Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WIJZIGING VAN DE ONTEIGENINGSPROCEDURE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WIJZIGING VAN DE ONTEIGENINGSPROCEDURE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Rede ir. H. van Rossum

Artikelgevvijs

In artikel 54a wordt gesproken van nederlegging ter visie, bedoeld in artikel 12. In de memorie van toelichting wordt evenwel tevens gedoeld op artikel 84. Er is op dit punt sprake van een duidelijk verschil tussen de memorie van toelichting en het wetsontwerp. Ik meende, mijnheer de voorzitter, dat in artikel 54a duidelijk ook artikel 84 moest worden genoemd, omdat net anders volledig was. Bij de beantwoording van de minister zal ik wel vernemen, hoe het in elkaar zit.

De memorie van antwoord heeft ons bepaald ook niet bevredigd ten aanzien van de artikelen 54c en 54j.

De taak van de datavaststelling wordt daar opgedragen aan de rechtbank. Kan dat niet efficiënter door de rechter-commissaris gebeuren? Mogelijk kunnen de bewindslieden dat nog eens in overweging nemen. Is het ook wetstechnisch niet consequent, omdat in artikel 54j artikel 34 van overeenkomstige toepassing wordt verklaard en in dat artikel wordt gesproken over de rechtbank? In artikel 54j is sprake van een geldelijke vergoeding, maar er zijn naast geldelijke vergoedingen dikwijls extra voorzieningen noodzakelijk: erf scheidingen, sloten voor afwatering e.d. iVIoet dit om latere interpretatieverschillen te voorkomen niet duidelijk in de wet worden opgenomen? Ik heb getracht dit neer te leggen in een amendement, zoals dat op stuk nr. 35 is ingediend.

In artikel 54k wordt gezegd: , , alsnog een aanbod ter zake van de schadeloosstelling aan die derde belanghebbenden te doen, mits hun hoedanigheid niet wordt betwist." Moeten er dan ook geen regelingen worden getroffen, zoals ook door de onteigeningskamer Rotterdam is voorgesteld, voor het geval dat hun hoedanigheid wel wordt betwist? Moet de zaak dan worden opgehouden of kan er toch door tussenkomst van de rechtbank nog iets anders gebeuren? In artikel 54t wordt gesproken over een vonnis inzake de schadeloosstelling, waarin de bedragen worden genoemd. Dat is op zichzelf goed, maar in artikel 54 wordt gezegd dat dit vonnis ook in de plaatselijke bladen moet worden gepubliceerd. Is dat nu wel een juiste gang van zaken, dat de een van de ander precies weet, wat die heeft ontvangen? Is dat niet in de eerste plaats een aanstelling van de privésfeer en kan het ook niet leiden tot een zekere jaloezie, waardoor je alle mogelijke dingen gaat oproepen, die maar beter onder de tafel kunnen blijven? .

In artikel 55, eerste en tweede lid, wordt waarschijnlijk bedoeld dat de wettelijke interessen alleen worden betaald over het verschil tussen het bedrag, dat wordt uitgekeerd, en het verstrekte voorschot, maar het staat er niet. Er staat: over het volle bedrag. Het lijkt mij, dat dit niet de bedoeling kan zijn.

In artikel 59 heeft het mij enigszins verbaasd, dat alleen over de Postcheque-en Girodienst kan worden betaald, terwijl de Wet Toezicht Kredietwezen voldoende garantie biedt — bovendien heeft de betrokkene soms geen girorekening *— dat het ook via de bank kan gaan. Mijn laatste vraag met betrekking tot artikel 59 is, of het burenrecht wel voldoende is geregeld?

In artikel 61 stond in de bestaande wet een termijn van één jaar. Nu hebben wij een wetsontwerp voor ons, dat de bedoeling heeft alles te bekorten en te bespoedigen, maar nu gaan wij van één jaar vijf jaar maken. Ook dat lijkt mij zeer inconsequent. Daarom zou ik willen voorstellen, er niet meer dan drie jaar van te maken. Ik zal dat nu niet verder uitwerken; er staat een duidelijke toelichting onder het desbetreffende amendement op stuk nr. 33.

Artikel 77 heb ik al duidelijk in positieve zin behandeld. Wij willen alleen nog vragen, of men er bij eventuele kleine wijzigingen aan wil denken, dat handhaving van bestaande bouwwerken ook wel eens belangrijk kan zijn. Ik behoef de Koninginnekerk in Rotterdam maar te noemen. Het laatste punt betreft artikel I, onder Z. Wij zouden het op prijs stellen, als zoveel mogelijk volgens de artikelen 83 en 84 de mensen persoonlijk werden gewaarschuwd. Ik heb het idee, dat deze gedachte enigszins het amendement overlapt, dat inmiddels door mejuffrouw Haai; s op artikel 23 van de Wet Ruimtelijke Ordening is ingediend en ik kan er dus op dit moment het zwijgen toe doen.

Mijnheer de voorzitter! Wij leven in een zeer dynamische tijd. De mensen zijn meer en verder van honk dan vroeger het geval was. De mobiliteit van de grond wordt ook steeds groter. Juist daardoor is het wel belangrijk, dat de mensen ook op grotere afstand van hun eigendom tijdig worden gewaarschuwd. Mits met vele van onze verlangens wordt rekening gehouden en de nodige zorgvuldigheid wordt betracht, staan wij positief tegenover het wetsontwerp.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1972

De Banier | 8 Pagina's

WIJZIGING VAN DE ONTEIGENINGSPROCEDURE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1972

De Banier | 8 Pagina's