REGEER-AKKOORD

14 INKOMENS-EN VERMOGENS-VERHCUDINGEN

(I. Verhoging van de successierechten in de zijlijn; gelijktijdige optrekking van de vrijgestelde bedragen in de rechte lijn en zijlijn.

!)• Verhoging van de vermogensbelasting tot 0, 7 pet.

c. Structurele herziening BBRA 1948 richten op gelijkmatiger inkomensverhoudingen binnen het overheidsapparaat.

i. Herwaarderen van de hele schalenstructuur bij het overheidsapparaat.

e. Introductie van de spaarloongedachte in het overleg met de ambtenarenorganisaties; opheffen van de ambtenarenspaarregeling.

ƒ. Fiscale faciliteiten voor het spaarloon; intrekken van de algemene Premiespaarwet.

9-Overleg met de organisaties van de vrije beroepen om, in eerste instantie door overreding, te komen tot •Matiging van de hogere inkomens.

"•• Premie-inkomensgrenzen verho-Sen in een aantal sociale verzekeringswetten.

'• Drastische verhoging van de collegegelden als aanzet naar een structurele herziening in het kader van een regeling van rentedragende voorschotten.

J. Studie over de bij statistisch on­ derzoek naar de inkomensverhoudingen te hanteren maatstaven (levensinkomen, gezinsgrootte).

Dr. Ver inga merkt slechts op:

In dit verband vraag ik opnieuw aandacht voor een vermogens-winstbelasting, te bezien in samenhang met de vermogensbelasting.

Iets uitvoeriger is mr. Biesheuvel:

c. en g. Deze punten moeten in samenhang worden bezien,

c. De mogelijkheden tot herziening van het BBRA 1948 dienen eerst te worden onderzocht, uiteraard met inschakeling van het georganiseerd overleg.

h. Hierbij denken wij.^met name aan de volksverzekeringen,

i. Wij nemen aan dat met dit punt het volgende wordt bedoeld:

Drastische verhoging van de collegelden (met de daarbij behorende aanpassing van de regelen betreffende de toekenning van rijksstudietoelagen); daarnaast heroverweging van het stelsel van studiefinanciering, onder meer inzake 'de voorwaarden waarop rijksstudietoelagen worden toegekend en terugbetaald.

Drs. Udink schrijft:

Paragraaf 14 geeft ons in de eerste plaats aanleiding tot een opmerking over punt 14b, welke hierboven nog werd gemaakt.

In het algemeen willen wij bij deze paragraaf de opmerking maken, dat bij ons de indruk bestaat, dat het totaal der voorstellen en ideeën in uw brief genoemd, dus niet alleen die betrekking hebbende op punt 14, een relatief zware last legt op de ongehuwden en de werkende gehuwde vrouw.

Een voortgezette studie van de tariefindeling in de loon-en inkomstenbelasting komt ons in dit verband van belang voor.

a. Met de optrekking van de vrijgestelde bedragen in de Successiewet ga ik akkoord. Dit past geheel in de reeds aanhangige structurele herziening van de Successiewet.

Tegen de voorgestelde verhoging van de successiei'echten in de zijlijn heb ik bezwaren, met name ten aanzien van het tarief voor verervingen tussen broers en zusters.

Reeds nu ontstaan dikwijls ernstige moeilijkheden, indien kinderen het bedrijf van de vader als onverdeelde boedel voortzetten en één van hen komt te overlijden. Uw voorstel doet deze bezwaren toenemen.

b. Tegen de vermogensbelasting op zichzelf heb ik reeds principiële bezwaren. M.i. berust deze belasting in haar huidige vorm op verouderde beginselen. Zo acht ik het onjuist, dat een bescheiden vermogen in effecten wel door deze belasting wordt getroffen en bijv. het recht op een welvaartsvast pensioen, dat een aanzienlijk grotere draagkracht geeft, niet. Een verhoging van deze belasting doet deze bezwaren slechts toenemen.

c. De in dit punt verankerde nivelleringsgedachte acht ik volstrekt onjuist, vooral gezien ook in het licht van de tijdens onze besprekingen door de andere gesprekspartners ter zake naar voren gebrachte wensen. Uit CBS-onderzoeken is gebleken, dat de salariëring van de hoofdambtenaren — ik laat de pensioenen buiten beschouwing — met een jaarsalaris beneden ƒ 50.000, — ruim 20 pet. achterligt bij vergelijkbare functionarissen in het bedrijfsleven; voor de topfunctionarissen in de overheidsdienst met een salaris van ƒ 50.000, — of meer, bedraagt de achterstand een veelvoud daarvan.

