Meditatie

2.

Weest in geen ding bezorgd, maar laat al uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God Fil. 4 : 6

Ook spreekt de tekst van smeken gelijk op vele andere plaatsen in de Schrift daarvan gesproken wordt.

Men smeekt als men in zeer grote verootmoediging aanhoudt bij de Heere met vele beweegredenen, omdat er zware nood is van welke aard dan ook. Het kan zelfs zijn dat men helemaal geen woorden vinden kan, alleen maar zuchten, omdat de Heiige Geest zucht in het hart met onuitsprekelijke verzuchtingen. Het wordt ook wel eens een roepen tot de Heere, of een schreeuwen, en al komt de verhoring op Gods tijd en niet op de tijd van de zuchtende ziel, en al komt de verhoring anders, als dat er gedacht werd, toch is de Heere een gebed verhorend God. En daar kan al Ck)ds volk van getuigen. Hij laat geen ware ootmoedige smekeling vergeefs op Hem hopen.

Gok spreekt de tekst over bidden en smeken met dankzegging. Bidden er danken gaan namelijk altijd samen. Danken is een blijmoedig erkennen voor Uchaams-en zielsweldaden. Hel is ook een gedenken aan vorige weldaden, van soms vele j axen geleden. De Heere weet alles, maar Hij wil erkend en gedankt worden door Zijn kinderen. Ondankbaarheid is God beledigend en bedroeft de Heilige Geest in Zijn werkingen. Vooral omdat wij alle weldaden ten diepste verbeurd hebben en verzondigd. Maar ook, omdat zij door Christus zo duur verworven zijn door Zijns Zelfs offerande. Hij was rijk en is arm geworden daardoor velen rijk makende tot diepe verwondering. De kennis van Christus is noodzakelijk, om met alle weldaden in Hem te eindigen. Zonder de Heilige Geest is dankzeg­

ging maarvormendienst. Maar opdat zij de Zoon eren gelijk zij de Vader eren geeft de Heilige Geest licht en klaarheid in al de zaken Gods. Nu is dankzeggen in voorspoed wel

gemakkelijker dan in tijden van tegenspoed. In zwaar lijden, hetzij in het lichaam of in de geest, dankbaar te zijn is zonder de Geest Gods onmogelijk. Hoe zeer kan in zulke tijden het hart vervuld zijn met ongeloof en opstandigheid vanwegde de nog overblijvende verdorvenheid der oude mens, tot grote benauwdheid van het nieuwe leven. Toch moeten alle dingen medewerken ten goede, degenen die God liefhebben en naar Zijnvoornemen geroepen zijn, en het is de vrucht des Geestes als de dankbaarheid onder opzien tot de Heere ernstig betracht wordt. Gods eer vordert het, Hem komt het toe, want Hij is de oorsprong alles goeds, de Fontein van alle ware hemelse zegeningen. Zijn eer is ook de blijdschap en zaligheid van al Zijn gunstgenoten. Daarom staat er zo duidelijk in de Schrift vermeld, dat de bijbeUieiligen doordrongen waren van de noodzakelijkheid om God te verheerlijken en groot te maken. Zij hebben het zelf moedig en gelovig betracht. Dikwijls in weerwil van grote verdrukking en tegenstand, maar hebbenerookbij anderen krachtig op aangedrongen. En met eerbied voor allen, denken wij inzonderheid aan de apostel Paulus, de man van grote genade en hemelse wijsheid. Niet alleen de Filippensen, maar ook aan Thimotheüs houdt hij voor ogen: , Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen voor alle mensen. Voor koningen en allen die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle Godzaligheid en eerbaarheid". (1 Thim. 2 : 1-2).

Voor alle mensen, dus Paulus wilde dat om de waarachtige bekering gebeden zou worden van niet alleen medelevende vrienden van de waarheid, maar ook van blinde heidenen en hardnekkige Joden, en voornamelijk voor de overheid. Hij beval dat gesmeekt zou worden om bewaard te blijven voor rampenen onheilen, voor de macht van de satan en zijn handlangers, en vooral voor de zonde die ons lichtelijk omringt. Hij vermaande tevens om dankbaar te zijn voor reeds ontvangen weldaden. Hij gaf geen formuliergebeden, maar slechts algemene wenken. Gods kinderen moesten niet verflauwen in hun gebeden. De liefde van Christus, maar ook de naastenliefde moest daartoe dringen om niet te verachteren in de genade Gods, en dat een stil en gerust leven mocht geleid worden. Het nieuwe leven begeert niet anders en is bez\^aard over biddeloosheid en geesteloosheid, want de Heere is het waardig in alles erkend en geprezen te worden. De ernstige betrachting van de gehoorzaamheid des geloofs is nodig tot gemeenschapsoefening met God in Christus. Hoe nodig is het om niet te steunen

op eigen krachten en eigen vermeende wijsheid, maar alles te verwachten van de God aller genade. Maar hoe het zij God zal voor Zijn eer zorgen ten aanzien van al het geschapene, vooral van Zijn redelijk-zedelijke schepselen in de handhaving van Zijn heilig recht, en in genade en barm­ hartigheid ten opzichte van Zijn gunstgenoten, die Hij voor Zijn aangezicht wil zien met gebeden en smekingen en dankzegging in toenemende mate. Hij wil hen daarbij helpen en leiden door Zijn Woord en Geest. Gelukkig is het land waar no "worstelaars zijn aan de troon van Gods genade. Gelukkig is de familiekring waar ze nog gevonden worden, want een krachtig gebed van een rechtvaardige vermag veel. Gelukkig is de mens, die er toe verwaardigd wordt, om niet alleen een bidder, maar ook zelfs voorbidder te zijn.

W.

W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen