Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sociale Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sociale Zaken

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

De heer Van Dis besloot zijn rede met een uitvoerige bespreking van de kwestie van de medezeggenschap. Het antwoord van de Minister in de openbare Kommissievergadering had spreker niet bevredigd. Hij op zijn eurt verwees de minister, Roolvink, naar wat Prof. Dr. Dooyeweerd had geschreven in , , Anti-Revolutionaire Staatkunde".

Ik wil echter thans nog even ingaan op het antwoord, dat de Minister mij in de openbare kommissievergadering heeft gegeven naar aanleiding van hetgeen door mij was opgemerkt in verband met de medezeggenschap en de inspraak bij fusies. In de memorie van toelichting had de Minister erop gewezen, dat wij leven in een tijd van grote veranderingen en vernieuwingen, een waarheid, die wel door niemand zal worden tegengesproken. Inderdaad is er vooral in de laatste jaren op godsdienstig, theologisch, moreel en ander gebied ontzaglijk veel veranderd en het einde ervan is nog

Om mij bij mijn onderwerp te bepalen wijs ik slechts op het standpunt ten aanzien van het gezag. De kwestie van de medezeggenschap namelijk staat hiermee in zeer nauw verband Dit geldt evenzeer voor het eigendomsrecht. Voorheen stond het in christelijke kringen alseenpaalboven water, dat het gezag van Goddelijke oorsprong is. In deze ti/d wordt dü echter, o.a. door bepaalde hoogleraren van de Vrije Universiteit, ontkend. Ik kan hierop thans vanwege de mij toegemeten tijd niet dieper ingaan. Daarom wil ik volstaan met mij op dit punt aan té sluiten by het Eerste-Kamerlid der Antirevolutionaire Partij, de heer Algra, die niet lang geleden in „Antirevolutionaire Staatkunde" een gefundeerde bestrijdingvan dit afwijken­

Ten aanzien van deze en vele andere veranderingen werd door mij te kennen gegeven, dat deze veelal uit de verkeerde, namelijk de revolutionaire hoek voortkomen. Hier kwam de Minister echter tegen op. Kennelijk werd door hem gedoeld op de kwestie van de medezeggenschap, hoewel dit woord door hem daarbij niet werd genoemd. Zonder hierop nu verder in te gaan, zou ik de Minister er toch op willen wijzen, dat Prof. Dr. H. Dooyeweerd, destijds ook hoogleraar aan de Vrije Universiteit, wel degelijk van oordeel was, dat de medezeggenschap, zoals deze thans wordt voorgestaan — om een voorbeeld te noemen wijs ik op het rapport van Prof. Verdam — onder de huidige omstandigheden, waarin nog altijd sprake is van de overwegend partikuliere exloitatie van de produktienüddelen, uit de revolutionaire hoek komt. Als de Minister wil weten waarin hij dat kan vinden, dan raad ik hem aan Antirevolutionaire Staatkunde" van 1926 op te slaan. Het eerste artikel, dat daarin voorkomt, is van de hand van Prof. Dooyeweerd. Hopelijk zal

er nog wel eens gelegenheid komen om hetgeen Prof. Dooyeweerd hierin betoogt in de Kamer naar voren te brengen.

Uitvoerig ging de Minister in op wat door al de sprekers naar voren werd gebracht.

Ook aan wat Ir. Van Dis had uitgeproken, gaf hij aandacht. Dit gebeurde 28 januari.

Allereerst de premiedruk.

De heer Van Dis en vele anderen hebben zich benieuwd getoond naar het resultaat van de Kommissie Premiedruk, de z.g. kommissie-Vos. Hij betreurt het, dat de kommissie geen ruimere opdracht heeft gekregen. Ook ik ben zeer benieuwd naar het resultaat van de werkzaamheden van deze kommissie. Naar ik mij heb laten vertellen, is het nu zover, dat al spoedig een bepaald onderdeel van het rapport met betrekking tot de volksverzekeringen zal kunnen verschijnen. Ik hoop, dat dit ook spoedig komt. Dat die kommissie geen ruimere opdracht heeft gekregen, is iets waarover ik moeilijk kan spreken, omdat de opdracht al uit was voordat ik de verantwoordelijkheid op het departement aanvaardde. Ik geloof overigens, dat de opdracht wel ruim genoegis, maar daarover kan men verschil van mening hebhen.

