Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van defensie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van defensie

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van Ir. Van Dis

Aangezien bij vorige redevoeringen betreffende de defensie-aangelegenheden reeds de nodige toelichting werd gegeven, kan thans zonder bezwaar direkt worden overgegaan tot het geven van de rede, welke namens de S.G.P.-fraktie bij de behandeling der defensie-begroting in de plenaire vergadering werd gehouden. Ir. Van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

In de openbare kommissievergadering is door mij opgemerkt, dat volgens aan mij verstrekte inlichtingen de Sovjetvloot in Algiers over een modern uitgeruste basis beschikt. Ook de heer Berkhouwer heeft hierop gewezen, waarbij hij zich beriep op één der Franse bladen, waarin was vermeld, dat reeds 18.000 Russische burgers bezig waren de wijk te betrekken, die in Algiers voor Franse ambtenaren was gebouwd. De Staatssekretaris van de Marine heeft toen geantwoord, dat ook door hem van dit bericht kennis was genomen en dat door hem was getracht dit bericht geverifieerd te krijgen, maar dat hierop nog geen antwoord was ontvangen. Wij zouden nu gaarne van de Staatssekretaris vernemen of hij inmiddels over deze kwestie nadere inlichtingen heeft ontvangen.

Mijnheer de Voorzitter! Het volgende onderwerp, dat ik ter sprake wil brengen, betreft het Bureau voor Ontwapenings-aangelegenheden van het Departement van Defensie en het bureau ontwapening en internationale vredesvraagstukken bij hetDepartementvan Buitenlandse Zaken.

Het eerstgenoemde bureau heeft tot doel het uitbrengen van adviezen over vraagstukken betreffende verminderiag van bewapening, ontwapening en wapenbeheersing, zulks in verband met de internationale vrede en veiligheid. Wat de ontwapening betreft, werd door ons reeds meermalen verklaeird, dat wij de ontwapening, evenals de vrede, een zeer begerenswaardig goed achten. Indien door alle mogendheden, zowel door oost als west, tot ontwapening zou worden overgegaan en zij zouden instemmen met een voortdurende, deugdelijke kontrole daarop, zou dit naar onze mening verheugend zijn. Ook wanneer gfeen algehele ontwapening zou kunnen worden verkregen, maar een belangrijke vermindering van bewap)ening, zou dit een reden tot verheuging zijn.

De werkelijkheid is echter geheel anders. Zij komt geheel overeen met de tekening, die de Heilige Schrift van de gevallen mens geeft, namelijk, dat

hun voeten snel zijn om bloed te vergieten, dat vernieling en eUendigheid in hun wegen is, en dat zij de weg des vredes niet hebben gekend.

Wij hebben met die werkelijkheid rekening te houden en wij moeten ons ervoor behoeden, ons over te geven aan Ulusies, waarmee men zichzelf en anderen bedriegt. In de loop van deze eeuw is overduidelijk en herhaEddeUjk gebleken, dat ondanks alle konferenties en samenkomsten, die nu eens in Geneve, dan weer in Londen of in andere plaatsen over ontwapening of vermindering van bewapening zijn gevoerd, de mensheid daarmede geen stap verder is gekomen. De bewapening is nog steeds in volle gang, waarbij Rusland de toon aar^eeft. Gezien deze feiten, kurmenwij dan ook noch voor het Bureau voor Ontwapeningsaangelegenheden van het Departement van Defensie, noch voor het gelijksoortige Departement van Buitenlandse Zaken, waarin volgens de begroting door Defensie een bedrag van f 250.000 voor 1969 wordt bijgedragen, waardering opbrengen. Het komt ons integendeel voor, dat de werkelijk niet geringe bedragen, die aan deze bureaus ten koste worden gelegd, veel beter ten behoeve van andere, veel nuttiger doeleinden konden worden aangewend.

Uit wat door mij over de kwestie der wapenvermindering en ontwapening werd opgemerkt, zal het duidelijk zijn, dat wij niet hebben geaarzeld onze instemming te betuigen met de door de regering voorgestelde maatregelen ter verhoging van de defensieinspannii^, die als gevolg van de gevoerde ontspanningspolitiek maar al te zeer verslapt was. Wij deden dit omdat wij die maatregelen noodzakelijk achtten met het oog op de enorme bewapening van de landen van het Warschau-pact, met Rusland voorop. In dezen kunnen wij ons dan ook niet verenigen met de standpunten, die door bepaalde groepen en partijen in ons land tegen de verhoging van de defensie-inspanning worden ingenomen.