Uw voorstellen zouden deze verhouding nog meer scheef trekken en op betrekkelijk korte termijn tot een nieuwe , , Toxopeüs-ronde" aanleiding geven.

e. en f. De voorstellen van de commissie Van Franeker zullen nader moeten worden bestudeerd,

h. Dit punt is naar mijn mening te imperatief geformuleerd. Het zou moeten luiden:

Nadere studie van de premiedruk van de sociale verzekeringen voor 'de verschillende inkomensgroepen, teneinde tot een billijker relatie tussen bijdragen en aanspraken voor de onderscheiden groepen te komen.

i. Ik ga hier geheel mee akkoord, mits deze verhoging plaats vindt in het kader van een structurele herziening van het gehele systeem van de studietoelagen, en niet alleen „als aanzet naar". Dit punt behoort overigens m.i. niet thuis in deze paragraaf, 'doch in paragraaf 10.

j. Ik acht dit een belangrijk punt. Inplaats van , , gezinsgrootte" moet er m.i. staan gezinsinkomen".

Dr. Drees volstaat niet:

ak­ Hiermee ga ik in hoofdlijnen koord.

Tenslotte komt er dan een akkoord uit de bus.

Voor een geïntegreerd inkomens-en vermogensbeleid is geen blauwdruk aanwezig. Tal van maatregelen zijn in het : verleden genomen op de weg naar gelijkmatiger inkomensverhou­ dingen. Nochtans blijft er aanleiding tot kritiek op de bestaande inkomens en vermogensverhoudingen.

Naast de maatregelen die in andere paragrafen zijn genoemd, zoals optrekking van de belastingvrije voet, verdere optrekking van de AOWuitkeringen, verbeteringen in de sfeer van het onderwijs, uitbreiding van de individuele huursubsidies, zal langs de volgende wegen een bijdrage worden geleverd teneinde te komen tot evenwichtiger inkomens-en vermogensverhoudingen:

a. Verhoging van de successierechten in de zijlijn; faciliteiten voor vererving van tot een onderneming behorende vermogens tussen bloed-en aanverwanten die in deze onderneming samenwerken, zulks tot en met de tweede graad van de zijlijn. Gelijktijdige optrekking van de vrijgestelde bedragen in de rechte lijn en de zijlijn.

b. De mogelijkheden zullen worden* bezien van verhoging van de vermogensbelasting en van gehele of gedeeltelijke vervanging van 'de vermogensbelasting door een belasting op gerealiseerde vermogensaanwinsten, met de daarbij behorende aanpassing van de inkomstenbéTasting. Ook de objecten van de vermogensbelasting zullen aan een nader onderzoek worden onderworpen.

c. Matiging van de hogere inkomens, met name in de vrije beroepen, waartoe overleg met de organisaties van de vrije beroepen zal worden geopend. Evenzeer op korte termijn her-bezinning op een aantal salarissen van de overheid.

d. Introductie van de spaarloongedachte in het overleg met de ambtenarenorganisaties; opheffen van de ambtenarenspaarregeling.

e. Fiscale faciliteiten voor het spaarloon.

f. Beperkte verhoging van 'de premie-inkomensgrenzen bij de volksverzekeringen, alsmede een nadere studie van de relatie tussen bijdragen en aanspraken van onderscheidene groepen teneinde tot billijker verhoudingen te komen.

g. Drastische verhoging van de collegelden in het kader van een regeling van rentedragende voorschotten, h. Studie over de bij statistisch on-' derzoek naar de inkomensverhouding ente hanteren maatstaven (levensinkomen, gezinsgrootte).

Drs. Veringa mist na het voorgesteld akkoord de vermogensaanwasdeling.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen