Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het tiende gebod in de Staatkunde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het tiende gebod in de Staatkunde

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DOOR i. DE ROOY

Art. 4e beginselprogramma:

De overheid zal ook in haar ambt naar Gods wet geoordeeld worden en heeft als Zijn dienaresse voor de naleving van deze wet zorg te dragen. Daarom is zij geroepen: de Staatsloterij af te schaffen.

Gokzucht en hebzucht

Het loten en dobbelen als spel is al van overoude tijden bekend. In Gods Woord lezen we van de Romeinse soldaten, die aan de voet van het kruis het lot wierpen om het kleed van de Heere Jezus. Van de Germanen is ons bekend, dat ze fanatiek dobbelden en daarbij vaak al hun bezittingen en zelfs hun eigen vrijheid verdobbelden.

Gods Woord verbiedt de dobbelpraktijken met grote nadruk.

Ook de kerk der Middeleeuwen heeft zich tegen het gokspel krachtig verzet evenals de wereldlijke overheid, mede omdat het gokken vaak met vechtpartijen gepaard ging. De Reformatie verzette zich op schriftuurlijke gronden met kracht tegen het gokken. Het ontving in ons land de steun van de wereldlijke overheid, die van gokken en loterijen niet wilde weten. Toen de kerk der reformatie haar kracht verloor en het modernisme de kerk binnensloop, werd het verzet tegen het gokken en loten ook minder. In het begin der achttiende eeuw kreeg men in ons land reeds door de overheid georganiseerde loterijen, die men als voorlopers van de staatsloterij kan beschouwen. De

staatsloterij in haar huidige vorm dateert van 1827. In 1905 werd in art. 1 van de gewijzigde Nederiandse Loterijwet 1905 loterij omschreven als een gelegenheid door iemand opengesteld om, tegen voldoening aan zekere voorwaarde mede te dingen naar prijzen of premiën in geld of goed, uitgeloofd ten behoeve van de deelnemers, die als winnaars worden aangewezen door het lot of enige andere kansbepaling, waarop zij geen overwegende invloed kunnen uitoefenen enz. In 1950 werd de loterijwet zodanig gewijzigd dat de regeling van de Staatsloterij thans geheel in de Loterijwet 1905 is geïncorporeerd.

Ondanks alle bezwaren, die door de eeuwen heen door kerken en partikuliere personen van diverse levensovertuigingen op zeer uiteenlopende gronden tegen de loterij in het algemeen en de Staatsloterij in het bijzonder zijn aangevoerd, moeten we, helaas, konstateren, dat in de na-oorlogse jaren de gokzucht door middel van loterijen, voetbalpools e.d. zeer is toegenomen en dat de beperkende bepalingen van de wetgever geleidelijk zijn verruimd.

In het beginselprogramma van de SGP wordt duidelijk als overheidstaak gesteld de Staatsloterij af te schaffen. Deze overheidstaak is niet als een nieuwe taak in 1918 de overheid voorgehouden. De SGP zet in deze taakomschrijving de anti-revo-

lutionaire en chr. historische politiek voort. Want van AR en CH zijde, ja zelfs van liberale en rooms-katholieke zijde werden voorheen meermalen stemmen gehoord die pleitten voor afschaffing, omdat zij het onzedelijk en verderfelijk achtten dat de staat een volksondeugd ex- "ploiteert en zich daaraan verrijkt. Groen van Prinsterer in 1840: „Men stijve de schatkist niet door aanmoediging van een verderfelijke spekulatiegeest".

In „Ons Isolement" laat Prof. Mr. P. A. Diepenhorst ons de afwijzing vernemen van vooraanstaande liberalen en roomskatholieken. Eén citaat uit , , De Nederlandse Staatsloterij" door Mr. G. A. Fokker (1864) willen we u niet onthouden: „De Staatsloterij werkt in zedelijke zin nadelig, omdat zij het rechts- en zedelijk bewustzijn van het volk op een dwaalspoor brengt door het te doen geloven, dat de deelneming aan een hazard- • spel, waartoe de regering zelf dagelijks en overal de gelegenheid biedt, noch ongepast en zedelijk ongeoorloofd, noch in strijd met het algemeen welzijn wezen kan. Haar bestaan ondermijnt de eerbied voor de wet, die het houden van speelhuizen, van loterijen en van openbare hazardspelen als onzedelijk en nadelig voor het algemeen op straf verbiedt, want welke eerbied kan de onbeschaafde en onnadenkende voor een dergelijk verbod hebben, die de Staat zelf als ondernemer van een openbaar hazardspel ziet optreden? Zij geeft tevens voedsel aan het dwaalbegrip dat er nog andere en betere middelen zijn om tot welvaart te geraken dan arbeid, spaarzaamheid en de beoefening van maatschappelijke deugden". Nu in de naoorlogse jaren de teugels zijn gevierd en het kwaad van de gokzucht d.m.v. pools e.d. is gelegaliseerd, is'ook het protest tegen de reeds lang bestaande Staatsloterij veelal verstomd. Daarom is het juist, dat van SGP-zijde tegen dit kwaad van de Staatsloterij en van de gokzucht in het algemeen wordt geprotesteerd.

In 1904 heeft het ministerie-Kuyper en in 1925 heeft minister Colijn een wetsontwerp ingediend tot geleidelijke afschaffing van de Staatsloterij. Omdat „links" daarvoor niet voelde, zijn deze pogingen mislukt. Thans is van andere politieke partijen weinig steun in dit opzicht meer te verwachten, doch ondanks da't willen we de Staatsloterij een ongeoorloofde praktijk blijven noemen, die krachtens het staatkundig gereformeerde beginsel dient afgeschaft te worden, omdat zij in strijd is met het goddelijk gebod. Dr. A. Kuyper veroordeelde het kansspel als in strijd met het eerste gebod. Dr. W. Geesink achtte het in strijd met het derde gebod, daar men bij het loten het „Geluk", de „Fortuin" de hand biedt. Het gaat dan niet bij het lot om Gods beslissing, doch om die van het geluk. Op deze wijze wordt een heilig gebruik tot

een onheilig spel - met de Goddelijke voorzienigheid. Daar komt dan bij, dat men bij de loterij, gelijk bij alle „gelukspelen", winst bedoelt te trekken uit het verlies, uit de schade van zijn naasten.

Daarom — aldus Geesink — en wij sluiten er ons volkomen bij aan, ligt het allerminst op de weg van de Staat zijn burgers in de gelegenheid te stellen zo veilig mogelijk te zondigen.

Bij het achtste gebod brachten we de loterij terloops ter sprake, daar toch bij het achtste gebod wordt gesproken over het getrouwelijk arbeiden, opdat ik de nooddruftige helpen moge.

Loten, spelen, gokken en wedden zijn pogingen om op de gemakkelijkste manier, zonder arbeid of inspanning, tot welvaart te geraken.

Het meest echter achten we een bespreking van de loterij en het kwaad van de gokzucht op zijn plaats bij het tiende gebod, daar zo duidelijk in dit kwaad de zucht naar geld en goed, het zondige begeren openbaar komt.

Tegen de geest van de tijd in roept Gods Woord het uit: „Gij zult niet begeren iets wat uws naasten is". Dat wil een staatkundig gereformeerde partij op het staatkundige terrein naspreken, door de overheid voor te houden, dat zij geroepen is de Staatsloterij af te schaffen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1970

De Banier | 9 Pagina's

Het tiende gebod in de Staatkunde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 1970

De Banier | 9 Pagina's