Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BREEKT NOOD WET?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BREEKT NOOD WET?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Not bricht Gebot, zeggen de Duitsers. Nood breekt wet. Het is verstandig om niet elke bewering voor waar aan te nemen. Laat ons beginnen een vraagteken te plaatsen. Kunnen we voetstoots ervan uitgaan, dat we in noodgevallen ons aan geen enkele wettelijke bepaling hebben te storen? Of zijn er restrikties, indien we al huldigen dat in bepaalde situaties de nood vordert wat anders bij de wet niet geoorloofd is? Voor onze tegenwoordige tijd begeven we ons tot een probleemstelling, die volstrekt zinloos is juist omdat men de situatie als zodanig heeft uitgeroepen tot een beslissende faktor om uit te maken wat we moeten doen of laten. Vandaar de typerende benaming, die we mogelijk wel eens tegenkwamen: situatieethiek. Met ethiek bedoelen we onze wandel, bedoelen we leven in de betekenis, die dit woord heeft, wanneer we naast elkaar zetten: leer en leven.

Voor de politiek is dit vraagstuk van belang. De goede vooruitziener, die de magistraat in feite moet zijn, is zich levendig bewust, dat er in de toekomst ontwikkelingen kunnen zijn, die het onmogelijk maken ons precies te houden aan wettelijke voorschriften. Men beseft echter tegelijk hoe hachelijk dit is, want de mens, die maar al te zeer uit eigenbelang tot alle kwaad genegen is, zal het beroep op de noodsituatie uitbuiten. Vandaar dat een regering bij voorbaat reeds noodwetten ontwerpt. In West-Duitsland is dit onlangs onder veel buitenparlementaire oppositie nog gebeurd. Maar een minister moet wel alwetend zijn om een wetgeving te kreëren, die in alle mogelijke omstandigheden voorziet.

De vraag of nood wet breekt zal ongetwijfeld ook aan de orde komen, wanneer de rapporten over het gedrag van de militairen tijdens de politionele akties in Indonesië, in de publiciteit komen.

Ongemerkt is de kwestie, die ons bezig houdt, toegespitst. Want van belang is te weten welke wetten in voorkomende gevallen mogen gebroken worden. Als het gedrag van de militairen in Indonesië ter sprake komt, is in geding het Goddelijk gebod: Gij zult niet doden. Zolang slechts menselijke wetten en inzettingen in diskussie zijn, hebben we minder moeite. Ofschoon natuurlijk ook daarbij niet uit het oog mag verloren worden, dat alle ziel de machten over haar gesteld, onderworpen moet wezen. Niettemin is zonder meer duidelijk, dat het somwijlen geboden is om wetten te overtreden, namelijk zodra we overtuigd zijn, dat we Gode meer gehoorzaam dienen te zijn dan de mensen.

Breekt nood de wet Gods? Onze eerste aandrift doet ons uitroepen: Dat zij verre. Het richtsnoer van Gods daden is volmaakt rechtvaardig.

Alras realiseren we ons, dat het zo simpel niet ligt. Simplistisch is anders dan eenvoudig, heb ik onlangs eens geschreven. Alhoewel Gods geboden evenzeer gelden voor de overheid, moeten we toch bedenken, dat de overheid een zwaard draagt en niet alleen draagt, maar ook hanteren moet in omstandigheden, die gebruik vereisen, zij het dan ook om overigens de doodslag te weren.

God heeft de man een leidende taak opgedragen op menigerlei terrein. Toch was het de roeping van Debora, de huisvrouw van Lappidoth, om in haar tijd Israël te richten.

In het Evangelie van Mattheüs hoofdstuk 12 en in het tweede hoofdstuk van Markus lezen we wat van belang is voor onze vraagstelling.

