Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAAG EN ANTWOORD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAAG EN ANTWOORD

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

• VRAGEN VAN DE HEER VAN ROSSUM

1. Is het de Minister bekend, dat bij het aannemen van leerlingen aan de lagere landbouwschool te Neerlangbroek (Marijkelaan 3), uitgaande van het U.L.G., steeds met medeweten en instemming van de inspekteur van het landbouwonderwijs aan de ouders de belofte is gedaan, dat ook indien deze school in de toekomst zou worden opgeheven, in ieder geval de leerlingen, die tot de school toegelaten werden, in de gelegenheid gesteld zouden worden om aan dezelfde school hun diploma te verwerven? 2. Is het waar, dat het hoofdbestuur van het U.L.G. met negatie van de uitdrukkelijke wensen van het plaatselijk schoolbestuur, inmiddels pogingen in het werk stelt om op korte termijn te komen tot een fusie van bedoelde school met een A.B.T.B.-school in 't Goy bij Houten, en is het juist, dat dit hoofdbestuur bij deze fusieplannen zo voortvarend te werk gaat, dat het nakomen van gedane beloften aan ouders van leerlingen illusoir dreigt te worden, zodat hierdoor een sterke tegenkanting tegen deze plannen wordt opgeroepen? 3. Is de Minister niet van mening, dat één van de grondslagen van deugdelijk bestuur is, dat gedane beloften gehonoreerd worden, en is hij mitsdien bereid in het algemeen landbouwscholen, die wegens teruglopend aantal leerlingen t.z.t. gesloten moeten worden, zodanig financieel te helpen, dat door het bevoegd gezag gedane beloften aan de ouders van de leerlingen op behoor­ lijke wijze kunnen worden nagekomen? 4. Wordt er van overheidswege op toegezien, dat bij fusies van landbouwscholen door de besturen rekening gehouden wordt met het verschil in levensbeschouwelijke grondslag of geestelijk klimaat op de te verbinden scholen en tevens met de wensen van het merendeel der ouders van de leerlingen, die de scholen bezoeken, daar toch het negeren van deze basisvoorwaarden voor een goede samenwerking noodzakelijk tot gevolg zal hebben, dat bij het tot stand komen van de voorgestane samenwerking — zoals reeds nu in Neerlangbroek blijkt — vele leerlingen naar andere scholen afvloeien en de fusie mitsdien een fiktie wordt met alle financiële konsekwenties van dien? 5. Is het juist, dat in het kader van de voorbereiding van de fusie van bovenbedoelde scholen reeds een gezamenlijke leerkracht werd aangesteld, waarbij tevoren een afspraak tussen de besturen was gemaakt, dat p.c. en r.k. kandidaten op gelijke wijze zouden kunnen mededingen, doch dat de plaatsing van oproep tot sollicitatie in de rJc.-bladen zodanig op die in de p.c.-bladen voomitliep, dat de aanstelling vrijwel haar beslag gekregen had alvorens de p.c.-kandidaten m de gelegenheid waren om te solliciteren, en meent de Minister niet, dat dit en soortgelijke symptomen bij de betrokken ouders het gevoel versterken dat aan hun kinderen onderwijs van een bepaalde geestelijke signatuur wordt opgedrongen? Acht de Minister de rechtspositie van het personeel aan de landbouwscholen van een zodanige aard, dat voldoende gewaarborgd wordt, dat bij het bekend worden van opheffing of fusies van scholen het personeel niet op korte termijn naar een andere betrekking gaat uitzien en de voortgang van het onderwijs op deze wijze ontijdig moet worden afgebroken of op onvolledige wijze moet worden voortgezet, en is hij bereid bij gebleken tekorten in de rechtspositie bij de eventueel dreigende opheffing van de betrekking zijn invloed tot verbetering aan te wenden? Is de Minister bereid bij het teruglopend aantal leerlingen aan de landbouwscholen aan de afzonderlijke problemen van de verschillende scholen zijn aandacht te geven, en is hij daarbij bereid zijn bijzondere attentie te besteden aan de moeilijkheden, die zich voordoen bij de lagere landbouwschool te Neerlangbroek?

ANTWOORD VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW EN VISSERIJ, DE HEER LARDINOIS

In het kader van de maatregelen inzake konsentratie of likwidatie van lagere agrarische scholen is het gebruikelijk, dat de leerlingen van het derde en vierde leerjaar van de op te heffen school het onderwijs aan die school kunnen blijven volgen en aan diezelfde school het diploma verwerven. Het door de inspekteur van het landbouwonderwijs kenbaar gemaakte standpunt in geval van eventuele opheffing van de lagere landbouwschool te Neerlangbroek is dienovereenkomstig. Reeds bij brief van 5 augustus 1968 heeft het bestuur van het Utrechts landbouwgenootschap te kermen gegeven in verband met de zorgwekkende ontwikkeling in de leerlingenbezetting van de l.l.s. te Neerlangbroek, nader te willen bezien in hoeverre de mogelijkheid aanwezig is om in overleg met de A.B.T.B. tot een fusie te geraken van de lagere landbouwscholen te Langbroek en te Houten. Sedertdien hebben de ondergetekende geen formele, schriftelijke voorstellen of besluiten van de besturen of één der besturen der genoemde organisaties bereikt. Voor een juist begrip van deze materie dient in aanmerking te worden genomen, dat enerzijds de aanspraak op subsidie formeel komt te vervallen zodra de school in het tweede en de hogere leerjaren gedurende drie achtereenvolgende jaren telkens is bezocht door minder' dan gemiddeld twaalf leeriingen per leerjaar, doch dat het anderzijds het autonome bestuur van zodanige bijzondere school vrij staat aan de opheffing of konsentratie uitvoering te geven op een zodanig vroeger tijdstip en op een zodanige wijze, als het bestuur dienstig oordeelt. Zodra de school, ingevolge vermelde norm, formeel geen aanspraak op subsidie meer heeft, kan de overheid haar voorwaarden stellen of faciliteiten verlenen voor wat betreft de uitvoering en eventuele fasering van de likwidatie der school; in dit licht moet ook de mogelijkheid worden bezien, dat de leerlingen van de hogere leerjaren het onderwijs aan de school kunnen blijven volgen en het diploma van de school kunnen verwerven. Zolang eerder bedoelde opheffingsnorm formeel nog niet kan worden geëffektueerd en het schoolbestuur desondanks uit beleidsoverwegingen tot een vervroegde opheffing of konsentratie wil overgaan, kan de ondergetekende daar niet afwijzend tegenover staan of daarop anderszins invloed uitoefenen.

