Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloofd zij de God en de Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.

1 Petr. 1 : 3.

Hij de Middelaar Gods en der mensen is ook opgestaan door eigen Goddelijk vermogen, om als de Levende Verlosser te verschijnen voor het aangezicht van de Vader, vanwaar Hij Zijn gemeente vergadert uit alle talen en volken en ze leidt door Zijn Woord en Geest. Hij heeft Zijn oog altijd gericht op die duur gekochte gemeente. Alle leven, natuurlijk en geestelijk vloeit uit Hem, als de Fontein der levende geestelijke wateren. Maar ook is Christus in Zijn opstonding voor al de zijnen gescheiden van zonde en dood door de eeuwige Geest, en daaruit volgt tdan, dat Gods uitverkorenen bij wedergeboorte Hem ingelijfd zijnde, ook gescheiden worden van zonde en de eeuwige dood.

Daarin ligt dan ook het beginsel van de heiligmaking of kinderlijke vreze Gods, dat is, dat men aller zonde vijand wordt, en innerlijke lust en liefde krijgt, om niet alleen naar sommige, maar naar alle geboden des Heeren te leven, al is in dit leven die evangelische gehoorzaamheid zeer ten dele en nog onvolkomen. Maar door dat alles vloeit uit de opstanding van Christus een levende hoop op de zaligheid, voor zover men door het geloof Hem en al Zijn schatten en weldaden aanneemt. De levende hoop strekt zich uit naar de voltooiing van het koninkrijk Gods, wanneer het ganse schepsel en vooral daar naar uit voor eigen persoon, zal vrijgemaakt zijn van de macht en de bittere gevolgen van de zonde en wanneer een nieuwe hemel en een nieuwe aarde de heerlijkheid van de drie-enige God zullen verkondigen. Dan zal het eerst ten volle blijken, dat Christus de dood verslonden heeft tot overwinning. Dan zullen alle ware gelovigen, die Zijn verschijning hebben liefgehad, maar op aarde meestal veracht geworden zijn en bespot, een zaligheid genieten, die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en die nog nooit in een mensenhart is opgeklommen. Dan zal eeuwige blijdschap hun deel zijn en zal al de moeite en het verdriet op aarde doorgemaakt, vergeten zijn. Kan Gods volk in dit leven nooit geheel zonder zonden leven, daar zal de zonde hen nimmer bedroeven of benauwen. Wordt op aarde de vrede onder de broederen menigtnaal verstoord, daar zullen zij één zijn. Het zal worden één Herder en één kudde. Met verheerlijkte lichamen, weer verenigd met de eigen onsterfelijke ziel, zullen Gods kinderen de Heere eeuwig loven en prijzen.

Indien men door wederbarende genade daarop een levende hoop heeft, al is die hoop niet altijd even levendig, zou er dan geen stof in overvloed zijn, om God te loven en te prijzen, al de dagen van dit tijdelijke leven? En welke verwachting is er nu voor de mens, die niets anders heeft dan deze ijdele tegenwoordige wereld? Welke hoop heeft zo iemand toch, dat hij het aandurft in de zonde door te leven, zonder zich ook over de straf die op de zonde volgen zal zich te bekommeren! Zal dat dan niet uitlopen op de eeuwige wanhoop, gelijk de Schrift ons overduidelijk leert? Dat de kracht van Christus' opstanding eens meer gevoeld werd, tot nederwerping van alles, wat in mensenharten zich tegen God en Zijn inzettingen verheft.

Dat ook de lof des Heeren eens meer vernomen werd uit de mond van Gods kinderen, en dat de hoop zich levendiger mocht uitstrekken naar de eeuwige heerlijkheid; dat Gods volk meer als vreemdeling op aarde verkeren mocht, zoekende een beter vaderland in de hemel. Dat de moeite en de strijd des levens ons steeds meer deed verlangen naar dat oord, waar geen rouw en gekrijt meer zijn zal en waar God alle tranen van de ogen zal afwissen. Al wat op aarde geleden is door de voortdurende bestrijdingen van de vorst der duisternis en zijn handlangers, zal de Heere duizendvoud vergoeden, want Hij heeft gezegd en Hij zal het ook bevestigen: „Die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden zullen licht geacht worden." Eens zal de Heere de Zijnen belijden voor de Vader, namelijk die Hem beleden hebben voor de degenen, die Hem gram zijn.

De tijd is voorts kort en moet niet verbeuzeld worden met wereldse nietigheden, maar de eeuwige belangen van ziel en lichaam moeten behartigd worden. Amen.

Werkendam

Ds. Chr. van Dam

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 1971

De Banier | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 1971

De Banier | 8 Pagina's