Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PUBLIEKRECHTELIJKE  BEDRIJFSORGANISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PUBLIEKRECHTELIJKE BEDRIJFSORGANISATIE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede Ir. Van Dis

Ter gelegenheid van het voorstel van wijziging van de Wet op de Bedrijfsorganisatie sprak Ir. Van Dis als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Uit de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsontwerp blijkt wel overduidelijk, dat het met de p.b.o. heel anders is gelopen dan de voorstanders zich er destijds van hadden voorgesteld. De verwachtingen betreffende deze organisatie waren toch bij velen in het begin zeer hoog gespannen. Om niet te breedvoerig te worden zij slechts gewezen op de vroegere fraktievoorzitter van de KVP, Prof. Romme, die de weg naar de p.b.o. één der hoofdwegen noemde voor een christelijk werkleven. De voorstanders zagen toen in de wet op de p.b.o. namelijk een middel om te komen tot een radikale vernieuwing van de struktuur der maatschappij, waardoor de tegenstellingen tussen arbeid en kapitaal, tussen werkgevers en werknemers zouden worden verzoend, waarbij eventuele regelingen door het bedrijfsleven zelf zouden kunnen worden getroffen terwijl de invloed der overheid zover mogelijk zou zijn teruggedrongen. Aanvankelijk zag het ernaar uit, dat het met de p.b.o.

naar wens

zou gaan. Er werden in betrekkelijk korte tijd veertien produktschappen, een hoofdproduktschap akkerbouwprodukten, hoofdbedrijfschappen detailhandel en ambachten en circa veertig bedrijfschappen mgesteld. Maar toen hield het ook vrijwel op. In juli 1962 werd door een kommissie uit de Sociaal-Ekonomische Raad gerapporteerd, dat na tien jaren toepassen van de wet op de p.b.o. er geen enkel uitzicht was, dat vrijwillig meer p.b.o.-organen tot stand zouden komen. Dit feit moest worden gekonstateerd, niettegenstaande er van regeringswege al het mogelijke in het werk was gesteld om de p.b.o. tot verdere ontplooiing te brengen. Tijdens het kabinet-Drees, van 1951 tot 1952, werd een minister zonder portefeuille met de uitvoering van de wet op de p.b.o. belast, terwijl in het daarop volgend kabinet-Drees een speciale minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie in het kabinet werd opgenomen in de persoon van de heer De Bruijn, die van september 1952 tot oktober 1956 uitsluitend was belast met het behartigen van de zaken betreffende de p.b.o. Ook onder hem vlotte het echter niet, reden waarom hij ertoe overging te dreigen met dwang, indien de partijen nalatig bleven om vrijwillig tot het instellen van bedrijfslichamen over te gaan. Ook dit baatte echter niet. Veeleer werden de ondernemers erdoor afgeschrikt aan de opbouw van de p.b.o. mede te werken. Na Minister De Bruijn kreeg de heer Schmelzer als Staatssekretaris de taak om de p.b.o. nieuw leven in te blazen. Alhoewel de heer Schmelzer het voorbeeld van zijn voorganger niet volgde en, zoals door hem met alle nadruk werd verklaard, de vrijwilligheid wilde handhaven, werd ook door hem geen middel onbeproefd gelaten om te trachten de insteUing van nieuwe p.b.o.-organen te bevorderen. Omstreeks 1960 toch was de situatie nog zo, dat de toen bestaande p.bo.-organen niet meer dan een derde deel van het totale aantal werknemers omvatten, en dat, terwijl een kommissie uit de SER had getracht in gesprekken met werkgevers- en werknemersorganisaties de bezwaren tegen de instelling van een p.b.o.-orgaan weg te nemen. Alles was echter tevergeefs. Deze kommissie vond bij geen enkele bedrijfstak, behalve bij de lederindustrie, de nodige bereidheid om op de door haar uitgeoefende aandrang in te gaan. In verscheidene bedrijfstakken nl. de textiel, de bouw, metaal, baksteen, papier, sigaren, rubber, wegvervoer, alsmede in het bank- en verzekeringswezen bleef men tegenover de p.b.o. een afwijzende houding aannemen. De heer Schmelzer heeft toen aan de Sociaal-Ekonomische Raad gevraagd te willen onderzoeken wat de oorzaken van de stagnatie waren en hoe deze zouden kunnen worden weggenomen. De diskussies, die na afloop van het onderzoek in de vergadering van de SER plaatsvonden, kulmineerden tenslotte in 1961 in de resolutie- Van Thiel, waarin de SER onder meer uitsprak, dat het voor een verdere voortgang van de bedrijfsorganisaties overweging verdiende, de SER de bevoegdheid te verlenen, uit eigen beweging tot de instelling van een bedrijfsHchaam te adviseren, ook wanneer daarover geen volledige overeenstemming was verkregen met een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van het bedrijfsleven. Ter bereiking van dit doel werd voorgesteld de derde volzin van het eerste lid van artikel 68 van de wet op de p.b.o. te laten vervallen. Op grond van deze wijziging zou de SER de Regering dus kunnen adviseren tot de insteUing van een bedrijfslichaam, zonder dat met de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers tot overeenstemming zou zijn gekomen. Het moge dan wel waar zijn, dat de

vrijwilligheid

hiermede niet direkt werd beknot, het valt niet tegen te spreken dat de mogelijkheden om tot instelling van een schap te komen zonder dat tot overeenstemming

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1970

De Banier | 8 Pagina's

DE PUBLIEKRECHTELIJKE  BEDRIJFSORGANISATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 1970

De Banier | 8 Pagina's