Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

meditatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid". Joh. 4 : 24

Eén van de eerste vereisten om wezenlijke vrijmoedigheid te verkrijgen in de weg des gebeds is, dat wij weten wie wij aanbidden. Dat zegt ons ook onze Catechismus: , , dat wij alleen de enige, ware God, Die Zich in Zijn Woord ons geopenbaard heeft", van harte aanroepen. Dat dit geheel op het Woord gegrond is, blijkt als we met aandacht de betekenis nagaan van de tekst, die hierboven geschreven is, n.l. dat God, Die een Geest is, moet aangebeden worden in geest en in waarheid.

De vrouw, waarmee Jezus spreekt, is van Samaritaanse landaard. De Samaritanen waren een vermenging van heidenen en Joden, die in him godsdienst zowel Joodse als heidense ideeën hadden. De rechteen zuivere Joden wensten geen gemeenschap met een Samaritaan te onderhouden en beschouwden hen geheel en al als heidenen. Jezus volvoert hier op aarde de wil van Zijn Vader en daarom moest Hij door Samaria gaan, om deze vrouw door Zijn kracht vrij te maken uit de strikken van de zonden, waarin zij gebonden was.

Haar godsdienstig begrip is vaag; half heidens. De heidenen toch meenden, dat de godsverering aan bepaalde plaatsen gebonden was, plaatsen, waar de godheid, die men vereerde, dan in het bijzonder zich zou openbaren. De Samaritanen meenden, dat men op de Gerizim aanbidden moest, als plaats, waar de Heere Zich bijzonder geopenbaard had, dit in verband met een tempel, die op de Gerizim in vroeger tijden was gebouwd. En dan is het antwoord van Christus, dat God een Geest is, en in geest en waarheid moet aangebeden worden.

Hij is een geestelijk en onzienlijk Wezen en de dienst van Hem moet zijn in overeenstemming met Zijn geestelijk bestaan, dus ook geestelijk.

Hoe dikwijls hebben wij geen , , vleselijke" gedachten van de Heere. De heidenen openbaren dat uitwendig. Zij stellen zich hun god voor in de beeltenis van hout en steen en buigen zich daarvoor. De Jood en de Samaritaan verbonden het bestaan des Heeren aan de zichtbare plaatsen van de eredienst: Tempels in Jeruzalem en op de Gerizim. Zij verstonden het Woord van Christus niet; God is een Geest. En helaas, tot op heden zovele duizenden nog niet. Het vloeit uit ons hart voort om vleselijke gedachten van de Heere te hebben. Wanneer wij bidden, zal het eerste, dat in ons hart zal moeten zijn verklaard, moeten zijn: , , God is een Geest". En dit openbaart de Heere alleen in Zijn Woord. Buiten het Woord geeft ons het boek der schepping wel te lezen de onzienlijkheid, grootheid, majesteit en het alvermogen Gods, maar alleeninhet Woord openbaart de Heere Zichzelf „Geest" te zijn. Wanneer wij in ons bidden niet recht kennen en aanroepen de zich in het Woord openbarende God, dan zal ook dat bidden ij del zijn. Al onze vleselijke voorstellingen en ons menen, dat de Heere ten enenmale is gelijk als wij, doen ons in onze gebeden nimmer de „vrijmoedigheid" verkrijgen, het vertrouwen.

, , God is Geest" en daarom: die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.

„In geest aanbidden", d.w.z. niet alleen in uiterlijke gebaren in het ons gebonden gevoel aan ceremoniën op plaatsen, maar bovenal met het hart. Een , , geestelijk" aanbidden van het hoge Wezen, dat uit het gelovige hart voortvloeit. Hoe is ons hart tegenover de Heere? Leerden wij Zijn heiligheid kennen, en daardoor onze onheiligheid? Zijn recht en daardoor onze schuld? Zijn waarde en daardoor onze onwaarde? Zijn Waarheid en daardoor onze leugenachtigheid? Dan alleen zal er sprake kunnen zijn van een bidden „in waarheid". Dat is een bidden in oprechtheid, dan hebt ge uw hart voor de Heere leren uitstorten; het binnenste van uw ziel aan Hem leren bekend maken. De Heere doet Zijn volk „in oprechtheid" voor Hem komen; dan willen zij niets meer voor Hem verbergen, maar begeren, dat Hij met het licht van Zijn heilige alwetendheid de innerlijke zin van hun hart ook gedurig aan hen bekend make.

„In waarheid", d.w.z. in het geen geheimen meer voor God hebben, „'k bekende, o Heere, aan U oprecht mijn zonde". Dat ook deze regel voor het gebed gedurig ons herinnerd worde, toets uw gebedsleven naar oprechtheid; kunt en wilt en diuft gij telkenmale wanneer ge uw knieën buigt alles wat in uw harten leven is aan de Heere laten zien? Legt ge zo van dag tot dag uw wegenwandel voor de Alziende en Alwetende bloot? Niet? Laat dan uw bede worden, dat God u oprecht, , , waar" moge maken.

Wel? Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg, ook wanneer zoveel zonden u in uw weg en wandel aankleven, wetend, dat de Heere gezegd heeft: , , En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige".

Rotterdam-C.

Ds. A. Vergunst

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1969

De Banier | 8 Pagina's

meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1969

De Banier | 8 Pagina's