Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag en antwoord. En Hij zeide tot hen: aar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? En Petrus antwoordde, zeide: e Christus Gods. Luc. 9 : 20

Dat hebben Petrus en de andere discipelen pas goed begrepen na de uitstorting des Heiligen Geestes op de Pinksterdag te Jeruzalem. Voordien bleven zij te veel in zichzelf hangen, en steunden nog teveel op eigen krachten. En eigen krachten te verachten, dat wordt in Jezus' school geleerd. Er valt veel meer te leren op de weg, die ten leven leidt, dan over het algemeen gedacht wordt. Er kan een beginsel van vrije genade in de ziel gelegd zijn. Men kan dierbare uitlating van de liefde Gods in Christus Jezus gesmaakt zijn en dat door de ziel in Christus geloofd is, met het toevluchtnemend geloof, maar dat in beproevingen toch blijkt, dat men geleefd heeft van de vruchten van Christus' zoen-en kruisverdienste, maar dat het anker der hoop nog niet ingeworpen is in het binnenste heiligdom van Jezus Christus en Dien gekruist. Daarom zegt de Schrift: „Was dan op in de genade en kennis van Christus en zijt zeer begerig naar de redelijke en onvervalste melk van Gods Woord." Met andere woorden, laat ons de genademiddelen met een biddend hart zeer naarstig gebruiken en op hoge prijs stellen. Hoe diep treurig is het, dat velen in hun blindheid juist hun genadetijd verbeuzelen met allerlei nietige ijdelheden en de genademiddelen verachten. Wat zal dat hen toch duur te staan komen, niet alteen reeds in dit tijdelijke leven, daar zij alle levensleed alleen te dragen krijgen, maar nog veel meer in de nimmer eindigende eeuwigheid. Het zou zo verstandig en mogelijk zelfs zeer voordelig zijn, als men de eigen, persoonlijke ziels-en lichaamsbelangen op het hart dragen en op de knieën voor God behartigen mocht. De wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid, maar die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. Juda Iskarioth zij ons tot een afschrikwekkend voorbeeld, die geruime tijd met Jezus heeft omgegaan en vele wonderen heeft aanschouwd en toch jammerlijk en ellendig aan zijn einde kwam door geldgierigheid en ongelovige verharding van het hart. En velen zijn diezelfde weg gegaan.

Ook in deze tijd neemt de wereldliefde en onverschoonbare oppervlakkigheid ontstellende vormen aan, niet bij allen even duidelijk openbaar, doch de valse rust is daarvan het bewijs, en de aardsgezindheid is tastbaar. Zelfs ivorstelen begenadigde mensen nog maar al teveel met de geneigdheid om het te verwachten van dit aards-tijdelijke leven, indien het maar weer eerlijk bekend werd. Denk maar aan Petrus, de Heere had zijn geloof geroemd, een zaligmakend geloof genoemd, en wat gebeurde er even later, toen de Heere Jezus voor de eerste maal Zijn aanstaand lijden ging aankondigen? Matt. 16:22: En Petrus, Hem tot zich genomen hebbende begon Hem te bestraffen, zeggende: eere wees U genadig! dit zal U geenszins geschieden". Maar Hij Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, Satanas! gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn". Waarom kreeg Petrus, die even te voren had gehoord uit de mond van de Meester, dat hij zou zalig worden, ja zelfs, dat hij reeds zalig was, zulk een zware bestraffing en zelfs een satanas genoemd werd, omdat hij door de satan gebruikt werd om Jezus een aanstoot voor te werpen. Hij verwachtte het van de aarde en hoopte op een aards-Messiasrijk. Hij gunde zijn Meester aardse glorie en heerlijkheid, maar tevens hoopte hij als Zijn volgeling daarbij betrokken te mogen worden. Neen, de Meester mocht het van Petrus niet zeggen, dat Hij naar Jeruzalem moest heengaan en daar veel zou lijden van de Ouderlingen en de Overpriesters en Schriftgeleerden en gedood zou worden en ten derde dage zou opstaan. Want als zijn Meester zou gedood worden, wat zou er dan van Petrus en de andere discipelen worden, moesten zij dan allemaal sterven? Maar dat kon toch niet waar zijn? Maar het was wel terdege waar', maar op een geestelijke wijze, al was het voor de discipelen nog niet de tijd om. lichamelijk te sterven. Zo kan dus een begenadigd mens het ook nog teveel van deze benedenwereld verwachten, al heeft men zelf even te voren wat gehad van de Heere tot versterking van het geloof en verlevendiging van de hoop. Licht en donker, geloof en ongeloof wisselen elkander af op den weg naar de hemel en daar weet een eerstbeginnende ziel niet vanaf. Er is zo heel veel te leren op de school van de Heere Jezus en men denkt zelf soms dat men al heel wat weet, terwijl later blijkt, dat men nog maar een uiterst klein stukje van de heilsleer heeft kunnen bevatten, vanwege groot gebrek aan geestelijke kennis omtrent de verborgenheden des Heeren, die zijn voor degenen, die Hem vrezen. Het verstand laat na de ware en wezenlijke grond van het zaligworden op te merken, als de Heilige Geest het niet verlicht bij aan en voortgang. De ene tijd ziet het oog van Gods volk heel scherp en heel ver en de andere tijd bevindt men zich in geestelijke dichte mist, en dan ligt alles even duister

In bovengenoemde tekstwoorden zien wij hem in het geloof staan en even later is Petrus zelf aan het woord en had hij nu maar ootmoedig gevraagd om nadere onderwijzing, dan hadden zij bij de gevangenneming in Gethsemané niet zo behoeven te schrikken, dat zij niet beter wisten te doen, dan Hem alleen te laten en te vluchten. Maar niemand van Gods volk zal het er beter hebben afgebracht dan Petrus, want wie heeft er altijd zijn weg recht kunnen houden ? Alleen heilige schaamte past Gods volk vanwege dat zij het vaak beter meenden te weten, dan hun Zaligmaker, terwijl het in de uitkomst bleek, dat zij zichzelf een groot verlies zouden aangedaan hebben, en dat de Heere het geheel ten goede voor hen heeft afgewend. Dan roepen zij wel eens met verwondering uit: „Heilig zijn o God Uw wegen, niemand spreek' Uw hoogheid tegen". Onze naam moet er aan, gelijk die van Petrus er aan moest, opdat de Naam van Christus Jezus zou verheerlijkt worden. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen, maar het moet waar zijn en waargemaakt worden voor God en dat kan alleen door de Heilige Geest gewerkt worden en dat is ook nog geen dagelijks werk ook, laat het ons maar eerlijk bekennen. Als wij maar wat mochten hebben van dat geloof, dat de Heere Jezus Christus tot een voorwerp heeft, waarop het zich richt in haar oefeningen, het volmaakte wordt hier in dit leven tevergeefs gezocht, integendeel alles is zeer ten dele en onvolmaakt. Maar de tijd gaat snel voorbij en de eeuwigheid zal lang genoeg zijn om de Heere te loven en te prijzen voor alle wonderen die Hij gedaan heeft, beide in natuur en in genade. Gelukkig is de mens, die door genade een gegronde hoop mag hebben op het eeuwige leven, maar het is alles alleen vrije souvereine genade.

Werkendam

Ds. v. Dam

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1972

De Banier | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1972

De Banier | 8 Pagina's