Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN VAST FONDAMENT (1)

Evenwel het vaste jondament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn, en: Een iegelijk, die de Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid.

2 Thim. 2 : 19.

Deze tweede brief aan Thimotheüs is door Paulus geschreven kort voor zijn onthoofding. Hij ontbiedt Thimotheüs en Markus maar vreest, dat zij te laat zullen komen. Hij legt voorzichtig alles vast in een brief, voor het geval, dat hij ze niet meer ziet. Hij beschouwt Thimotheüs als zijn opvolger in de gemeenten en hij waarschuwt hem tegen het gevaar, dat dreigt van de zijde van Hymenéüs en Filétus, die zeggen, dat de opstanding al geschied is, en dat er dus geen opstanding meer te verwachten is. Zij hadden reeds ingang, sommiger geloof verkerende. Dan stelt tegenover de dwaling de apostel Paulus de bovenstaande tekstwoorden. Evenwel is het een woord, dat beduidt een tegenstelling tegenover het voorgaande. Wij lezen het ook in Ps 74 : 12: Evenwel is God mijn Koning van ouds af. Die verlossingen werkt in het midden der aarde". Al is het aardedonker in de ziel van de psalmdichter, al zit hij bij de puinhopen van Jeruzalem, al is alles afgesneden, het geloof bezwijkt niet, hij houdt een God en een Koning over. „Evenwel" is precies hetzelfde als het „nochtans", dat wij lezen in 2 Sam 23 : 5a: Hoewel mijn huis al zo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is". Zo ook in Jona: En ik zeide: k ben uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik de tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen". Daar is een oefening van het geloof mogelijk, die aan God en Zijn beloften vasthoudt, ondanks alle ellende, alle gevaar, waarvan men omringd is, en het is grote genade, en toch heeft elk, die ware genade heeft, er wat van.

Hier is de tegenstelling van het geloof in de onwankelbare waarheid Gods tegenover de satan, die door verderfelijke ketterijen de leer der waarheid wel vervalst. Hij loert, zich voordoende als een engel des lichts, door enkele ketters, wier woorden zullen voorttelen als de kanker, de gemeente van Christus te verwoesten. En dat doet hij door alle tijden heen en ook in ons arm vaderland, om maar een paar namen te noemen, er is geen een Arius en een Pelagius, een Socinius, teveel om op te noemen, maar begaafde ketters, wier woorden zelfs nu nog voortelen, gelijk de kanker. En er komen telkens nieuwe dwalingen bij, het gevaar is zo groot, dat alles onherroepelijk zou verloren zijn, als er geen geloof en waarheid zou zijn.

Evenwel zegt Paulus, vrees niet, het fondament der kerk is vast, de uitverkorenen hebben de kentekenen van de goddelijke bewaring, de gelovigen moeten niet moedeloos bij de pakfcn neer gaan zitten, maar zij moeten letten op het vaste fondament. En dat temeer omdat wij van nature duister zijn en zo met blindheid te worstelen hebben, dat wij de dwalingen die zo ingevoerd worden lang niet altijd van de waarheid weten te onderscheiden, en dat men ook onbewust zich tegen de waarheid Gods zou kunnen keren. De mens wil alles begrijpen, wat God doet, met zijn verdwaasde redelicht, terwijl veel van God en van Zijn werken^pneindig ver het menselijk verstand te boven gaat. Ook hebben vele leugens een schijn van waarheid, zodat'Paulus tegenover de leugen en de dwaling stelt het vaste fondament van God, gelegd en verzegeld. En wat is nu daaronder te verstaan? Een fondament is het eerste en onderste van een gebouw, het is dat gedeelte, waar alles op rust. Het is wel onzichtbaar, maar toch onmisbaar, wil het gebouw niet verzakken, en tenslotte instorten. Het moet dan ook onwrikbaar sterk en vast staan. Fondamenten bestaan in lange houten en cementen palen, diep ingeslagen met grote kracht tot op de harde ondergrond van zand. Het fondament moet staan, zodat het verzakken kan uitgesloten worden. Maar wat is nu het vaste fondament Gods? Het is door God Zelf gelegd, dus moet het geestelijk van aard zijn. Sommigen denken, dat het beduidt de verkiezing tot zaligheid, verlossing door Christus en de toepassing er van. Anderen denken God Zelf, omdat Hij alle dingen draagt door het Woord Zijner kracht. Weer anderen denken aan Christus, want zeggen zij, we lezen in 1 Cor. 3:11: Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus", maar de naam van Christus staat op het zegel, dus kan Hij het fondament Zelf niet zijn. Weer anderen denken dat het fondament is, 't zaligmakende geloof. Meer algemeen wordt gedacht, dat het de kerk is, die verzegeld is tot de dag der verlossing 2 Cor. 1 : 22. En in Spreuken 10:25 lezen wij dat de rechtvaardige is een eeuwige grondvest. Volgens de kanttekening is het fondament het onveranderlijk raadsbesluit Gods, het gebouw is de uitverkoren kerk, gebouwd als op een onzichtbaar en vast fondament. Curtenius noemt het fondament de leer der waarheid, tegenover de leer va7i Hymenéüs en Filétus over de opstanding. Die leer der apostelen en profeten, waarvan Christus is de uiterste Hoeksteen. Waarschijnlijk is het zo omdat ook in de Schrift staat: , Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de morgenster opga in uw harten". 2 Petr. 1 : 19. En dat Woord stelt Paulus tegenover de dwaling om Thimotheüs te sterken en te bemoedigen, want over de verkiezing gaat het bij het zegel aan de zijde en over de volvoering der verkiezing aan de andere zijde, want de tekst spreekt van een zegel. Het Woord Gods is vast en houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Het is Gods Woord, door de Heilige Geest geïnspireerd. Het is getrouw en waarachtig. God Zelf heeft het gelegd, Hij Zelf is de inhoud er van, het is onvergankelijk, want hemel en. aarde zullen voorbijgaan, maar Zijn woorden zullen geenszins voorbij gaan.

Letten wij nu verder op het zegel, waarvan de tekst spreekt en wat hebben wij daar nu van te denken. Zegels zijn tot bevestiging, bestendiging en gezagsvergroting. De Corinthiërs waren voor Paulus het zegel van zijn apostelschap 1 Cor. 9 : 2. En wij lezen Joh. 3 : 33: Die Zijn getuigenis aangenomejt heeft, die heeft verzegeld, dat God waarachtig is". Het opschrift van de zijde van de hemel is: e Heere helpt degenen, die de Zijnen zijn! Wel zijn alle mensen de Zijnen, uit kracht van schepping, maar de Zijnen, hier bedoeld, zijn de uitverkorenen, en wedergeborenen. Zij zijn de Zijnen uit kracht van verkiezing en verbond, koping met Christus' dierbare bloed, en de besprenging daarmee door de Heilige Geest. De Heere kent hen. Hij weet niet alleen loie zij zijn, maar Hij erkent ze voor de Zijnen, inet bijzondere liefde..

Werkendam

Ds. Chr. V. Dam

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1972

De Banier | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1972

De Banier | 8 Pagina's