Vervolgens de A O. W.

De geachte afgevaardigde, de heer Van Dis, heeft gevraagd of niet eerder dan na zes maanden iets aan de pensioenen moet worden gedaan. Op deze vraag heb ik, naar ik meen, reeds geantwoord. Namelijk dat een juiste berekening van het B. T. W.-aandeel niet zo eenvoudig was en tijd vroeg.

Tenslotte de gemoedsbezwaarden.

De heer Van Dis heeft de kwestie van de gemoedsbezwaarden aan de orde gesteld en wil gaarne van mij de toezegging ontvangen, dat gemoedsbezwaarden, die van de spaarregeling in het kader van de AO.W. gebruik maken, ookdeAW.W.-endeAK.W.premies terugontvangen. Ik zou niets liever doen dan de heer Van Dis in dezen volledig ter wille te zijn. Dit stuit evenwel op moeilijkheden. De A.O. W. draagt in ieder opzicht het karakter van een verzekering, vaneenopbouwverzekering; het aantal jaren, waarin men premie heeft betaald, speelt een rol bij de hoogte van de uitkering, behalve voor degenen, die onder het overgangsrecht vallen. Dit geldt niet voor een omslagverzekering als de AK.W.; ik zou willen spreken over een stuk herverdeling van het inkomen in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet Het speelt evenmin bij de AW.W. Diegenen, die nooit voor een uitkering krachtens de AW.W. in aanmerking kunnen komen, hebben evenmin als zij, die nim­

mer voor een uitkering krachtens de AK.W. in aanmerking kunnen komen, enige vorm van vrijstelling. Ten aanzien van de AO.W. ligt de zaak wat anders, omdat het een soort opbouwpensioen IS. Het is de heer Van Dis bekend — hij heeft hiervoor zijn erkentelijkheid uitgesproken —, dat hiervoor een regeling is getroffen. Het kan dus wel in het kader van de AO.W., maar niet — helaas — in het kader van de AW.W. en de A K. W. De heer Van Dis heeft in dit verband nog gevraagd of het niet mogelijk is de betrokken gemoedsbezwaarden ervan in kennis te stellen, dat zij de verhoogde inkomstenbelasting, die in de plaats is getreden van de AO.W.premie, terug kunnen krijgen. Ik meen, dat het het beste is, dat ik daarover nog eens kontakt opneem met de Sociale Verzekeringsbank om na te gaan op welke wijze hieraan meer bekendheid kan worden gegeven. Ik wil de geachte afgevaardigde gaarne toezeggen, dat ik dit zal doen. Nu de regeling er eenmaal is en de mogelijkheid is geopend is het zaak, datdaaraan een zo groot mogelijke bekendheid wordt gegeven.

Nadat de Minister alle sprekers had beantwoord, kregen deze weer de gelegenheid voor repliek. Ook Ir. Van Dis voerde andermaal het woord. Deze rede volgt in zijn geheel.

Bij deze replieken wens ik de Minister dank te betuigen voor de aandacht, welke door hem aan de door mij gemaakte opmerkingen werd geschonken, al waren zijn antwoorden niet in alles bevredigend Zeer bevredigend echter was de toezegging, dat de Minister bereid is kontakt op te nemen met de Sociale Verzekeringsbank om te bevorderen, dat de 65-jarigen, die voor de A.O.W. in de voor hen geopende spaarrekening zijn opgenomen, voortaan bericht zullen ontvangen, dat zij de betaalde verhoogde inkomstenbelasting kunnen terugkrijgen, zodat zij er dan niet eerst om behoeven te verzoeken. Door de hierbij betrokkenen, die ter zake niet allen op de hoogte zijn, zal dit ongetwijfeld zeer op prijs worden gesteld.

Niet bevredigend was helaas de mededeling van de Minister, dat er bij hem bezwaar tegen bestaat om, behalve het bedrag, dat voor voornoemde personen op een spaarrekening is vastgelegd, ook hetgeen door hen aan verhoogde inkomstenbelasting voor de AW.W. en de AK.W. is opgebracht op 65-jarige leeftijd uit te keren. Het komt ons voor, dat, wanneer er ook tegen die wetten bij deze personen gemoedsbezwaren bestaan, er toch alle reden is om de hierbij betrokken bedragen aan hen terug te geven.

