Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beantwoording Sociale Zaken  en Volksgezondheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beantwoording Sociale Zaken en Volksgezondheid

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Minister Roolvink

Nadat Ir. Van Dis zijn rede had uitgesproken, die in het vorige nummer werd geplaatst, kreeg hij van de Minister van Sociale Zaken op diverse opmerkingen een reaktie.

De Minister zette de beantwoording in met de volgende opmerking: „Ik zou mijn antwoord willen beginnen met een woord van dank aan allen, die aan de diskussie hebben deelgenomen, waarbij het u duidelijk zal zijn, dat het bij een sprekerslijst van, meen ik, zeventien, niet zo eenvoudig is, in kort bestek een ieder volledig recht te laten wedervaren.

Inkomensverdeling

De geachte afgevaardigde de heer Van Dis heeft over de inkomensverdeling gesproken. Hij wijst op de relatieve daling van het overige inkomen en hij verwijst daarbij naar blz. 2 van de memorie van toelichting. Hij acht dit nadelig voor de investeringen. Hij konstateert ook een relatieve daling van het inkomen van zelfstandigen ten opzichte van werknemers, waarvoor hij verwijst naar blz. 3 van de memorie van toelichting.

Met die nadelige gevolgen voor de investeringen valt het toch wel iets mee. De spaarquote was in 1969 22 pet. en vergeleken met 1952 - het uitgangsjaar, het basisjaar is hierbij uitermate belangrijk - zijn de inkomens van de zelfstandigen zelfs nog iets sneller toegenomen dan die der werknemers. Neemt men echter het jaar 1957 als uitgangspunt, dan krijgt men een ander cijfer. Daarmee is tegelijkertijd aangegeven dat het uitgangspunt, het basisjaar, van doorslaggevende betekenis is. Vandaar dat men hierover lang en breed kan diskussiéren zonder al te exakt te zijn en zonder al te veel bewijzen aan te voeren.

Metaal-c.a.o.

De heren Van Dis en Jongeling hebben het betreurd, met het oog op het effekt voor 1971, dat de metaal-c.a.o. is aanvaard. Zij vragen of ik wil bevorderen dat in de toekomst indexklausules in de ca.o.'s de inflatie niet zullen stimuleren. Ik kom hierdoor tot een punt dat in onze diskussie centraal staat. De geachte afgevaardigden vragen voorts of ik kan bevorderen dat de bepalingen in de c.a.o.groot metaal, ter zake van het , , vakbondstientje", op grond van artikel 2, lid 5 sub c, van de Wet op de algemeen verbindend en onverbindend verklaring van c.a.o.'s, de wet van 1937, niet algemeen verbindend zullen worden verklaard. Die laatste vraag kan ik we! bevestigend beantwoorden. Wanneer men aangelegenheden als deze in een c.a.o. overeenkomt — en dit is het volste recht van partijen; daar blijf ik verder helemaal buiten - dan komen dergelijke bepalingen toch niet voor verbindendverklaring in aanmerking op grond van de wet van 1937.

Gemoedsbezwaarden

Hierover zei de Minister: „De heer Van Dis heeft opnieuw het punt van de gemoedsbezwaarden aan de orde gesteld en heeft gevraagd: hoever staat het nu met uw kontakten met de Sociale Verzekeringsbank? Ik heb inderdaad kontakt opgenomen met de bank. De Sociale Verzekeringsbank gaat na of aan de suggestie van de heer Van Dis gehoor kan worden gegeven. Ik heb opnieuw bij de Sociale Verzekeringsbank aangedrongen en zij heeft mij nu een spoedige afhandeling toegezegd. Ik hoop dat dit binnen korte tijd kan worden gerealiseerd.

Zondagsarbeid

Een slotopmerking zou ik willen maken over de ongerustheid, uitgesproken door de heren Van Dis en Jongeling, over het toenemen van de zondagsarbeid. Met name de heer Jongeling wees daarbij ook op het sociale belang, indien religieuze motieven geen opgeld doen. Ik ben mèt de heer Jongeling van mening, dat zowel religieuze als sociale motieven hier een belangrijke rol moeten spelen. Ik geloof overigens, dat ze helemaal geen tegenstelling vormen. Ik geloof zelfs, dat het één en dezelfde zaak is. Wie deze zaak religieus benadert, zal ook stellig tot de konklusie komen, dat het uit sociale overwegingen wel gewenst is om zondagsarbeid in het algemeen waar mogelijk is te vermijden. Ik zou erop willen wijzen, dat voor zondagsarbeid altijd weer een speciaal overleg wordt gevoerd tussen werkgevers en werknemers en dat deze punten ook in de ondernemingsraden aan de orde komen. Ook wil ik erop wijzen, dat zelfs zondagsarbeid, hoezeer ik betreur dat het nodig is, niet altijd te ontgaan is. Ik zou hier voorbeelden kunnen noemen van industrietakken, die, willen ze het hoofd boven water kunnen houden in de internationale konkurrentie, het machinepark zo kontinu mogelijk in dienst moeten houden. Nu heb ik respekt voor die werkgevers en werknemers, die zeggen: Dan doen wij dat niet en zoeken wij iets anders. Maar ik heb eveneens respekt voor degenen die zeggen: Wij menen, ondanks het offer dat wij voor ons gezin moeten brengen en de moeilijkheden die voor sommigen in religieus opzicht kunnen ontstaan, dat er ook zodanig zware sociaal-ekonomische motieven zijn, die ook het bestaan van de mens in wezen raken, dat wij toch maar voor het laatste kiezen, zij het met pijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1970

De Banier | 8 Pagina's

Beantwoording Sociale Zaken  en Volksgezondheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1970

De Banier | 8 Pagina's