Gistermorgen ontving ik van de algemene vergadering van de afdeling Nederland van de

Internationaal r.-k. vredesbeweging Fax Christi

een resolutie, waarin onder meer wordt verklaard, dat zij zich er tegen verzet, dat de defensie-uitgaven aanzienlijk worden verhoogd en dat een weg wordt ingeslagen van een nieuwe opvoering' van bewapening en troepeneenheden van en in N.A V.O.-landen. In een hedenmorgen ontvangen telegram werd deze resolutie ondersteund door het, , Interkerkelij"k vredesberaad".

Wanneer alle leden van de in dit telegram genoemde kerkgenootschappen, die in voornoemde instantie vertegenwoordigd zijn, het met hunleids-Heden eens zouden zijn, dan zou heter voor de defensie van ons land allesbehalve gunstig voorstaan.

Volgens de genoemde resolutie hadden de N.A.V. O.-landen moeten volstaan met maatregel en ten aanzien van de waakzaamheid en mobiliteit van in aanmerking komende bestaande eenheden. Het komt ons voor, dat men deze resolutie, waarinduideUjk de motie van de heer Den Uyl te herkennen valt, veel beter tot de regering van de landen van het Warschau-pakt had kunnen richten, daar deze de koplopers in de bewapening zijn.

De defensienota laat hierover geen twijfel bestaan. Op bladzijde 26 van het eerste deel van de nota staat, dat het overwicht van de Warschau-paktstrijdkrachten zelfe zo is, dat door de N.A.V.O. een grootscheepsekonventionele aanval met alleen konventione-Ie middelen niet te keren zou zija In het tweede deel van de nota kan men dit op bladzijde 56 nog nader zien toeglicht. Hier wordt vermeld dat in de centrale sektor van de N.A V.O. paraat staan opgesteld cirka 5700 tanks, 2200 vuurmonden, 170 raketlanceerinrichtingen en 8100 pantservoertuigen, terwijl daartegenover in Oost-Duitsland, Polen, Tsjechoslowakije en de westelijke militaire distrikten van de Sovjet-Unie cirka

26.000 tanks, 5000 vuurmonden, 500 raketlanceerinrichtingen en 26.400 pantservoertuigen staaa

Met de door de regering voorgestelde maatregelen wordt voorts helemaal geen bewapeningswedloop beoogd, maar uitsluitend een verbetering van de kwaliteit der bewapening, zoals door de eerste spreker van hedenmiddag, de heer Jansen, en ook door andere sprekers, die mij voorafgingen, zeer terecht is onderstreept.

Vredesbewegingen als Pax Christi, hoe mooi de naam ook moge zijn, spelen ons insziens dan ook in niet geringe mate in de kaart van de communistische landen. Met generaal-majoor dr. Broekmeyer, direkteur van het Defensiestudie-centrum, kuimen wij het derhalve eens zijn, wanneer hij in zijn de vorige week reeds gememoreerde lezing opmerkt, dat wij ervoor dienen te zorgen, dat het communistische blok de risiko's van een militaire oorlog inziet, maar dat om dit te bereiken de militaire defensieve kracht van het westen dan ook een realiteit moet zijn.

De maatregelen, welke door de regeting zijn voorgesteld, vormen daarjoe een ons inziens alleszins verantvoorde bijdrage. Deze bijdrage was ongetwijfeld hard nodig; reeds voor He inval van Rusland met zijn vier bondgenoten in Tsjechoslowakijehad ^an de bewapening veel grotere zorg jnoeten zijn besteed,

De begroting voor 1969 heriraierde [och maar al te zeer aan de tijd van omstreeks 1938, toen het er met de bewapening van onze strijdkrachten zo allerslechtst voorstond. De achterstand in onze bewapening is het geivolg — de regering heeft dit de vorige week zelf erkend — van kreten als ontspannings-en benaderingspolitiek ten aanzien van het Oosten, terwijl datzelfde Oosten zich daarvan niets aantrok en voortging met zich tot de tanden toe te bewapenen. Tot zelfs in het hoge noorden van Noorwegen demonstreerden de Russen in de nacht van 6 of 7 juli van dit jaar jaan de Noors-Russische grens geheel jonverwacht hun militaire kracht door jdrie divisies, totaal 50.000 man, met ipantserwagens en artillerie naar de JNoorse grens te laten oprukken.

