VRAGENDERWIJS

DE FlNANCIëLE EN TECHNISCHE MOGELIJKHEDEN TOT INSCHA­ KELING VAN EEN HELIKOPTER BIJ HULPVERLENING OP ZEE.

VRAGEN van de heren Koningh (DS'70), Dusarduijn (KVP), Tuijnnian (VVD), Walburg(ARP), Tolman (CHU) en Van Rossum (SGP) inzake de financiële en technische mogelijkheden tot inschakeling van een helikopter bij hulpverlening oP zee.

1. Is het de Minister bekend dat de Belgische overheid bij de hulpverlening aan zieke en gewonde vissers op zee gebruik maakt van een helikopter?

2. Is de Minister het ermee eens dat door de snellere verplaatsingsmogelijkheid van een helikopter de overlevingskansen voor zieken en gewonden toenemen in vergelijking met uitsluitende hulpverlening met een schip?

3. Indien de vorige vraag positief beantwoord wordt, is de Minister dan bereid om een onderzoek in te stellen naar:

a. de mogelijkheden om het hospitaalkerkschip de Hoop zodanig te verbouwen dat het landen en plaatsen van een helikopter aan boord van dit schip mogelijk is, zonder dat de stabiliteit van het schip erdoor in gevaar komt;

b. de financiële consequenties van verbouw van het H.K.S. de Hoop en van plaatsing van een helikopter aan boord van dit schip; de financiële gevolgen van eventuele opleiding van een bemanningslid om de helikopter te gebruiken; en de financiële voordelen die het gebruik van een helikopter met zich zou kunnen brengen?

4. Wil de Minister van de resultaten van dit onderzoek mededeling doen aan de Kamer, c.q. de vaste Kamercommissie voor de Visserij?

ANTWOORD van de heer Lardinois, Minister van Landbouw en Visserij.

1. Het is de ondergetekende bekend dat de Belgische overheid een als politievaartuig aangewezen mijnenveger, die is uitgerust met een helikopter, tevens gebruikt bij de hulpverlening aan zieke en gewonde vissers in de wateren nabij IJsland.

2. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord voor die gevallen, waarin de weersomstandigheden en zeegang een verantwoord gebruik van een helikopter toelaten.

3 en 4. Op verzoek van de ondergetekende heeft de technische deskundige van de Vereniging Hospitaalkerkschip „De Hoop" de mogelijkheden onderzocht om het schip zodanig te verbouwen dat het landen en plaatsen van een helikopter mogelijk is zonder dat de stabiliteit in gevaar komt. De resultaten van zijn expertise zijn de volgende:

— Aan boord van dit schip is geen plaats vQor het meevoeren van een helikopter.

— Indien toch ruimte zou moeten worden gevonden, gaat de hulpverlening, waarvoor het schip is gebouwd geheel verloren.

— Nog afgezien van de zeer hoge kosten, zou verbouw van het schip voor het onderhavige doel niet bevordei: lijk zijn voor dé stabiliteit.

Na kennisname van vooi'gaande conclusies die zijn aanvankelijk oordeel bevestigen, meent de ondergetekende, dat op de vragen naar de financiële aspecten van een verbouwing niet verder behoeft te worden ingegaan.

EEN HUURVERHOGING VOOR DE MOSSELPERCELEN IN HET WAD­ DENGEBIED.

VRAGEN van de heren Dusarduijn (KVP). Waalkens (VVD), Walburs (ARP), Tolman (CHU), Koninsh (ARP) en Van Rossum (SGP) betreffende een huurverhoging voor de mosselpercelen in het Waddengebied.

1. Is het juist, dat onlangs een diastische en per gelijke oppervlakte' gelijke huurverhoging voor de mo.'-selpercelen in het Waddengebied doorgevoerd werd?

2. Was er, mede gelet op het zeer ingrijpende karakter ervan, geen }eden om over te gaan tot een gediffeientieerde vaststelling van deze huren, waarbij dan onder meer rekening zou zijn gehouden met het produktievermogen en de ligging van de percelen?

ANTWOORD van de heer Van der Slee, Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Landbouw en Visserij.

1. Voor de periode lopende van 35 juni 1972 tot en met 15 juni 1975 is de huurprijs van de mosselpercelen in het Waddengebied vastgesteld op ƒ 500 per perceel per jaar. Sinds 15 juni 1966 gold voor deze percelen een huurprijs van ƒ 300.

De huurprijs kan om de drie jaar worden herzien. Zoals uit het veislag van de Algemene Rekenkamer over 1971 (blz. 53) blijkt, is in 1969 mede in verband met de reorganisatie van de domeininspecties de huurprijs niet verhoogd. In bedoeld verslag woidt ook medegedeeld, dat het in het voornemen lag de huurprijzen in 1972 te verhogen. Gezien de stijging van het prijspeil in het algemeen en de relatief vrij lage huurprijzen welke voor de in het Waddengebied gelegen mosselpercelen werden bedongen moet de thans doorgevoelde huurprijsverhoging alleszins redelijk worden geacht.

2. Als gevolg van veranderingen in het geulenstelsel en de ligging van de zandbanken wisselt de geschiktheid van de mosselpercelen in het Waddengebied vrij sterk. Het produktievermogen van deze percelen wordt hierdoor zowel in gunstige als in ongunstige zin beïnvloed. Ook het zich in het onderhavige gebied voordoende euvel van mosselzaad-val op percelen met consumptiemosselen verschilt zeer sterk van perceel tot perceel en van jaar tot jaar.

Het vorenstaande maakt het bijzonder moeilijk te komen tot een verantwoorde vaststelling van gedifferentieerde huurprijzen. Voorhands wordt derhalve volstaan met een gemiddelde huurprijsvaststelling voor alle uitgegeven percelen waarbij voor de huurders de mogelijkheid bestaat de huur van naar hun mening ongeschikt geworden percelen tussentijds te beëindigen.

Vanwege de Directie van de Visserijen van het Departement van Landbouw en Visserij wordt momenteel een uitvoerige studie gewijd aan alle aspecten van de mosselcultuur in het Waddengebied, - waarbij inbegrepen de uitvoerbaarheid van een gedifferentieerde huurprijsvaststelling.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen