Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen beantwoord door de respektievelijke bewindslieden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen beantwoord door de respektievelijke bewindslieden

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vragen van de heer Van Rossum aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

1. Is het de Minister bekend, dat, hoewel de periode van 5 jaar, genoemd in de Overgangswet Ruimtelijke Ordening, ten einde loopt, nog steeds toepassing wordt gegeven aan artikel 20 van de Wederopbouwwet voor het verlenen van bouwvergunningen, waarbij wordt afgeweken van na 1 augustus 1965 tot stand gekomen stedebouwkundige voorschriften (bestemmingsplannen)?

2. Acht de Minister zodanige toepassing in overeenstemming met de bedoelingen van artikel 23 van de Overgangs­ wet Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, zoals deze bij de behandeling van deze wet tot uitdrukking zijn gebracht?

3. Kan de Minister een overzicht verstrekken van de gevallen, waarin de laatste twee jaar door gemeentebesturen gebruik is gemaakt van artikel 20 van de Wederopbouwwet, met vermelding of deze besluiten al of niet door gedeputeerde staten werden goedgekeurd?

4. Is de Minister bereid toe te zeggen, dat wanneer dergelijke besluiten zijn genomen en gedeputeerde staten hieraan in strijd met de bedoelingen van de wet recentelijk hun goedkeuring hebben gehecht of binnenkort zullen hechten, hij deze besluiten ter vernietiging zal voordragen?

Antwoord van de heer Schut, Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

1. De ondergetekende beantwoordt deze vraag bevestigend. Hij tekent daarbij aan, dat ook na 1 augustus 1965 nog uitbreidingsplannen in de zin van de Woningwet 1901 kunnen zijn tot stand gekomen.

2. Toepassing van artikel 20 der Wederopbouwwet teneinde af te wijken van een onder vigeur van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand gekomen regeling is naar het oordeel van de ondergetekende niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever zoals deze, zij het niet met zoveel woorden, bij de behandeling van de Overgangswet ruimtelijke orde ning en volkshuisvesting tot uitdrukking is gebracht en moet in het algemeen dan ook minder juist worden geacht. Niettemin kunnen zich naar zijn mening omstandigheden voordoen, welke toepassing van genoemd artikel kunnen rechtvaardigen.

3. De ondergetekende staan geen gegevens ten dienste omtrent het aantal gevallen, waarin van artikel 20 der Wederopbouwwet gebruik is gemaakt Van deze gevallen wordt nl geen mededeling gedaan aan zijn departement

4. De ondergetekende merkt op, dat strijd met de bedoeling van de wetgever op zichzelf geen grondslag is voor vernietiging van een besluit van een gemeentebestuur of van gedeputeerde staten. De ondergetekende ziet te minder reden om door toepassing van het middel van vernietiging tegen de hantering van artikel 20 der Wederopbouwwet op te treden, nu deze bepaling op l augustus 1970 uit onze wetgeving gaat verdwijnen. Het is hem bovendien bekend, dat verschillende kolleges van gedeputeerde staten er reeds sterk bij de gemeentebesturen op I hebben aangedrongen in voorkomende gevallen geen toepassing te geven aa artikel 20, doch een oplossing langs andere weg te zoeken.

Vragen van de heren Ds. Abma en Schakel aan de Staatssekretaris van Onderwijs en Wetenschappen inzake hui& . vestingsmoeilijkheden van het Christelijk Intemaat voor Schipperskinderen te A Krimpen aan de IJssel.

1. Is het de Staatssekretaris bekend, dat het Christelijk Internaat voor Schip, perskinderen te Krimpen a/d IJssel al vierentwintig jaar lang zeer slecht is ge- i huisvest? j

2. Is de Staatssekretaris niet van oordeel, dat een houten barak, waarin 80 schipperskinderen zijn ondergebracht, ten enenmale niet aan redelijke eisen voldoet?

­ 3. Is de Staatssekretaris er ook van op de hoogte, dat de burgemeester van Krimpen a/d IJssel op 28 november j.l. heeft verklaard, dat het gebouw hem „een doom in het oog" is en bij een eerdere gelegenheid heeft gedreigd deze verblijfplaats te doen sluiten?

4. Is het mogelijk, dat een overwogen regeling van de bouw van internaten voor schipperskinderen op rendabele basis, waarop realisering van nieuwbouwplannen moet wachten, zoals het bestuur meer en meer bij tal van onderhandelingen ten departemente over een tijdvak van vele jaren gebleken is, spoedig kan worden tegemoet gezien?

Antwoord van de heer Grosheide, Staatssekretaris van Onderwijs en Wetenschappen.

1 tot en met 3. Het antwoord op deze vragen luidt bevestigend.

4. Voor wat de vierde vraag betreft mog ik verwijzen naar het antwoord op de mij op 25 november 1969 door de heer Laban gestelde vragen, dat ik gaarne bereid ben aan de spoedige tot standkoming van een aanvaardbar subsidieregeling mede te werken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1970

De Banier | 8 Pagina's

Vragen beantwoord door de respektievelijke bewindslieden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 januari 1970

De Banier | 8 Pagina's