enkele, zoals die welke betrekking hadden op het overbrengen van het 12-naar het 4-procentstarief voor muziek, toneel en het zwemmen. De overige frakties gaven echter hieraan wel hun stem, wat voor de schatkist 2 miljoen gulden per jaar kost. Een beter resultaat dan het invoeren van een 8-procents tarief ten behoeve van de textiel had een amendement, dat ten doel had machines en apparatuur voor de kwijnende textielindustrie uit te zonderen van de overgangsregeling voor nieuwe investeringen. Voor de schatkist betekende het aarmemen van dit amendement voor 1969 edn verlies van 10 miljoen, voor 1970 van 7 miljoen en voor 1971 van 3 müjoen.

Dierenartsen werden door middelvan een amendement geheel van de B T W vrijgesteld, waardoor zij met de artsen, verloskundigen en soortgelijke personen, op één lijn werden gesteld. Ook ten aanzien van taxi's, binnenlands luchtverkeer en ongeregeld, niet toeristisch busvervoer werden verzachtingen verkregen. In plaats van met 12 pet. zullen deze met 4 pet. worden belast.

Het werk van advokaten werd eveneens onder het 4-procentstarief gebracht.

Antiek, dat ouder is dan honderd jaar, kwam ook onder het4-proeentstarief.

Een belangrijke verbetering was, dat vers tropisch fruit, zoals bananen, sinaasappelen en citroenen van het 12-proeents naar het 4-procentstarief werd overgebracht. Voor bananen is dit permanent (blijvend), voor de andere zoeven genoemde vruchten slechts tijdelijk, namelijk voor de jaren 1969 tot en met 1971. Wanneer namelijk laatstgenoemde produkten evenals de bananen blijvend naar het 4-procentstarief zouden zijn gebracht, zou dit de schatkist 25 miljoen gekost hebben, zodat er nog maar 5 a 6 miljoen voor verlaging van BTW zou overgebleven zijn. Daarom werd het amendement, dat op het tropisch fruit betrekking had, op suggestie van Minister Witteveen in boven vermelde zin gewijzigd.

Een voorstel om sportwedstrijden in het lagere tarief te brengen, werd op slechts een paar stemmen na, verworpen.

Het verwierf alleen de stemmen van de PvdA, D'66, PSP, CPN, de Boerenpartij en die van enige A R.

Amendementen om gehoorapparaten, in validenwagentjes en het herstellen van kleding onder het 4-procentstarief te brengen, werdendoor de Staatssekretaris overgenomen.

Vóór de eindstemming over het wetsontwerp werden namens de meeste frakties stemverklaringen afgelegd. Ir. Van Rossvmi deed dit als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Bij de behandeling van dit wetsontwerp hebben wij uitvoerig met de bewindslieden mogen diskussiëren. Wij hebben in eerste termijn bij verschillende punten stilgestaan; wij hebben verschillende voordelen en verschillende nadelen opgesomd. De nadelen liggen vooral op het terrein van de detailhandel en het kleinbedrijf. Onze zorgen op dit punt zijn bepaald niet weggenomen. Er blijft daar voor ons wat betreft de extra administratieve belasting van deze bedrijven een grote moeiüjkheid zitten. Wij hebben grote moeilijkheden op het gebied van het schoeise. en de textiel. Wij hebben uit de schriftelijke en mondelinge behandeling begrepen, dat het textiel aJs eerste levensbehoefte niet van het meer luxe textiel kan worden gescheiden. Daartoe ziet de Staatssekretaris geen mogelijkheid. Aan de andere kant wil hij de luxere landbouw en de eer gewone landbouw duidelijk wel gescheiden houden, hetgeen voor ons een groot bezwaar is gebleven. Wij zien dus een groot aantal nadelen, die voor ons zwaar wegen. Wij zien aan de andere kant — dit hebben wij in eerste instantie al gezegd — in dit systeem ook belangrijke voordelen, vooral voor de buitenlandse handel, hetgeen een sthnulans voor onze ekonomie betekent.

Wij zijn bijzonder dankbaar voor de toezeggingen, die de Staatssekretaris heeft willen doen met betrekking tot de vrijstelling van registratierecht bij bedrijfsoverdracht, die in artikel 43 is opgenomen. Dit zal natuurlijk ook een stimulans betekenen voor bedrijfsoverdrachten op jongere leeftijd, die bepaald de land-en tuinbouw ten goede zullen komen. Door amendering zijn op bepaalde punten nog wel enkele van onze wensen vervuld. Onze fraktie is bij het afwegen tegen elkaar van alle voor-en nadekn tot de konklusie gekomen, dat zij, zij het met grote pijn in het hart, haar stem aan dit wetsontwerp niet zal onthouden.

Het wetsontwerp werd hierop met 83 tegen 54 stemmen aanvaard. Tegen stemden de PvdA, D'66, BP, PSPen CPN. De radikalen (groep-Aarden) sloten zich thans dus niet aan bij de PvdA, daar ook zij vóór het wetsontwerp stemden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 1968

De Banier | 8 Pagina's

WETSONTWERP B.T.W.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 1968

De Banier | 8 Pagina's