Over de Middellandse-Zeevloot der Russen behoeft na al wat daarover reeds verleden week werd vermeld, thans niets meer te worden gezegd. In de Noord-Atlantische wateren wordt de Sovj et-maritieme aktiviteit ook met de dag meer betekenisvol; herinnerd zij slechts aan de Russische eenheden, waaronder tankers en voorraadschepen, die benoorden Schotland werden gesignaleerd. Een dergelijke scheepsmacht is een varende basis, waaruit de normale zeestrijdkrachten, zoals onderzeeboten, kruisers, jagers en mijnenleggers, maanden lang kunnen opereren. De ongewijzigde defensiebegroting voor 1969, gebaseerd op de defensienota van 1968, dus vóór de bezetting van Tsjechoslowakije, was dan ook een aanfluiting van de werkelijke situatie.

Bezien wij de uitgaven voor de

Koninklijke Marine,

dan blijkt dat deze in de ontwerpbegroting 824 min. bedroegen. Hiervan is echter slechts 30 pet. beschikbaar voor investeringen, dus voor de aanschaffing van nieuw materiaal of vervanging van verouderde of afgevoerde strijdmiddelen. Voor de Koninklijke Landmacht beloopt de ontwerpbegroting 1653 mliL, waarvan 83 pet. benodigd is voor de bezoldiging en verzorging van het personeel. Van het bedrag aan personeelsuitgaven van ruim 1144 min. komt echter weer ongeveer termiinste 25 pet. of 288 min. via de belastingen in de staatskas terug, wat ook geldt voor de zee-en luchtmacht. Het offer dat het Nederlandse volk voor zijn verdediging opbrengt, is derhalve in werkelijkheid slechts een frEÜstie van het totale bedrag der Defensiebegroting. Volgens de ontwerpbegroting bleef voor de Koninklijke Landmacht in 1969 slechts 54 min. beschikbaar voor het aanschaffen van groot materiaal. Bij de Koninklijke Luchtmacht was het al niet anders gesteld. De Staatssekretaris geeft toch in de memorie van toelichting toe, dat niet eens kan worden voldaan aan de in de defensie-nota-1968 voor de luchtmacht als wenselijk geoordeelde investeringsmarge van 20 a 25 pet. Hoewel het onze instemming heeft, dat de regering heeft ingezien, dat de oorspronkelijk voorgestelde defensieinspanning niet beantwoordde aan de eisen, door de huidige politieke internationale situatie vereist, moet het anderzijds worden betreurd, dat de regering moest aanleunen tegen de aanmaningen van de grotere N.AV.O.-partners om tot deze konklusie te kurmen komen, daar toch elk N.A.V.O.-land zelf voUedig verantwoordelijk blijft voor de te leveren prestatie op het gebied van de gemeenschappelijke en eigen verdediging. Zeer waarschijnlijk berust een en ander op overwegingen van binnenlandse politieke aard. Het feit toch dat door de Minister van Defensie verleden week niet werd tegen gesproken dat namelijk door hém 200 min. verhoging voor 1969 was gevraagd, doch dat de Minister van Financiën aanvankelijk niet meer dan 20 min. verhoging voor defensie wUde toestaan, wijst er op, dat de Minister en de drie Staatssekretarissen wel anders zouden hebben gewild, maar niet voldoende steun kregen van de overige leden van het kabinet en ook van de Kamer ten dezen onvoldoende steun verwachtten. Toch zullen de bewindslieden ervoor behoren te waken, dat de zogenaamde ontspannings-en toenaderingspolitiek, die de regering wil voortzetten, ons na verloop van tijd niet voor nog

