Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRAF OF OVEN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRAF OF OVEN?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele gedachten over de lijkverbranding

Wij zagen dat bij de behandeling van de motie-Scheps door de heer Beernink feitelijk geen verzet tegen deze motie werd geboden. Van A.R. zijde werd door de heer Schakel verklaard, dat zijn fraktie zich er eerst over moest beraden om het standpunt der fraktie te bepalen.

De heer Schakel deed dit in de volgende beantwoordingen:

De heer Scheps heeft getuigd van de grote eensgezindheid, die er zo langzamerhand in ons volk te dezer zake zou zijn ontstaan. Hij baseert zich daarbij onder meer op de eenstemmigheid van het desbetreffende rapport. Hij heeft overigens zeer terecht opgemerkt, dat de enige figuur uit de kring, die ik mede vertegenwoordig (bedoeld is Prof. Versteegh, A.R.), aan de opstelling van dat rapport door andere oorzaken niet zelf heeft kunnen deelnemen. , , Ik moetu zeggen mevr. de Voorzitter, dat ik bij deze stand van zaken van mening ben, dat, voor ik hier in deze kommissievergadering een bepaald standpunt inneem, deze zaak een onderwerp van diskussie moet zijn geweest in een fraktie als de A.R. en dat ik het, daar de diskussie met betrekking tot dit rapport tot nu toe nog niet heeft plaatsgevonden, ook tegenover de fraktie weinig elegant zou vinden om op dit moment met betrekking tot de konsept-motie-Scheps een standpunt in te nemen. Ik laat overigens met betrekking tot de materie, die hier op dit moment aan de orde is, mijn mening volkomen in het midden".

Wat de A.R. dus bij de behandeling in de Tweede Kamer zouden doen, bleef afwachten.

In gelijke geest sprak Van Helvoort (K.V.P.) , , In de motie wordt wel verondersteld — zie het gestelde onder c — , dat het nieuwe oordeel, dat zich ten aanzien van het vraagstuk van de verassing in brede kerkelijke kring heeft gevormd, een feit is, maar ik geloof toch, dat er niet voldoende gelegenheid is geweest kennis te kunnen nemen van deze reakties om reeds nu te kurmen spreken van een zich gevormd nieuw oordeel. In beginsel heb ik geen enkel bezwaar tegen de voorbereiding en indiening van een dergelijk wetsontwerp, maar mijn vraag is: Waarom zo'n grote haast? Ik wil gaarne het antwoord van de Minister afwachten alvorens een definitief standpunt in te nemen. Vervolgens kwam Alinister SmaUenbroek aan het woord. Deze zei zich te kunnen verenigen met de konklusies van de kommissie-Kan, maar was er niet ten volle van overtuigd, of de nieuwe inzichten wel tot de achterban van het kerkelijk volksdeel doorgedrongen waren. En daarmee wilde de Minister terdege rekening houden. Hij sprak:

, , Het is een zaak van ontwikkeling in R.K. kringen en reformatische kringen, ook in de kring van de gereformeerde gezindte. Er is niet alleen een ontwikkeling in kerkelijke kringen, maar ook in de kringen, die vroeger voorstander waren van kremaüe op grond van de overweging: , , Na dit leven is er geen leven". Zij die dus niet geloven in de opstanding des vleses en het eeuwige leven. Dat was vroeger de tegenstelling.

Dr. Kuyper heeft er in de vorige eeuw breedvoerig over geschreven. Hij zei: , , De begrafenis is een christelijke traditie en de kremaüe is van heidense oorsprong".

Daaraan lag o.m. ten grondslag, dat de loochening van de wederopstanding samenhing met het voorstander van krematie zijn. Die zaak ligt in Nederland op het ogenblik gans anders! Ik ken vele orthodoxe christenen, rooms-katholiek of reformatorisch, die voorstander van kremaüe zijn, althans zeker niet willen dat de overheid de belemmeringen oplegt die er op dit ogenblik nog zijn. Is deze zienswijze over de wijziging in de opvattingen ook in Nederland juist? De geachte afgevaardigde de heer Scheps zegt: Ja, dat is jvüst, kijk naar het rapport van de kommissie. Jammer genoeg heeft de heer Versteegh (A.R.) hieraan niet verder kunnen ixieewërKen; wel de heer Wagenaar, die namens de reformatorische kerken (niet aUeen de herv. kerk, maar ook de geref. kerken, en de chr. geref. kerken, namens het konvent van kerken) in de kommissie zat. Is dat ook de opvatting van de z.g. achterban? Men moet met vraagstukken als deze oppassen, dat er niet een groot verschil van opvatting komt tussen hen, die leiding geven, en de , , achterban".

Hoe zit dit nu? De Tweede Kamer der Staten-Generaal vertegenwoordigt het gehele Nederlandse volk. Bij de beoordeling van dit vraagstuk en met name ten opzichte van wat er moet gebeuren kan natuurlijk waarde worden gehecht aan een uitspraak zoals de heer Scheps die vraagt. Het zou van mijn kant onjuist zijn, met een wetsontwerp te komen wanneer tevoren vaststond dat het wetsontwerp in de Kamer slechts met zeer veel moeite zou kimnen worden aangenomen. In dat geval moet men het niet proberen. Naar mijn mening moeten we zeker geen zaken regelen die in brede kringen van ons volk nog uiterst moeilijk liggen. Het zou betekenen, dat aan het kompromis dat in 1955 tot stand is gebracht, wordt getornd. Dat kan wanneer men zegt: Na 1955 IS tiet in te denken van bredëKnngen in onze samenleving tot zulke veranderingen gekomen, dat wij b.v. zeker niet meer de eis van een codicil als voorwaarde voor een krematie kunnen handhaven. Ik onderschrijf voUedig de opmerking van de heer Beernink, n.l. dat vóór of tegen de krematie niets te maken heeft met het geloof in dewederopstanding. Ik denk aan de velen, die zijn gekremeerd, niet op eigen verzoek, in bezettingstijd". In de duplieken betoogde de heer Scheps, dat krematie naar de recente uitspraak van Romeookvoor rooms-katholieken veroorloofd is.

Nadat in de motie Scheps de woorden , , zo spoedig mogelijk" waren gewijzigd in: , , zo spoedighethaarmogelijk is", verklaarde ook de heer Van Helvoort zich namens zijn iraktie met de motie akkooord. Zo kon de motie Scheps als kommissie-motie in de plenaire Tweede-Kamervergadering van 16 november 1965 komen.

In de Tweede-Kamervergadering werd de motie Scheps aangenomen met 92 stemmen vóór en 5 tegen. De tegenstemmers waren de heren: Abma, Van Dis, P. Voogd, Koekoek en Jongeling.

R.

de R.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1968

De Banier | 8 Pagina's

GRAF OF OVEN?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1968

De Banier | 8 Pagina's