3 en 4. Voor zover de ondergetekende onder 2 niet reeds zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt, kan hij daaraan nog toevoegen, dat de met name in vraag 4 beHchte aspekten van de opheffing van een school of van de fusie van meer scholen - waar hier sprake is van bijzonder onderwijs - uitsluitend ter beoordeling dienen te staan van de hierbij betrokken autonome en verantwoordelijke schoolbesturen. Hierop wordt van overheidswege niet toegezien. Volledigheidshalve moge de ondergetekende verwijzen naar het verslag van de vergadering van het hoofdbestuur van het U.L.G. op 2 januari 1970, weergegeven in , X> e Landbode" - „Utrechts landbouwblad" - 23ste jaargang, nr. 1, van vrijdag 9 januari 1970.

5. Aan de l.l.s. te Houten ontstond in de zomer van 1969 een vakature door het vertrek van één der leraren. Hierin kon niet worden voorzien door het geringe aantal leerlingen in de eerste en tweede klasse. Tegelijkertijd ging de direkteur van de l.l.s. te Langbroek met ziekteverlof, hetwelk, naar het zich laat aanzien, geruime tijd zou vergen. In die situatie hebben de besturen van het U.L.G. en de A.B.T.B. besloten tot samenvoeging van de eerste en tweede klassen van de beide scholen in de school te Houten. De inspekteur van het landbouwonderwijs is akkoord gegaan met de benoeming van een theorieleerkracht in een volledige betrekking in tijdelijke dienst aan beide scholen samen voor het kursusjaar 1969-1970. Blijkens van het U.L.G. verkregen inlichtingen was de benoeming van deze leerkracht als volgt geregeld: De A.B.T.B. zou deze vakature per advertentie melden in een katholiek, het U.L.G. in een prot.christelijk blad. Bij beide besturen is één sollicitant binnengekomen. De sekretaris van het U.L.G. was ervan overtuigd, dat de advertentie zijnerzijds was geplaatst. Het gesprek met de sollicitanten vond plaats op 15 juli 1969. Later bleek, dat de advertentie in het prot.-christelijk blad eerst verscheen in het nummer van 17 juli 1969 en dat de bij het U.L.G. binnengekomen sollicitatie een reaktie op de advertentie in het katholieke blad was geweest. Na 17 juli zijn bij het U.L.G. geen sollicitaties meer binnengekomen. Tot zover de verkregen inlichtingen, die een wat ander licht werpen op het onder punt 5 gestelde. Overigens meent de ondergetekende zich geen oordeel te moeten aanmatigen ten aanzien van het in deze door de hierbij betrokken verantwoordelijke schoolbesturen in onderlinge overeenstemming gevoerde beleid.

6. De rechtspositie van het onderwijzend personeel in het algemeen en daarmee ook van het personeel van de landbouwscholen biedt naar het oordeel van ondergetekende voldoende mogelijkheden - garantieregeling, wachtgeldregeling e.d. — om dit personeel nog geruime tijd aan de school te binden. Geen enkele regeling, hoe gunstig ook, kan echter belanghebbende leraren beletten vroegtijdig naar een funktie elders bij het onderwijs om te zien en bij een geslaagde sollicitatie vroegtijdig bij de (eventueel) op te heffen school ontslag te nemen. Het ligt dan ook niet in het voornemen van de ondergetekende om genoemde reden zijn invloed tot verbetering van de rechtspositieregeling aan te wenden. 7. Reeds jarenlang wordt in nauwe samenwerking tussen vertegenwoor­ digers van de direktie en inspektie van het landbouwonderwijs en van de centrale landbouworganisaties en agrarische bedrijfsbonden, meer in het bijzonder met de besturen van de bij opheffing of konsentratie van lagere agrarische scholen betrokken schoolbesturen, al het mogelijke gedaan om, met inachtneming van de belangen der leerlingen en toekomstige leerlingen, van de direkteuren en leraren en van de organisaties in de desbetreffende streek, tot zo reëel mogelijke oplossingen te komen. Voor zover het in zijn vermogen en op zijn weg ligt, is de ondergetekende bereid desgevraagd zijn bijdrage te verlenen tot mogelijke oplossing van de moeilijkheden die rondom Langbroek/ Houten mochten zijn gerezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1970

De Banier | 9 Pagina's

VRAAG EN ANTWOORD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1970

De Banier | 9 Pagina's