onaangenamere verrassingen

plaatst. Deze politiek brengt het volk maar al te zeer in de waan, dat er van de Sovjet-Unie geen gevaar meer te duchten is, dat het althans met een aanval op het Westen van die zijde zo'n vaart niet loopt en dat versterking der defensie het gevaar oproept, dat de landen van het Warschaupakt gelijksoortige maatregelen zullen nemen, alsof deze al niet drie-tot viermaal sterker bewapend zijn dan de landen van het N. A.V.O.-pakt en per hoofd van de bevolking een veel hoger percentage van het nationale inkomen voor de defensie moeten opbrengen dan de landen van de NAVO, zoals hedenmiddag met cijfers door verschillende sprekers is aangetoond. Het is iimiiddels te hopen, dat de Leopard-tanks en de benodigde vliegtuigen voor de marine spoedig zullen kunnen worden afgeleverd, daar een eventuele agressie van de Warschaupaktlanden onze troepen wel vooreen zeer benarde positie zou plaatsen. Voor het feit dat de keuze van de regering is gevallen op de Duitse Leopards, hebben wij alle begrip. Uit de door de Staatssekretaris voor de Landmacht gegeven toelichting blijkt namelijk, dat de produktie van deze tanks in ons land op onoverkomelijke bezwaren stuitte. Aangezien wij echter aan inschakeling van de Nederlandse industrie met het oog op de werkgelegenheid zeer grote waarde hechten, waarderen wij het ten zeerste, dat de Staatssekretaris alle mogelijke moeite doet om kompensatie-orders ten behoeve van de Nederlandse industrie te verkrijgen.

Met de keuze van vliegtuigen ten behoeve van de Luchtmacht ter vervanging van de F 104 zal voorts spoed moeten worden betracht. Van een militaire deskundige heb ik wel eens vernomen, dat, om bij de tijd te bUjven, de keuze van nieuw materiaal behoort te worden gemaakt terwijl dit nog in het tekenbord-stadium is. Doet men dit nameUjk niet, dan holt men steeds achter de feiten aan en is het zogenaamde nieuwe materiaal al verouderd tegen de tijd, dat het in gebruik wordt genomen.

Voorts, mijnheer de Voorzitter, zou ik de bewindslieden de vraagwülen voorleggen, of met het oog op de geheimhouding in N.AV.O.-verband het niet beter zou zijn, minder publiciteit te geven aan de door de N.A.V.O.-strijdkrachten te houden gezamenlijke oefeningen.

Wat de waakzaamheid bij deN.A.V.0. aangaat, zal er ook nog veel moeten veranderen ten goede. Door de Engelse oud-minister Lord Wigg werden zeer kort geleden mededelingen gedaan, die veel te denken geven. Hij zei o.a. dat de poging, de geallieerde troepen in Europa te waarschuwen na de Sovjet-inval in f^jechoslowakije, op een soort fiasko was uitgelopen, doordat mensen in sleutelposities bij de N.A.V.O. ofnietophunpostwaren, of verplaatst waren, of in gebreke waren him ondergeschikten te waarschuwen over adreswijzigingen, dan wel met vakantie waren, of die nacht niet thuis waren. Zelfs was erinjareimeen alarmeringsoefening meer gehouden. Ook klopten vele telefoonmmimers en adressen, waarover S. H.A.P. E. beschikte voor noodgevallen, niet meer. Dit alles wijst wel zeer duidelijk op een slordige organisatie, waartegen nodig maatregelen behoren te worden genomen.'

Wat de Nederlandse bijdrage in vredesoperatie in het kader van de Verenigde Naties betreft, zij opgemerkt, dat wij hiermede alleen kunnen instemmen wanneer de desbetreffende militairen niet onder dwang worden ingezet, maar op vrij wUlige basis. Wie zijn leven in de waagschaal wil stellen voor een ander land moet dit zelf weten, maar het gaat niet aan, jonge mannen daaraan tegen hvm wil te doen deelnemen.

Inzake het

verkorten van de diensttijd

merk ik op, dat wij hiervan steeds sterke voorstanders zij n geweest en dit nog zijn, wanneer daartoe kan worden overgegaan zonder de paraatheid van onze weermacht te schaden. Die verkorting zou ongetwijfeld velen van ons volk zeer welkom zijn, daar de offers, die zij voor de lange diensttijd moeten brengen, waarlijk niet gering zijn. DemotievandeherenWieldraEÜjer en Dankert om de diensttijd tot 12 maanden te verkorten, heeft voor ons dan ook zeer zeker een aantrekkelijke k£mt. Het is echter de vraag, of uitvoering van deze motie, indien zij zou worden aangenomen, de regering niet in grote moeilijkheden brengt, doordat de weermacht er grote schade van zou ondervinden. Uit hetgeen ons door de bewindslieden aan de hand van cijfers werd meegedeeld, moet deze vraag ongetwijfeld bevestigend worden beantwoord. Dit weerhoudt ons dan ook ervan, aan deze motie onze stem te geven.

