Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

meditatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoelcen de toekomende. Hebr. 13: 14

De almachtige God heeft uit al de volken der wereld Israël verkoren om Zijn volk te zijn. De Heere heeft aan het volk van Israël bijzondere weldaden geschonken. Hij verloste hen op wondervolle wijze uit Egypte. Hij gaf hun het schone land Kanaan tot een woonplaats om daar te leven tot Zijn eer. God gaf aan Israël Zijn wet en eredienst om Hem te dienen en te verheerlijken. De Heere schonk aan dit volk Zijn bijzondere bewaring en rijke genade.

Is het geen wonder, dat het volk van Israël nog bestaat, terwijl praktisch alle volken der oudheid van het wereldtoneel zijn verdwenen? Uit het volk van Israël is Christus de Zoon van God voortgekomen. De Heere had aan Abraham beloofd: „In u zullen alle volken der wereld gezegend worden ". Deze Goddelijke belofte is vervuld met de komst van Christus in het vlees. De Messias kwam tot Zijn volk Israël om het te verlossen van zonde en schuld.

Waarvoor is de Zoon van God op aarde gekomen? Om verloren zondaren te redden en hen met God te verzoenen. Christus is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren is. Werd de Messias aanvaard door het volk der Joden, doof Israël? Neen, velen geloofden niet in Hem, omdat ze dachten door de werken der wet zalig te worden. De apostel Johannes zegt het duidelijk: „Hij is gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen". En toch zijn zeer veel mensen door Gods onuitsprekelijke genade gered geworden De apostel spreekt daar zeer schoon over: „Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven".

Vele Joden zijn door de prediking van Christus tot God bekeerd geworden. De Heere heeft het woord van de apostelen rijk gezegend, zodat velen van het volk van Israël christenen werden. Hoe was de verhouding tussen de Joden die Christus als Messias verwierpen en die in Hem geloofden?

Zeer scherp. Mensen uit de Joden, die christenen waren, werden uit het volksleven van Israël verstoten, ja zelf geheel en al uitgeworpen. Dit verschijnsel is nog aktueel: Een Jood, die christen wordt, ervaart meestal, dat hij door zijn eigen familie dood verklaard wordt.

De apostel schrijft een brief aan de Joden-christenen om hen te troosten en te sterken in het geloof. Ze zijn wel door hun eigen volk verworpen, maar door de Heere aangenomen. Hij wijst hen op de grote voorrechten, die God hun gegeven heeft. Ze mogen veracht worden door hun volksgenoten, maar ze zijn de erfgenamen van hemel en aarde. God de Heere heeft hen verkoren tot zaligheid, daarom hebben ze een hoop voor de toekomst Ze zullen eens opgenomen worden in de eeuwige heerlijkheid om Gods zalige gemeenschap te ervaren. Ze reizen naar het nieuwe Jeruzalem, de stad Gods, waar eeuwige blijdschap en zaligheid is.

Christus is de Koning Israels; eens zullen ze hun Koning zien in Zijn schoonheid. Alle mensen zijn reizigers naar de eeuwigheid. Ons leven op aarde moet een voorbereiding zijn voor de eeuwigheid. We moeten ons leven op de aarde zien in het licht der eeuwigheid.

Reizen we naar het nieuwe Jeruzalem, de stad Gods met de paarlen poorten en gouden straten, waar het altijd licht is? Daar zijn de engelen Gods en de zielen van de verloste zondaren in onuitsprekelijke heerlijkheid.

Of reizen we naar de woonplaats der duivelen en goddeloze zondaren? Daar heerst de eeuwige nacht en de buitenste duisternis, het is de woonplaats van alle vijanden Gods.

Niemand blijft voor eeuwig op aarde wonen. De apostel herinnert ons met grote ernst aan het feit, dat we moeten sterven. Het wordt voor ieder mens eens eeuwigheid. Daarom zegt hij tot ons: „ Want we hebben hier geen blijvende stad". Dit woord wordt eens werkelijkheid voor ons. De tijd komt voor ons allen, dat ons leven wordt afgesneden. Wanneer de dood komt, gaan we van de tijd over in de eeuwigheid. Wat man leeft er, die de dood niet zien zal?

Alle mensen moeten sterven. Ontroerende gedachte! Ontzettende werkelijkheid! De koning en de bedelaar, de rijken en de armen, allen, niemand uitgezonderd, sterven. Niemand kan de dood ontvluchten, de dag komt, dat we de weggaan van alle vlees.

Middelburg

Ds. G. A. Zijderveld

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

De Banier | 8 Pagina's

meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

De Banier | 8 Pagina's