VOOR ONS EN DOOR ONS GEKNIPT

HUIZEN

In de raad is gestemd over het voorstel van b. en w. om aan het verzoek van de Huizer IJsclub gevolg te geven dat er een wijziging in het huurcontract zou komen, zodat de ijsbaan op zondag geopend kon worden. De heer H. van Amstel noemde dit raadsvoorstel een geslaagde poging om het christelijk karakter aan de gemeente te ontnemen. Verder zei hij het voorstel werd tussen twee haakjes aangenomen — dat er geen sprake kan zijn van ontduiking van de Zondagswet wanneer de gemeente als eigenaresse belet dat op zondag sport wordt bedreven. Hij was van naening dat men meer eerbied schuldig behoort te zijn ten aanzien van Gods wetten en instellingen dan ten aanzien van de Zondagswet, die nauwelijks plichten oplegt.

OVERIJSSEL

In de provinciale staten van Overijssel sprak de heer J. H. Wolterink na­ mens de SGP-fractie over de ontwerp-regeling subsidiëring vrije jeugdvorming. Omdat deze materie geen specifiek , , provinciaals" karakter draagt, zullen we in deze rubriek zijn beschouwing geheel overnemen. Vooraf zij opgemerkt dat het erin vervatte voorstel niet voldoende werd ondersteund; het GPV en de BP steunden het voorstel; de ARP en CHU hadden bezwaren. Ze wilden het woord „christelijk" uit het voorstel. Aan het woord is de heer Wolterink: „Het gaat hier om subsidiëring van activiteiten van provinciale organen of daarmede gelijk te stellen organen, werkzaam op het terrein van de vrije jeugdvorming.

Uit het antwoord van uw college op het rapport van de rapporteurs uit de afdelingen lijkt dat onder het begrip , , vrije jeugdvorming" wordt verstaan, buitenschoolse vorming, ontwikkeling en ontspanning van jeugdigen en jongeren.

Artikel 8 van de ontwerp-regeling opent de mogelijkheid subsidies te verlenen om initiatieven te stimuleren welke ten doel hebben nieuwe vormen van jeugd, en jongerenwerk tot ontwikkeling te brengen.

Uit het antwoord van uw college op bovenbedoeld rapport blijkt dat hieronder kan vallen „bijzonder jeugdwerk" en „open jeugdwerk".

Onder bijzonder jeugdwerk vallen onder andere in groepsverband beoefende activiteiten met en door jeugdigen uit maatschappelijk bedreigde en maatschappelijk niet aangepaste milieus; club-en buurthuiswerk. Als , , open jeugdwerk" wordt onder andere aangeduid „ontmoetingscentra en trefpunten voor de jeugd".

Uit al deze opsommingen blijkt wel dat het hier gaat om belangrijke zaken, nl. de vorming, de ontwikkeling en ontspanning van de jeugd.

Wij leven ook op dit gebied in een stroomversnelling. Hield men vroeger de jeugd bezig in verenigingsverband, thans wil men open ontmoetingsplaatsen. Hiermede neemt ook de behoefte aan vaste uitgangspunten, aan beginselen die een leven een richting kunnen geven, af en daarmede de bereidheid om zich in een bezinningsvereniging te begeven. Dit is ongetwijfeld een verarming. Voor dat deel van de jeugd, zegt men, is er behoefte aan ontmoetingsplaatsen, onder andere vrijetijdscentra, waar de jeugd zichzelf kan zijn.

Mijnheer de voorzitter, wij zijn van oordeel dat de ouders primair verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en begeleiding tot de volwassenheid. Jeugdwerk behoort tot de particuliere sector van het leven. De overheid mag niet in de plaats treden van de opvoeder, slechts als men van particuliere zijde tekort schiet, mag de overheid aanvullend werken om verantwoord jeugdwerk mogelijk te maken. Wij willen de nadruk leggen op verantwoord jeugdwerk.

Bij al dit jeugdwerk moeten normen, waarden en doeleinden worden gesteld en dan niet vanuit de redenering dat de mens autonoom zou zijn. Niets is minder waar dan dat. God zelf heeft de normen gesteld, waaraan wij onze waarden, normen en doelstellingen hebben te toetsen. Niet met de subjectieve maatstaf van het menselijk oordeel, maar met het Goddelijk gebod is een objectieve beoordeling mogelijk wat goed is en wat kwaad.

Wij willen Gods gebod heerschappij geven en afwijzen wat daaraan niet voldoet.

In de ontwerp-regeling missen wij dit helaas. Nu kan men wel tegenwerpen: dat kan niet; wij moeten hier neutraal zijn. Wie dit beweert vaart in humanistische wateren. De overheid kan niet neutraal zijn; God heeft er recht op door enkelingen en naties, door overheden en staten gediend te worden.

Wij zouden, graag zien dat in de onderhavige regeling een bepaling werd opgenomen dat van subsidiëring zijn uitgesloten die organisaties, waarvan de doeleinden, die zij nastreven, of de middelen, die zij aanwenden, schadelijk zijn voor de christelijke grondslagen van ons volksbestaan, de goede zeden aantasten of het gezag ondermijnen.

De rijksregeling subsidiëring vrije jeugdvorming 1963 heeft in artikel 2 ook een zodanige bepaling; genoemd artikel zegt: „Uitgesloten van subsidiëring zijn die organisaties waarvan de doeleinden, die zij nastreven, of de middelen, die zij aanwenden, niet mede gericht zijn op opvoeding in nationale geest."

Deze formulering is ons echter te vaag; daarom zouden wij graag bovengenoemde uitsluitingsgrond opgenomen zien.

Wij zullen in dezen een voorstel indienen en wij hopen dat dit niet alleen ondersteund wordt (zodat het in stemming kan worden gebracht), maar dat dit voorstel ook door de Staten aanvaard woirdt.

Mocht dit niet aangenomen worden, dan schept de ontwerp-regeling in de huidige redactie onzes inziens niet voldoende waarborgen voor een verantwoord jeugdbeleid. Er blijven voor ons dan betreffende het subsidiebeleid voor de vrije jeugdvorming te veel vraagtekens over. Dit alles overwegende meent onze fractie, dat zij dan haar stem niet aan het voorstel kan geven."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen