Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beantwoording door de Regering van de rede van ir. Van Rossum

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beantwoording door de Regering van de rede van ir. Van Rossum

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

De vorige week hebben wij de rede van Ir. Van Rossum, door hem bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat gehouden, onder de aandacht gebracht. Thans zullen wij het antwoord van de Minister van Verkeer en Waterstaat, de heer Bakker, en dat van de Staatssekretaris, de heer Keyzer, op deze rede geven.

Minister Bakker merkte het volgende op:

Mijnheer de Voorzitter! Er zijn veel vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over de schaderegeUng ex artikel 8 van de Deltawet. Ik kan mededelen, dat in dezen een vrij strak werkschema wordt aangehouden voor het indienen van het wetsontwerp. Helaas moet ik de Kamer zeggen, dat ik het tienjarig jubileum van de Deltawet wel moet laten passeren. Ik hoop mij wel te houden aan de afspraak, dat dit wetsontwerp in dit parlementaire jaar aan de Kamer zal worden aangeboden.

De definitieve afwikkeling van de claims voor de oesterkwekers is thans nog niet mogelijk. Met betrekking tot enkele soorten bedrij femiddelen moeten nog taxaties worden verricht. Ik meen, dat de geachte afgevaardigde, de heer Van der Pëijl, iets te optimistisch was over de gehele voortgang van deze procedure. In augustus jl. is de oesterkwekers nog de opgave verstrekt voor de berekening van de verloren gegane oestervoorraden in de winter 1962-1963. De vereiste gegevens zijn nog niet door alle oesierkwekers verstrekt. Ik hoop echter, dat deze vertraging er niet toe leidt, dat deze oesterkwekers in likwiditeitsmoeilijkheden komen. Wij zijn gaarne bereid, door middel van het verlenen van voorschotten, zoveel mogelijk aan dergelijke moeilijkheden tegemoet te komen.

De berekening van de voorraden is bijzonder moeilijk. Ik heb hierover ongeveer vier weken geleden metoudstaatssekretaris Van den Berge gesproken, die zich altijd voor dergelijke zaken heeft geïnteresseerd. In dat gesprek bleek, dat aan de juiste bepaling van de voorraden veel moeilijkheden kleven.

Er is nu een goede procedure ontwikkeld. Degenen, die kunnen aantonen, dat zij op grond van deze procedure in een ongunstige positie komen, hebben de mogelijkheid om te bewijzen. dat hun voorraden op dat moment beter waren dan volgens het gevraagde schema kan worden aangetoond. Ik meen, dat dit een goede methode is om te komen tot een zo zorgvuldig mogelijke bepaling van het bedrag, (lat men nodig heeft. Dit is natuurlijk van grote betekenis. Het leeft in de gemeenschap van lerseke heel sterk, dat op een rechtvaardige wijze deze bedragen te zijner tijd worden vastgesteld. Ik doe er liever enkele maanden langer over, zodat een zorgvuldige bepaling kan plaatsvinden.

Mijnheer de Voorzitter! Verschillende geachte afgevaardigden hebben ge-\Taagd hoe het staat met de financiële steun aan de waterschappen. Ik kan mededelen, dat nog geen beslissing is o-enomen op het rapport van de kommissie-Steenbeek.

Het vraagstuk van de kalamiteuze polders, waarover de heer Van Rossum heeft gesproken, wil ik gaarne aanhouden voor bestudering in de kommissie onder voorzitterschap van de heer Kranenburg, de zogenaamde diepdelverskommissie. Zij kan over de positie en de taak van de waterschappen spreken en ik meen, dat het goed is om ook het vraagstuk van een betere verdeling van het beheer van deze werken tussen het rijk en de waterschappen aan deze kommissie ter bestudering over te dragen.

De geachte afgevaardigde, de heer Van Rossum, heeft nog gesproken over de Bijdragenwet Deltawerken. Het subsidiepercentage, de 25 pet., die op een speciale rekening wordt geboekt, brengt natuurlijkeen element van onzekerheid met zich. Dat kan ik niet ontkennen. Ik hoop, dat ik deze zaak tegelijk met de gehele zaak van de waterschappen kan afdoen. Ik geloof, dat dit ook billijk is, want daarmee staat het in wezen ook in relatie. Dan ziet het er dus naar uit, dat een beslissing over deze 25 pet. toch niet al te lang meer op zich behoeft te laten wachten.

Ik meen, dat de heer Van Rossum ook heeft gesproken over de woningen op de dijken. Ik zou er wellicht ten overvloede op willen wijzen, dat het hier een onverplichte bijdrage betreft. Deze woningen staan veelal juridisch op zodanige kondities, dat zij zonder enige vergoeding kunnen worden opgeruimd, indien dit nodig is voor de verhoging van de dijken. Ik geloof dan ook, dat de regeling, die nu al geruime tijd wordt toegepast, namelijk om onverplicht toch een vergoeding van 75 percent te geven, toch wel in redelijke mate tegemoet komt aan de bijzondere positie, waaronder deze woriingen daar zijn geplaatst.