Inzake de plaats van de

Koninklijke Marechaussee

zijn wij met de heer Kikkert enemdere sprekers van oordeel, dat het zeer aan te bevelen zou zijn, warmeer de top van de Koninklijke Marechaussee direkt onder de Minister van Defensie zou staan.

Voorts zij opgemerkt, mijnheer de voorzitter, dat wij met belangstelling uitzien naar de beslissing der regering betreffende het toekeimen van een extra-vergoeding aan hen, die hun dienstplicht vervidlerL

Terwijl anderen niet in dienst behoeven te gaan en geen looil of salaris derven, of niet uit hun studie worden gehaald, lijden zij schade. Het komt ons voor, dat het aan te bevelen is degenen, die him dienstplicht vervullen, kompensatie toe te kennen, b.v. door vermindering van belasting, zoals door de heer Koudijs werd bepleit. Wat het houden van parades betreft, daarvan zij wij voorstanders. Zij kunnen dienen om de band tussen ons volk en de krijgsmacht, die toch al in menig opzicht veel te wensen overlaat, niet nog losser te maken. Het veelwddiger plaatshebben van parades zou wellicht de band tussen het leger en ons volk kunnen versterken.

Een volgend punt betreft de vrije artsenkeuze voor de beroepsmilitairen. Reeds vele malen is deze kwestie aan de orde gesteld, zonder een bevredigend antwoord van de regering te ontvangen. Gaarne zouden wij van de Minister vernemen, of hierover al een beslissing genomen is.

Ten aanzien van de militaire tehuizen willen wij de bijzondere aandacht van de Minister voor deze instellingen vragen. Onder goede leiding kunnen zij voor de militairen van grote betekenis zijn, vooral als "zij geen familieleden of goede kennissen in de plaats hebben waar zij gelegerd zijn. Waar financiële steun nodig is, komt het ons dan ook voor, dat deze behoort te worden geboden. Er dienen echter wel eisen te worden gesteld met betrekking tot de moraal, zoals o.a. deze, dat het

van godslasterlijke en onzedelijke taal

in de militaire tehuizen, evenals in het leger, streng wordt verboden. Dit onderwerp werd ook in de openbare kommissievergadering door mij ter sprake gebracht, zodat ik thans er niet uitvoerig op zal ingaan. Wel wü ik er bij de Staatssekretarissen van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht ten sterkste op aandringen het voorbeeld van de Staatssekretaris van Marine te volgen en in de militaire bladen van de KLa en de KLu soortgelijke stukjes te doen opnemen als in het Marineblad „AUe hens".

Inzake het houden van

oefeningen op zondag

bepleiten wij bij de regering met alle nadruk om deze te verbieden. Van de heer Walburg hebben wij dienaangaande goede geruchten over de Minister vernomerL Wij hopen, dat de Minister in deze richting zal voortgaan en daarmede het voorbeeld zal volgen van de eerste christenkeizer Constantijn de Grote, die het houden van legeroefeningen op zondag met alle beslistheid verbood.

Een volgend onderwerp, waarvoor ik de aandacht van de regering, speciaal van de Staatssekretaris voor de landmacht, wil vragen, heeft betrekking op de z.g. paraatheidsregeling. Deze houdt voor de operationele onderdelen van de Koninklijke Landmacht in, dat hierbij ingedeelde militairen voortdurend beschikbaar moeten zijn, zodat zij zich eigenlijk nooit vrij van dienst voelen. Zij moeten veel extra diensten vervullen als gevolg van Edlerlei oefeningen; ook moeten zij aanwezig zijn op paraatheidsappels, wat als dienst te beschouwen is. Deze regeling werkt derhalve voor de hierbij betrokken militairen uitermate ongunstig. Te meer, omdat hun geen enkele kompensatie wordt aangeboden in de vorm van extrabeloning of verlof in vrije dagen.

Door de legerleiding is wel getracht hierin verbetering te brengen, maar in de praktijk betekende dit geen verbetering, maar veeleer een verslechtering. Mede met het oog op de gezinnen van deze militairen zou het^daeirom zeer aan te bevelen zijn, als hun werd toegestaan in een periode van vier weken tweemaal des maandagsmorgens voor de aanvang van de middagdienst terug te keren van bewegingsvrijheid. Zij zouden dan tweemaal in de vier weken de zondagavond in hun gezin kunnen doorbrengen. Wij bevelen deze aangelegenheid ten zeerste in de aandacht van de Staatssekretaris voor de landmacht aan.