Op zekere sabbat ging de Heere door het gezaaide, en al gaande, begonnen de discipelen aren te plukken, tussen de handen te wrijven en de korrels te eten. Het is misschien wel gewichtig om op te merken, dat de Heere Jezus Zelf hier niet toe overging. De farizeën waren van oordeel, dat de discipelen bezig waren met oogsten en dorsen en vielen daarom de jongeren en de Heere Zelf hierover aan. Het was niet geoorloofd op de sabbat te werken. Calvijn merkt op, dat de wet behoort uitgelegd te worden in overeenstemming met de bedoeling van de Goddelijke Wetgever. De bedoeling van de sabbat is, dat het volk bevrijd van alle wereldse bezigheden en verphchtingen zich heiligt voor God en zich wijdt aan de ware en geestelijke verering van Hem. Deze geschiedenis echter toont volgens Calvijn de kwaadaardige en onverzoenlijke natuur van het bijgeloof en speciaal de verwaten en wrede beschikkingen van geveinsden, wanneer eerzucht zich paart aan haat tot de persoon. Het was geen zuivere genegenheid van voorgewende heiligheid, zoals Calvijn heeft gezegd, dat de farizeën zo streng en ri: _, reus maakte, maar daar ze uitdrukkelijk wilden vitten op elk ding dat Christus zei of deed, konden ze niet anders doen dan een verkeerde betekenis naar voren brengen in gevallen waar niets viel af te keuren.

De onfeilbare Uitlegger van Zijn Woord wijst de farizeën op wat David deed met de toonbroden, toen hem en degenen, die met hem waren, hongerde. Dat niemand van de toonbroden eten mag dan de priesters zouden we een wet kunnen noemen. Blijkbaar breekt Davids nood deze wet. Zo mogen we konkluderen.

Toch meen ik, dat met deze gevolgtrekking de kwestie niet is beslist. Ik geloof, dat we in dit soort vraagstukken zeer voorzichtig en behoedzaam moeten optreden. Daarom wil ik op twee omstandigheden wijzen.

Allereerst op de geschiedenis zelf, die we lezen in 1 Samuel 21. Nog afgezien van de bijkomstigheid, dat juist op die dag, sabbatdag, zoals sommige uitleggers van gevoelen zijn, de broden ververst werden. blijkt uit de woorden van Achimelech, ' dat er een onoverkomelijk bezwaar zou zijn geweest, indien de jongelingen zich de zojuist gepasseerde nachten niet van vrouwen hadden onthouden. De honger zou even groot geweest zijn, doch Achimelech zou er niet in toegestemd hebben. Elke nood breekt niet iedere wet zonder meer, dat kunnen we uit deze restriktie gevoeglijk afleiden.

Nog een ander argument. Onze Catechismus geeft in de zondagen 36 en 37 uitleg aan het derde gebod. We ontmoeten de vraag of men godzalig bij de naam Gods een eed mag zweren. Ge zult zeggen, dat er allang niet meer sprake is van een ijdel gebruik, wanneer we allereerst godzalig en ten tweede bij de naam Gods een eed afleggen. Het antwoord op deze vraag echter leert, dat het alleen is toegestaan, indien de Overheid dit van de onderdanen vraagt of wanneer de nood dit vordert. De nood is kennelijk een andere situatie dan de eis van de Overheid. Hier wordt dus ook in dit antwoord van de Catechismus de nood als een instantie ingevoerd, die in dringende gevallen het juk van de wet van het kinnebakken oplicht. Ik dacht, dat we tegen deze gevolgtrekking weinig bezwaar kunnen inbrengen.

Toch wil ik op een merkwaardig manko wijzen, dat niet zonder opzet is aangebracht, veronderstel ik. Antwoord 101 spreekt niet alleen van vereisende instanties (overheid of nood), doch geeft vervolgens aan wat de funktie moet wezen, namelijk trouw en waarheid bevestigen, en stelt vervolgens wat het hoogste oogmerk blijft, te weten de eer Gods en het heil van de naaste.

Ge moet bedenken, dat de hoofdsom van de wet weet van de eer Gods en het heil van de naaste zowel als van onszelf. Merkwaardig nu, dat de Catechismus wel spreekt van het heil van de naaste, doch niet van dat van onszelf. Ik vermoed, om-dat de wijze opstellers wel terdege wisten hoe gauw het beroep op het eigen heil, veelal en heel gauw op het eigen vermeende heil, de kwestie vertroebelt. De sociale indikatie (des naasten heil) is wel genoemd, niet het eigenbelang. Om ons te manen tot uiterste terughoudendheid. Vraagt ge of nood wet breekt, dan wil ik niet kategorisch (onvoorwaardelijk) ontkennen, doch een ja-woord is heel voorzichtig en met voorgeschreven restrikties (beperkingen) omgeven. We moeten letten op de eer Gods bovenal en het heil van de naaste. Het medemenselijke ligt in het rechte verlengde van het godsdienstige.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1969

De Banier | 8 Pagina's

BREEKT NOOD WET?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1969

De Banier | 8 Pagina's