Voo rts wil ik erkennen, dat de Minister geen tekortkoming ten laste kan worden gelegd met betrekking tot de opdracht, die aan de kommissie-Vos werd gegeven, daar deze kommissie niet door hem werd ingesteld, zodat aan deze kommissie door hem ook dus geen opdracht is gegeven.

Vervolgens wens ik nog even in te gaan op hetgeen door de Minister werd opgemerkt met betrekking tot het overtreden van de sociale verzekeringswetten. In eerste termijn werd door mij reeds opgemerkt, dat deze

wetten de arbeidsschuwheidindehan4 werken, wat tot overtreding van dé wet leidt. De Minister heeft dienaangaande gezegd, dat zijns inziens hg percentage van hen, die zich hieraan schuldig maken, gering is, maar hij vond het toch te groot Het wil mij voorkomen, dat dit euvel veel meer voorkomt dan men wel denkt. De Mi nister heeft zelf nog eens gewezen op wat onlangs in Eindhoven aan het licht is getreden. Ook zou kunnen worden gewezen op nog andere gemeenten, zoals bij voorbeeld Amsterdam. Voorts zou ik de aandacht van de Minister willen vestigen op een stuk, voorkomend in „De Telegraaf" van 9 januari 11, waarin melding wordt gemaakt van een brief van een pensionhoudster in het Gooi. Zij vertelt daarin haar ervaringen nadat zij van de fraude in Eindhoven in verband met de sociale verzekeringswetten had kennis genomen. Zij vermeldt onder meer dat 60 pet van haar huurders zich met de regelmaat van de klok ziek meldt, terwijl zij helemaal niets mankeren. De gehele dag luieren zij wat, aldus deze pensionhoudster, maar na vier uur, als geen kontrole rend arts meer te verwachten üs, kle den zij zich en gaan zij naar de vele bars in de omgeving om 's nachtsom twee uur thuis te komen, zodat zij er de volgende dag, aldus hun hospita, , , bleek en gammel genoeg uitzien om andermaal een kontrolerend geneesheer van hun misère te kunnen overtuigen". Meer zal ik uit dit artikel maar niet aanhalen; de Minister nerm er zelf maar eens kennis van.

Het is dan ook een feit, dat het ziekteverzuim van de Nederlandse werk-\ nemers sedert 1956 met niet minder] dan 35 pet is gestegen. In eenartikel voorkomend in „Accent" van 18Januari, stond dienaangaande vermeld, dat een personeelschef van een groot Twents textielkoncem met het oog hierop sprak van een zeer heet hangijzer, waarbij enorme ekonomische ^ belangen op het spel staan. Het Gemeenschappelijk Administratiekantoor heeft die toeneming van het aantal ziektegevallen erkend, In het rapport van de Kommissie onderzoer. ziektegevallen staat onder meer te lezen, dat tegenwoordig steeds vaker wordt geklaagd over te veel en onnodig ziekteverzuim. Wj achten het dan ook hoogst noodzakelijk, dat op degenen, die zich ziek melden, een deugdelijker kontrole wordt uitgeoefend' dan thans het geval blijkt te zijn.

In de motie van de heer Vellenga wordt gevraagd de AO.W. niet diivkt. maar in de loop van 1969 met 3 pet te verhogen.

Wij zijn van oordeel, dat het standpunt van de Minister van dien aard is, dat het wel zeer bezwaarlijk is deze motie te steunen. De Minister heeft immers niet gezegd, dat hij voor de bejaarden niets wil doen. Hij heeft integendeel zelf reeds advies gevraagd aan de S.E.R. inzake een autonome verhoging van de A. O. W.-enA W. W. uitkeringen in 1969. Wij achten het daarom alleszins redelijk het S.E.Radvies af te wachten. Wel willen we er bij de Minister voor pleiten bij é S.E.R. op een spoedig uitbrengenvan het advies aan te dringen, daar inderdaad vele bejaarden in moeilijke om-1 standigheden verkeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1969

De Banier | 8 Pagina's

Sociale Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1969

De Banier | 8 Pagina's