De heer Van Rossum (SGP): Onafhankelijk van de Bijdragenwet?

Minister Bakker: Ja, dit percentage staat niet in relatie tot de Deltawet. Het is toevalligerwijze hetzelfde percentage, namelijk 75. Eenvergoeding van 100 percent heeft men nooit noodzakelijk en volstrekt billijk gevonden, omdat men wist dat men daar onder bezwarende kondities stond. Vandaar is dus altijd vastgehouden aan het percentage van 75.

De subsidiëring van de rivierdijken vloeit vüteraard niet voort uit de Bijdragenwet Deltawerken. Dit is geen gevolg van de deltawerken. Het gaat hier om de maatgevende afvoer van de grote rivieren, waaruit deze verhogingen van de dijken voortvloeien, verhogingen, die de draagkracht van de beheerders te boven gaan.

De geachte afgevaardigde, de heer Van Rossum, heeft mij een vraag gesteld over de sluis bij Harderwijk. De vraag of en wanneer in de huidige situatie verandering zal worden gebracht, . wordt nog bezien. Daarbij speelt in de eerste plaats een rol de onzekere toekomst van hetpeilbeheersingssysteem van de betreffende randmeren en in de tweede plaats ook de omstandigheid, dat wij er niet zeker van zijn, in welke mate in de toekomst grotere vaartuigen gebruik zullen willen maken van de randmeren; wij zijn er dus niet zeker van welke route men zal gaan volgen.

De geachte afgevaardigden, de heren Koekoek en Van Rossum, hebben een opmerking gemaakt over het Postelkanaal. In het najaar van 1967 heb­ ben wij een rapport ontvangen vanhet E.T.I. in de provincie Noord-Brabant over de rentabiliteit. Op grond daarvan kan nog geen definitief standpunt worden bepacdd. Ik meen, dat ik de Kamer heb toegezegd, dat, indien dit standpunt in overleg met het provinciaal bestuur is bepaald, ik haar daaromtrent zal inlichten.

Het spreekt wel vanzelf, dat hier heel sterk moet worden gekeken naar de sociaal-ekonomische rentabiUteit.

Wat de nieuwe buitenhaven van Scheveningen betreft, merkte de Minister nog op, dat in 1968 de eerste voorbereidingen voor de bouw worden gedaan. De havendammen worden verbreed en het werkterrein wordt aangelegd, zodat in 1969 het werk op grote schaal een aanvang kan nemen.

Staatssekretaris Keyzer zei het volgende:

De geachte afgevaardigden, de heren Boertien, Van Rossum en Van den Heuvel, hebben gevraagd of ik de persberichten over de gisteren gehouden vergadering van de Duitse Bundestag kan bevestigen, volgens welke weinig verandering is te verwachten in de vervoerspolitieke plannen van de Duitse regering. Het lijkt mij nog te vroeg over deze aangelegenheid een uitspraak te doen. Enerzijds valt het op, dat de Duitse regering in dit geval niet schroomt van sterk nationalistisch getinte argumenten gebruik te maken. Deze hebben naar mijn gevoel een enigszins onheilspellende klank met betrekking tot het verdere internationale overleg. Hiertegenover staat evenwel, dat de Bondsregering lieeft verklaard de aanbeveling van de Kommissie zorgvuldig te zullen onderzoeken. Tevens heeft zij gezegd bereid te zijn te overleggen over de alternatieve denkbeelden, die in het Duitse parlement naar voren zijn gekomen. Het is mij bekend, dat de heer Leber aan alleDuitseparlementsleden het advies van de Europese Kommis­ sie heeft toegezonden. Voorshands zullen wij dan ook de hoop niet moeten opgeven, dat Duitsland zich bewust zal zijn van de konsekwenties van zijn standpunt.

De geachte afgevaardigde, de heer Van Rossum, heeft nog eens gevraagd hoe het nu zit met het varen op zondag in de binnenvaart. Ik heb, zoals ik in de vaste kommissie heb toegezegd, deze zaak opnieuw onder de aandacht van de kommissie-Valentgoed gebracht, een studiekonjmissie voor het onderzoek naar de arbeidstoestanden in het binnenscheepvaartbedrijf. Ingevolge uw, verzoek heb ik aan deze toezegging uitvoerig in een brief voldaan. Hierbij is de vraag welke mogelijkheden aanwezig zijn om op enigszins korte termijn tot een bevredigende oplossing te komen. Verdere mededelingen kan ik op het t)genblik niet doen, maar ik heb me, naar ik meen, van mijn plicht in dezen gekweten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1968

De Banier | 8 Pagina's

Beantwoording door de Regering van de rede van ir. Van Rossum

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1968

De Banier | 8 Pagina's