Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Defensie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Defensie

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van Ir. van Dis

Mijnheer de Voorzitter!

Hoewel de

uitgaven

ten behoeve van de defensie sedert 1965 zijn gestegen, is het percentage van de uitgaven ten opzichte van het nationaal inkomen achteruit gegaan. Dit percentage bedroeg in 1965 4, 3 voor 1970 wordt dat op 3, 9 gesteld. Nog duidelijker lijkt de achteruitgang van de defensie-inspanning wanneer wij een vergelijking maken met de totale uitgaven van het Rijk. Bedroeg het percentage in 1963 nog ongeveer 20, in 1970 zal dit percentage nog slechts 13, 5 bedragen, terwijl voor 1971 een percentage van 12, 5 wordt aangegeven. Bedenkt men dat de exploitatie-uitgaven een groot deel van de defensie-uitgaven in beslag nemen, daa is het te begrijpen dat men in de kringen van de militaire deskundigen het voor 1970 gevoteerde bedrag van 3, 9 miljard beslist ontoereikend acht om te voldoen aan de eisen die aan een verantwoord defensie-apparaat behoren te worden gesteld.

Volgens de memorie van toelichting blijkt de Minister dit standpunt te delen. Op blz. 19 wordt door hem opgemerkt:

„dat de ontwikkeling van de verhouding exploitatie ten opzichte van de investeringskosten hem bij voortduring met grote zorg vervuh".

Het staat er met de defensie van ons land dus alles behalve gunsrig voor. Dit blijkt, ten overvloede, uit de mededeling in de memorie van toelichting dat zich over een paar jaar grote moeilijkheden zullen voordoen om het defensiepeil op het noodzakelijke niveau te houden.

Wij achten het dan ook hoogst noodzakelijk dat er maatregelen worden genomen om in de nabije toekomst een grondige verbetering in onze defensie te verkrijgen. Kan de Minister mededelen of in deze richting door hem reeds wordt gewerkt?

In de pers kan men herhaaldelijk beschouwingen over defensie aantreffen, waarin de

achterstand

wordt belicht. Er wordt op gewezen dat de Nederlandse landstrijdkrachten voortdurend aan gevechtswaarde inboeten. Voorts, dat de Nederiandse luchtverdediging in een deplorabele toestand verkeert, dat de vliegbases vrijwel onbeschermd zijn en dat de gevechtsvliegtuigen niet over anti-opsporingsapparatuur beschikken, waardoor zij gemakkelijk aan vijandelijke akties ten prooi vallen. Ook zou, volgens de perspublikaties, de kavalerie geen afdoende luchtafweer ter beschutting hebben, waardoor de Leopardtanks veel aan betekenis inboeten. De Marine komt er al evenmin gunstig af, wat in de memorie van toelichting ook wordt toegegeven. Een deel van de schepen is namelijk van oude datum en niet modern uitgerust. Gaarne zouden wij van de Staatssekretaris voor de Luchtmacht willen vernemen hoe het staat met de vervanging van de F-104G-vliegtuigen. Is reeds een beslissing genomen inzake het nieuw aan te schaffen vliegtuigtype?

Wij zullen niet diep ingaan op de maatregelen die van militair-deskundige zijde worden aanbevolen om tot verbetering van de gevechtskracht van het leger te komen. Door de één wordt bepleit het prijs geven van de sedert meerdere jaren bestaande verdeelsleutel, waarbij de helft van de begrotingsgelden voor de Landmacht wordt bestemd, een kwart voor de Marine en een kwart voor de Luchtmacht. Weer anderen zijn van oordeel dat afgestapt zou moeten worden van de vertikale opbouw bij Defensie, daar de scherpe scheiding van Land-, Zeej en Luchtmacht te veel geld kost. Als voorbeeld wordt aangegeven dat bij de luchtmacht een speciale luchtmacht-geneeskundige dienst wordt geformeerd, terwijl de Luchtmacht tot dusver gebruik maakte van de geneeskundige dienst van de Landmacht. Voorts wordt gewezen op het ontbreken van de zo hoog nodige

standaardisatie.

Terwijl bij voorbeeld de luchtmacht van de Warschaupaktlanden is uitgerust met slechts enkele typen Migs en de landmacht slechts met een ouder en een nieuwer tanktype, heeft West-Europa wel zes vliegtuigtypes en zeven soorten tanks. Standaardisatie zal ongetwijfeld sterk kostenbesparend werken; niet alleen wordt de fabrikage goedkoper, maar ook het onderhoud kan op minder kostbare wijze geschieden. Hier wreekt zich de grote verdeeldheid onder de N.A.V.O.bondgenoten. Wij achten het daarom van het hoogste belang, dat op het gebied van de ontwikkelings- en produktiekosten alsmede van de standaardisatie de samenwerking wordt bevorderd. Het stemt tot voldoening, dat door de Minister onlangs te Brussel hierop met klem is aangedrongen.

Ik kom nu tot het onderwerp

krisisbeheersing.

Hieraan is in de memorie van toelichting grote aandacht besteed. De Minister heeft hieraan een interpretatie gegeven, waarmede wij ons wel kunnen verenigen. Ook zijn wij het er mede eens, dat in geval van een dreigende krisistoestand al het mogelijke in het werk behoort te worden gesteld om te trachten een gewapend konfUkt te voorkomen. Indien er al een begin van agressie is zal getracht moeten worden uitbreiding hiervan door een beheerst optreden zoveel mogelijk te vermijden. Het zal echter nodig zijn dat in een dergelijk geval de N.A.V.O.-bondgenoten in nauw kontakt met elkaar staan om uiterst snel te kunnen handelen. Voorkomen zal behoren te worden wat zich verleden jaar voordeed, toen bij de inval van de legers van de Warschaupaktlanden in Tsjecho-Slowakije de N..A.V.O.bondgenoten volkomen werden verrast. Over de militaire middelen, die voor krisisbeheersing in aanmerking komen merkt de Minister in de memorie van toelichting op, dat de tegenstander de zekerheid moet hebben, dat hem bij agressie tegenweer kan en zal worden geboden. Hij moet geheel in het onzekere blijven over de mate en de vorm waarin het zal gebeuren. Daartoe moet volgens de Minister zowel van konventionele als van kernwapens gebruik kunnen worden gemaakt. Indien echter tot het gebruik van kemwapenen wordt overgegaan, zal dit door Amerika moeten worden gedaan. Wij vragen de Minister of Amerika hiertoe wel direkt bereid zal zijn. Wanneer het daartoe over gaat, kan het er toch op rekenen, dat Rusland dit niet onbeantwoord zal laten, zodat Amerika zelf het mikpunt wordt van kemwapenen. Wij zijn er daarom allerminst gerust op, dat op Amerika te rekenen valt. Het is te duchten, dat het tot de Europese landen van de N.A.V.O. het verwijt zal richten, dat zij in gebreke zijn gebleven de konventionele strijdkrachten op het noodzakelijke peil te brengen. In dit verband is het van belang aandacht te schenken aan de uitlatingen van de Amerikaanse senator Edward Kennedy, die kort geleden op de bijeenkomst van parlementsleden uit de N.A.V.O. te Brussel voor het terugtrekken van Amerikaanse strijdkrachten uit Europa pleitte. Als reden hiervoor werd opgegeven, dat Europa weigerde zelf een grotere bijdrage te leveren.

Het is dus zeer wel mogelijk, dat de Verenigde Staten niet bereid zullen zijn een kernmacht in te zetten voor het geval een aanval op West-Europa niet afgeslagen kan worden, waarbij dan de N.A.V.O.bondgenoten voor de voeten zal worden geworpen, dat zij hun konventionele strijdkrachten hebben verwaarloosd. Gaarne zouden wij hierover het oordeel van de Minister vernemen.

Ook Canada blijkt plannen te hebben zijn strijdkrachten in Centraal-Europa te verminderen. Kan de Minister mededelen, of die plannen doorgang zullen vinden en zo ja, of reeds een oplossing is gevonden om het hiaat dat alsdan zal ontstaan, op te vullen?

Wij achten het in de huidige omstandigheden, waarin Rusland en zijn satellieten met de modernste wapenen zijn uitgerust, voor ons land niet mogelijk zich geïsoleerd op te stellen. Onze vroegere fraktievoorzitter.

Ds. Zandt,

heeft daarom van meet af aan geen bezwaren ingebracht tegen een bondgenootschappelijke overeenkomst en een gezamenlijk optrekken met andere volkeren. Hierbij werd dan gewezen op het voorbeeld van Abraham, de vader der gelovigen, die met drie heidense bondgenoten tegen een gemeenschappelijke vijand de strijd aanbond. Vandaar dat wij ons van het begin af aan nimmer hebben verzet tegen het deelnemen van ons land in het Noord-Atlantisch Pakt. Met het 'oog op een dreigend oorlogsgevaar hebben wij het lidmaatschap zelfs als een noodzakelijkheid gezien. Wij achten het toch een ons van Godswege geboden pUcht om ons volk te beschermen tegen een buitenlandse indringer.

Ons zelfstandig volksbestaan, dat ons als

kostbaar geschenk Gods

door onze vaderen na een harde strijd van 80 jaar is nagelaten, mogen wij niet onverdedigd en open laten liggen voor een vijandige inval. Wij zijn het dan ook geheel eens met hetgeen in de memorie van toelichting wordt vermeld, namelijk dat het vanwege de toegenomen onzekerheid omtrent het Sovjet-beleid en de nog steeds stijgende defensie-inspanning van de Warschaupaktlanden van zeer groot belang is, dat de defensieve kracht van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie niet verslapt. Het zou inderdaad hoogst onverantwoordelijk zijn wanneer wij ons met betrekking tot de bewapening aan verslapping en zorgeloosheid zouden overgeven. Dit is de grote fout geweest, begaan in de jaren na de eerste wereldoorlog toen socialisten en vrijzinnig-demokraten met de communisten jaar op jaar tegen de oorlogsbegroting stemden en er mensen onder ons volk waren, die met het symbool van het „gebroken geweertje" op de borst de leus „geen man en geen cent voor het leger" aanhieven, terwijl zelfs een vooraanstaand socialist aanspoorde tot „dappere ongehoorzaamheid" als het weer op een mobilisatie zou aankomen. Blijkbaar verkeerde men in de veronderstelling, dat er vooreerst geen oorlog meer zou komen, wat sterk in de hand werd gewerkt door het stellen van vertrouwen op de in 1918 opgerichte Volkenbond. Het is echter met deze tweede toren van Babel op een groot fiasko uitgelopen. Nauwelijks toch waren twintig jaar sedert de oprichting van de Volkenbond verlopen of Europa werd opnieuw door een oorlog geteisterd, waarin dit keer ook ons land werd betrokken. De gevolgen van de zorgeloosheid ten aanzien van de bewapening in ons land werden toen duidelijk merkbaar, daar onze slecht uitgeruste militairen toen moesten optrekken tegen de modem uitgeruste Duitse troepen.

Na de tweede wereldoorlog dreigde evenwel andermaal een toestand van zorgeloosheid te ontstaan en dat zowel omdat de gedachte postvatte dat de Sovjet-Unie waarmede men gezamenlijk de strijd tegen Hitler had gevoerd en de zege had bevochten, geen gevaar voor het verstoren van de vrede zou opleveren, alsook omdat spoedig na de ooriog de Organisatie der Verenigde Naties tot stand was gekomen zodat geschillen, die zich mochten voordoen, naar men meende, door gesprek en overleg op vreedzame wijze zouden kunnen worden beslecht. De

communistische staatsgreep

in Tsjecho-Slowakije in 1948 opende er evenwel de ogen voor, dat de Sovjet-Unie voor de landen van het Westen wel degelijk een groot gevaar betekende. Het veelvuldig schermen met het woord , , vrede", dat van Russische zijde in de loop der jaren werd vernomen en nog steeds wordt vernomen en waardoor menigeen zich liet verleiden om sterke verlaging der defensie-uitgaven te propageren en tegen het eventueel gebruikmaken van kemwapenen te ageren, mag ons de ogen er niet voor doen sluiten dat het door de Sovjet-Unie beoogde doel onveranderd is gebleven. Zelfs Chroestsjew, die een minder harde Hjn voorstond dan StaHn, verklaarde openlijk dat Rusland met zijn satellieten en communistisch China hetzelfde doel nastreefden, namelijk de verovering van de wereld voor het communisme. Vandaar dat Rusland zulk een machtig en perfekt uitgerust en sterk bewapend leger heeft opgebouwd en eveneens zulk een machtige vloot en luchtmacht tot stand heeft gebracht. Was het gevaar dat van de zijde van de Sovjet-Unie dreigt meer en beter beseft geworden dan zouden de N.A.V.O.-bondgenoten in de loop der jaren veel aktiever zijn geweest. De praktijk heeft evenwei geleerd, dat verscheidenen hunner hun verplichtingen niet nakwamen, zodat er van de zijde van de opperste N.A.V.O.leiding herhaaldelijk werd geklaagd over de grote achterstand in het aantal parate divisies. De inval in Tsjecho-Slowakije heeft verleden jaar de aktiviteit wel weer wat doen aanwakkeren, ook in ons land waar ten behoeve van de Defensie een extra uitgave van 225 miljoen beschikbaar werd gesteld. Tijdens de onlangs gehouden algemene pohtieke en financiële beschouwingen vroeg echter de heer Den Uyl al weer om nu te stoppen met de uitgifte van de gelden van de voornoemde verhoging, omdat deze door de ontwikkeling volkomen zou zijn achterhaald. Wij achten dit een zeer kortzichtig standpunt, temeer daar door middel van die verhoogde uitgave slechts enigermate de achterstand, die wij op het gebied van de defensie hadden, kan worden ingelopen. Ik zeg „enigermate" omdat de achterstand in werkelijkheid veel groter is dan met behulp van die 225 miljoen kan worden ingelopen. In dit verband verneem ik gaarne van de Minister, of door de andere N.A.V.O.-landen in Europa als gevolg van de bezetting van Tsjecho-Slowakije ook de uitgaven ten behoeve van de defensie zijn verhoogd. Wat het gebruik van

kernwapens

betreft zij opgemerkt, dat wij hopen, dat zij nimmer behoeven te worden gebruikt. Gezien echter het feit, dat Rusland over een zeer groot aantal ervan beschikt, moet het hoogst onverantwoordelijk en onredelijk worden geacht, van de landen van het Westen, die over kernwapens beschikken, te eisen, dat zij ze zullen ver- nietigen. Dit zou niet minder inhouden dan een uitdaging aan de landen van het Warschau-pakt om het Westen aan te vallen en te overrompelen met alle onheilzame gevolgen voor de vrijheid, voor de godsdienst, voor kerk, school, staat en maatschappij. Wij zijn dan ook beslist tegenstanders van eenzijdige kernwapenontwapening evenals wij dit zijn ten aanzien van eenzijdige konventionele wapensontwapening. Rusland en Amerika zijn van plan de volgende maand te Helsinki over beperking van atoombewapening te gaan spreken, met name wat betreft het maken van nieuwe kernwapenen, zoals die met twee of meer atoomkoppen. Rusland heeft echter nooit willen ingaan op voorstellen tot wederzijdse vermindering van de konventionele bewapening. Niettegenstaande de vele ontwapeningskonferenties, die er vanaf de eerste wereldoorlog zijn geweest, is er van wederzijdse ontwapening niets terecht gekomen. In plaats daarvan werd de bewapening al hoger en hoger opgevoerd, waarbij Rusland in de voorste gelederen liep. N.A.V.O.-bondgenoten hebben verleden jaar in de verklaring van Reijkjavik zich weer bereid verklaard met andere landen in overleg te treden over specifieke en praktisch uitvoerbare stappen op het gebied van wapenbeheersing en wapenbeperking, waarbij, zoals in de memorie van toelichting wordt vermeld, in het bijzonder de mogelijkheid van een evenwichtige vermindering van de strijdkrachten van Oost en West in Europa werd genoemd. Van de zijde van de Sovjet-Unie en de overige landen van het Warschau-pakt werd hierop volgens de Regering echter tot dusverre geen antwoord ontvangen.

Inmiddels gaat men voort met het maken van studies, maar op grond van de zondige aard van de mens, zoals die in de Heilige Schrift wordt getekend, hebben wij er niet het minste vertrouwen in, dat het ooit tot wederzijdse ontwapening of zelfs maar tot beperking van de bewapening van betekenis zal komen. Overgaand tot enkele andere onderwerpen, gevoelen wij ons verplicht bij de bewindslieden nog eens met alle nadruk te bepleiten, dat tegen het

vloeken in de krijgsmacht,

waarover ons nog herhaaldelijk klachten bereiken, strenge maatregelen worden genomen. Wij hebben het gewaardeerd, dat daarover publikaties in een paar legerbladen zijn verschenen. Helaas heb ik van de luchtmacht niets bemerkt, ofschoon de staatssekretaris het mij had beloofd. Mocht het wel zijn gebeurd, dan zal ik het desbetreffende orgaan gaarne alsnog ontvangen. In die publikaties werd er bij de militairen op aangedrongen het vloeken na te laten. Het is echter bovendien nodig, dat men weet, dat er ook straf op staat. De Regering heeft toch te bedenken, dat het ijdel gebruiken van de heilige naam Gods geen kleine, maar een zeer grote zonde is, die bij Israël weleer zelfs op Gods bevel met de dood moest worden gestraft. Wanneer een mihtair een dag uit dienst wegblijft of zich misdraagt, wordt hij gestraft, hoeveel temeer zou dan straf behoren te worden gegeven bij overtreding van één van de "geboden van de hoogste Wet die er bestaat.

Voorts achten wij ons gedrongen, er bij de regering op aan te dringen de

dag des Heeren

te eerbiedigen door geen oefeningen op die dag te doen plaats hebben. Ook willen wij opkomen voor de militairen, die godsdienstige bezwaren hebben tegen het reizen op zondag door te bepleiten hun toe te staan 's maandagsmorgens zo vroeg mogelijk, dus met de eerste gelegenheid, naar hun garnizoen te mogen terugkeren. Het argument, dat zo menigmaal van achter de ministerstafel daartegen werd aangevoerd, namelijk dat het dienstbelang dit niet toelaat, achten wij niet steekhoudend, daar toch aan rooms-katholieke mihtairen elk jaar verlof wordt verleend om een hele week onder hoede van de kardinaal naar Lourdes te gaan, terwijl zij ook op de rooms-kathoÜeke feestdagen vrijheid van beweging krijgen. In beide gevallen blijken de dienstbelangen dus helemaal niet zo zwaar te wegen, zodat aan de militairen, die^ wij op het oog hebben, ook wel kan worden toegestaan wat zoeven door mij werd bepleit. Vervolgens willen wij er bij de bewindslieden ten sterkste op aandringen om verzoeken van schoolbesturen betreffende

uitstel of vrijstelling

van militaire dienst voor te benoemen onderwijzers, zoveel mogelijk in te willigen. Wanneer wij erop letten, dat de Minister verleden jaar 14.000 dienstplichtigen met groot verlof zond, dan moet het toch ook mogelijk zijn om in de behoefte aan onderwijzers te voorzien, vooral als het schoolbesturen betreft, die een beperkte keuze hebben in het aantal voor hun scholen geschikte onderwijzers. Voorts zou ik de Minister willen vragen of door hem kan worden bevorderd aan dienstplichtige militairen, die om godsdienstige redenen vrijgesteld zijn van immunisatie, toe te staan in vrijwilUg dienstverband over te gaan, zonder te eisen, dat zij zich aan inenting onderwerpen. Vervolgens willen wij met alle nadruk bij de Regering bepleiten om aan gehuwde burgerambtenaren

reiskosten te vergoeden.

Het is mij namelijk bekend, dat ambtenaren, die in Wezep bij de 102de T.D. zware herstelde in dienst zijn, geen reiskosten meer vergoed krijgen, behalve drie uitzonderingen, namelijk één uit Kampen, één uit Nunspeet en één uit ZwoUe, hoewel dit drietal onder gelijke omstandigheden verkeert als alle anderen, die geen vergoeding krijgen. In Wezep is wel een woonkern, maar er worden vooreerst geen woningen meer gebouwd, zodat de ambtenaren elders moeten wonen. In Milhngen en Dongen, waar geen woonkernen zijn, ontvangt het personeel wel reiskostenvergoeding. Het zal de Minister en de Staatssekretaris duidelijk zijn, dat deze ongelijke behandeling een onaangename stemming bij de hierbij betrokken ambtenaren verwekt. Er zijn er bij, die eerst in Kampen hun woonplaats hadden, doch naar Wezep werden overgeplaatst, zonder dat zij het hadden gevraagd en zonder dat zij het wilden, waarna eerst de reiskostenvergoeding gedeeltelijk, en vervolgens geheel werd ingetrokken. Dat staat dus gelijk met een loonsverlaging, wat te schrijnender is, als zij niet meer voor bevordering in aanmerking kunnen komen.

Wat de aanpassing van de

wedde

van de dienstplichtigen aan dat van het beroepspersoneel betreft, staan wij hier niet bij voorbaat afwijzend tegenover. Dit zal echter niet mogen gaan ten koste van de veiUgheid van het personeel, wat zou geschieden wanneer er gelden, bestemd voor investeringen, voor dat doel zouden worden aangewend.

Wat de oefenterreinen betreft, merk ik op, dat wij hierover te zijner tijd, als de nota in behandeling komt, ons standpunt nader zullen bepalen en bekend maken. Inzake de verkorting van de diensttijd zij tenslotte vermeld, dat wij daar steeds voorstanders van zijn geweest, daar de diensttijd voor de mihtairen veelal een zwaar offer betekent. Wij hebben echter steeds de voorwaarde gesteld, dat die verkorting niet mag gaan ten koste van de paraatheid.

Met de wens, dat God de bewindslieden moge schenken wat zij in de uitoefening van hun ongetwijfeld zeer zware taak van node hebben, zal ik hiermede besluiten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1969

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Defensie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1969

De Banier | 8 Pagina's