Voorts willen wij bij dezelfde Staatssekretaris bepleiten te willen bevorderen, dat voor het

militaire jjersoneel,

ook voor dat, behorende bij het Wapen van de Koninklijke Marechaussee, vastomlijnde werk-en rusttijden worden ingesteld en dat voor extra diensten extra beloning wordt gegeven, daar het thans zo is gesteld, dat iedere kommandant het onder zijn bevelen gestelde personeel zoveel en zolang werk kan laten verrichten, als hem goeddunkt. Voor het burgerpersoneel is door de Minister van Binnenlandse Zaken onlangs een regeling inzake de werktijd vastgesteld. Het komt ons voor, dat eenzelfde tijd ook voor de militairen sterk aan te bevelen zou zijn.

Inzake de regeling betreffende het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling van de militairen zij opgemerkt, dat deze ernstig misnoegen onder de militairen van de Koninklijke Landmacht heeft verwekt. Deze regeling is nl. op 1 mei 1968 belangrijk verslechterd in die zin, dat de militairen pas voor een tegemoetkoming in de reiskosten in aanmerking komen als de gemaakte reiskosten f 25, - of meer bedragen, wat wel een groot verschU is met de werkgevers in de partikuliere sektor die de kosten van vervoer voor het dagelijks heen en weer reizen geheel voor rekening van de onderneming laten komen. Klachten hierover werden vernomen o.a. van veel militairen uit Steenwijk, die in de Joharmes PostkazerneteHavelte waren te werk gesteld. Die klachten zijn zoveel te meer begrijpelijk, als bedacht wordt dat militairen die in de Kornputkazerne te Steenwijk werden te werk gesteld van hun fiets gebruik kunnen maken en dus geen kosten hebben. Voor verscheidene militairen betekent deze regeling zelfs een verlies van inkomen tot bedragen van f 240, - tot f 300, - per jaar. Met alle nadruk bepleiten wij daarom bij de Staatssekretaris voor de landmacht, dat in deze toestand verbetering wordt gebracht, daar het in den regel niet de schuld van de militaire ambtenaar is als hij te werk wordt gesteld op grote afstand van de plaats waarbij woont. Wat de kostwinnersvergoeding betreft, mijnheer de voorzitter, zouden wij ook graag van de regering wUlen vernemen, of te dezer zake reeds een bevredigende beslissing is genomen. Een volgend punt betreft de

korporaals der eerste klEisse rij-instrukteur.

Het is voor deze korporaEils uitermate moeilijk om voor de rang van sergeant te worden opgeleid. Slechts één mogelijkheid bestaat er voor deze groep van beroepsmilitairen, en wel de opleiding tot de funktie van sergeantmotortransport, maar die mogelijkheid is van zeer beperkte aard.

In de ranglijst voor de korporaals der eerste klasse motortransport staan volgens mij verstrekte inlichtingen momenteel ruim 600 militairen vermeld. Van dit aantal wordt jaarlijks een klein aantal tot de opleiding voor sergeant motortransport toegelaten. Wij zouden daarom bij de regering willen bepleiten, het daarheen te wiUen leiden dat de korporaals der eerste klasse motortransport de gelegenheid krijgen ook een andere opleiding tot onderofficier te volgen dan die voor de kategorie motortransport.

Voorts zou ik er bij de bewindslieden ten sterkste op willen aandringen om bij voorgenomen overplaatsingen de beroepsmilitairen en de besturen van de militaire vereningingen hiervan vroegtijdig mededeling te doen, opdat zij berichten dienaangaande niet op een laat tijdstip uit de pers moeten vernemen, zoals dit onder meer voorkwam bij de herstrukturering.

Tenslotte wil ik mij aansluiten bij het betoog van de heer Koudijs ten behoeve van de oorlogsslachtoffers, vooral ten opzichte van de hoogbejaarden, de invaliden en anderen, die ia moeilijke omstandigheden verkeren. Het instellen van een kommissie om te dezer zake een grondig onderzoek in te steUen, komt ook ons zeer gewenst voor en dit willen wij dan ook met alle nadruk bij de Minister bepleiten.

Het antwoord der regering en de repliekrede zullen vanwege de plaatsruimte de volgende week worden gegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1968

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van defensie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1968

De Banier | 8 Pagina's