Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEWESTVORMING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEWESTVORMING

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede gehouden in de vergadering van de Provinciale Staten van Overijssel op 17 jan luari jongstleden door de heer J. H. Wolterink te Rijssen. I

De vorming van gewesten is een onderwerp dat de gemoederen ten zeerste bezig houdt in de politiek de laatste tijd. U vindt hieronder een redevoering over dit onderwerp gehouden in de Staten van Overijssel door onze afgevaardigde. In deze rede komt ook ter sprake het idéé, dat door burgemeester Smits in de discussie over dit onderwerp is gelanceerd en die landelijk bekendheid verkreeg.

De Provinciale Staten van Overijssel hebben met een stemverhouding van 28 tegen en met 22 voor het voorstel van Gedeputeerde Staten om de Minister van Binnenlandse Zaken te adviseren in Overijssel te komen tot Drie Gewesten verworpen, omdat zij van oordeel waren, dat zij thans geen gefundeerd advies kunnen uitbrengen, zolang niet vaststaat wat precies de plaats van het gewest zal zijn in de toekomstige bestuurlijke organisatie en welke taken en bevoegdheden aan de gemeenten zullen worden toegekend.

De SGP-fraktie behoorde tot de tegenstemmers.

Het agendapunt nr. 163 met als onderwerp: „voorbereiding structuurschets bestuurlijke indeling; nota Gewestvorming in Overijssel" heeft vele tongen en pennen in beweging gebracht. Men wordt als het ware bedolven onder de stukken over dit onderwerp. Verschillend wordt over de onderhavige materie gedacht. Hoe gevarieerd er ook over gedacht wordt over één ding is iedereen het wel eens, namelijk dat alles even vaag en onduidelijk is. In stuk nr. 163 erkent uw College zelf ook dat met betrekking tot de gewestvorming er op dit moment op een aantal belangrijke punten nog onduidelijkheden bestaat. U wijst dan op de taken en bevoegdheden die aan de gewesten zullen worden toegekend en op een eventuele algehele herverkaveling van overheidstaken. Deze onduidelijkheid bemoeilijkt het uitbrengen van een advies inzake de structuurschets. Uit het wetsontwerp van de Gewestwet, de memorie van toelichting hierop, het verslag van mondeling overleg in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en het voorlopig verslag is mij gebleken dat de eenstemmigheid, op dit punt zoek is. Er bestaat een groot verschil van in-zichf tussen de politieke partijen.

Aangezien de vaststelling van de Gewestwet niet aan de Staten is voorbehouden loopt men al gauw het gevaar dat men afgehamerd wordt wanneer men op de vorming van gewesten wat te diep ingaat. Van ons wordt slechts gevraagd bouwstenen aan te dragen, maar het moeilijke is dat wij niet weten voor welk gebouw deze stenen nodig zijn. Wordt het een riante vuia of een eenvoudige woningwetwoning? Men beweert allerwege dat bestuurlijke reorganisatie noodzakelijk is. Is dit echter wel een bewezen feit? Nu wordt van de provincies en de gemeenten in een gehaast tempo uitspraken gevraagd die in feite gedaan moeten worden door het centrale gezag. Wij onderstrepen het betoog van de burgemeester van Hardenberg gedaan op de te Almelo gehouden hoorzitting dat het juister was geweest eerst een visie op nationaal niveau te ontwikkelen en dat de hui­ dige gang van zaken voor de gemiddelde burger, voor het doorsnee-raadslid en voor het doorsnee-statenlid erg frustrerend is. Er worden zaken op ons dak geschoven, waarvoor wij niet de eerst aangewezenen zijn.

Voordat wij op de Nota zelf ingaan, zij eerst nog gesteld dat wij het betreuren dat niet gewacht is op het Bestuursonderzoek Oost-Nederland, waaraan 44 Twentse en Oostgelderse gemeenten deelnemen en dat veel geld kost.

Zulks is ook het geval voor andere bestuursonderzoeken in de provincie. Zo ontstaan er doublures, die niet nodig zijn. Eigenlijk is het niet verantwoord om thans reeds een oordeel te vragen - en te geven - over de bestuurlijke indeling. De resultaten van het thans lopende bestuursonderzoek hadden afgewacht moeten worden. Het wetsontwerp Gewestwet en de structuurschets zeggen nauwelijks iets over de bestuurlijke consequenties. Het ontwerp ziet allereerst naar de nieuwe territoriale begrenzingen en pas als die zijn vastgesteld, zou men kunnen gaan praten over de bestuurlijke inhoud, die nieuwe gewesten dan zouden kunnen of moeten krijgen en wat dan nog de taken en bevoegdheden zullen zijn van de gemeenten en de provincies.

Het bestuursonderzoek is er juist voor om in een vroeger stadium ook op deze vragen een antwoord te geven.

In de structuurschets stelt u dat aan de taakverdeling over de verschillende bestuurslagen i.v.m. de positie van gemeente en provincie (en van het gewest zouden wij zeggen) nog zeer veel aandacht zal moeten worden besteed. Een totale herverkaveling van taken - in

Een totale herverkaveling van taken - in ieder geval een kritisch onderzoek naar de schaal waarop de overheidstaken dienen te worden vervuld - is naar uw oordeel een , , essentieel" onderdeel van wijzigingen in de bestuurlijke organisatie.

Hoe kan men het dan laten bestaan dat het in gang zijnde bestuursonderzoek niet wordt afgewacht en hoe kan men zonder dit onderzoek van ons verwachten dat wij een verantwoorde visie geven?

En zou dit desondanks toch zeer wel mogelijk zijn om welke reden dan ook, hoe wordt die visie dan bepaald?

De Nota Gewestvorming in Overijssel heeft bij ons nogal wat vragen opgeworpen. Dat de opvattingen omtrent de taak van de overheid (blz. 5) in de samenleving sterk gewijzigd is, kunnen wij alleen constateren. De zinsnede , , de overheid moet zo nodig zelf de voorwaarden scheppen voor een optimale ontplooiing van de ingezetenen" onderstrepen wij. De vraag is echter wat we hieronder verstaan. He^ karakter van de overheidstaak evolueerde, doch anderzijds kunnen wij ook constateren dat het karakter van de overheidstaak devalueerde. We zullen hierop thans niet dieper ingaan.

Op blz. 8 van de Nota komt u tot de conclusie dat de Wet gemeenschappelijke regelingen goede diensten heeft bewezen. Zij kan dat in bepaalde gevallen ook in de toekomst zeker nog doen. Echter een fundamentele oplossing van de problemen, waarvoor het lokale bestuur zich thans geplaatst ziet, kan de Wet gemeenschappelijke regelingen niet bieden volgens uw College.

De vraag ligt voor de hand of de Wet gemeenschappelijke regelingen dan niet in die zin gewijzigd kan worden dat zij wel voldoet (zonder dat gewestvorming nodig is).

De Nota Bestuurlijke Organisatie geeft de voorkeur aan een uitbouw van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Achtergrond hiervan is de gedachte dat de gewestvorming, in beginsel moet berusten op vrijwillige samenwerking van gemeenten.

In uw Nota stelt u dat in deze opvatting slissen of en wanneer in concreto wordt overgegaan tot vorming van een gewest en wat de taken en inrichting van dat gewest zullen zijn.

Deze gedachtengang kunnen wij ten volle onderschrijven. Wij zijn geen voorstanders van gedwongen opgelegde gewesten. In de Tweede Kamer werd echter bezwaar geuit tegen de uitbouw van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

De provinciale besturen staan voor grote moeilijkheden bij het opstellen van hun adviezen inzake de ontwerp-structuurschets.

Wij betreuren het met uw College dat provincies en gemeenten onder deze omstandigheden geroepen worden hun visie te geven over de structuurschets.

Het gevolg is geweest dat uw College bij de keuze van de gewestelijke indeling op veel punten van veronderstellingen moest uitgaan.

Het is daarom niet zo verwonderlijk dat er provincies zijn waarvan gedeputeerde staten aan provinciale staten hebben voorgesteld uit te spreken dat gewestvorming voor die provincies niet gewenst is (zoals Friesland, Drenthe en Zeeland).

Wat de omvang en begrenzing van een gewest betreft stelt u op blz. 16 en 17 dal uitgegaan moet worden van de maatschappelijke samenhangen. Gebieden mei een nauwe interne samenhang op sociaal, economisch en cultureel terrein moeten zoveel mogelijk in één gewest worden opgenomen.

Het heeft ons getroffen dat een belangrijk aspect niet genoemd wordt; wij bedoelen het levensbeschouwelijke aspect. Wij betreuren het ten zeerste dat niet gelet is op samenhang t.a.v. de religie. Een streek met een diep ingewortelde levensovertuiging, ontleend aan de godsdienst, kan men niet zo maar onderbrengen bij een streek waar deze geaardheid niet is. Die passen niet bij elkaar en het gevaar is niet denkbeeldig dat zulks botsingen oplevert. Er wordt geen aandacht geschonken aan de vrijheid die gemeenten zullen moeten kunnen behouden waar he1 gaat om vraagstukken van levensbeschouwelijke aard. Het moet als onaanvaardbaar worden beschouwd dat levensbeschouwelijke minderheidsgroepen in een groter verband, groepen die echter in een lokale bestuurseenheid een meerderheid kunnen betekenen, het recht wordt ontnomen om in eigen gemeente in dit opzicht regelend op te treden.

Dit laatste moet als eis worden gesteld bij , , de waarborg van de democratie". Wanneer wij op blz. 18 zien wat het takenpakket kan zijn van een gewest (zoals integrale planning, ruimtelijke ordening, werkgelegenheid en economische ontwik­ keling, woningbouw en woonmilieudifferentiatie, milieubeheer, gezondheidszorg, openluchtrecreatie, verkeer en vervoer, openbare nutsvoorzieningen, politie, brandweer en rampenbestrijding), dan is de vraag o.i. alleszins gerechtvaardigd wat er voor bevoegdheden voor de gemeente nog zal overblijven. U acht deze vrees ongegrond en bent van mening dat er voor de gemeenten een zeer ruim arbeidsveld overblijft. In uw motivering heeft u ons echter niet overtuigd.

U vraagt van ons er mede in te stemmen, dat uw College de minister van Binnenlandse Zaken advies uitbrengt overeenkomstig uw in de nota Gewestvorming in Overijssel vervatte standpunt, te weten een gewest Zwolle, een gewest Deventer en een gewest Twente.

Het is voor ons niet mogelijk een gefundeerd advies uit te brengen, omdat de gewestvorming niet beoordeeld kan worden voordat duidelijkheid bestaat over de vraag of de provincie zal blijven voortbestaan, en zo ja in welke omvang en met welk taken-en bevoegdhedenpakket. De omvang van de gewesten kan alleen in samenhang met aspecten als het takenpakket en de plaats van de gewesten in het bestuursstelsel van de provincie bekeken worden.

Onze fractie is op dit moment tegen de vorming van gewesten, zolang niet precies vaststaat hoe de plaats van het gewest zal zijn in de toekomstige bestuurlijke organisatie; welke taken en bevoegdheden aan de gewesten zullen worden toegekend. Het is ons allemaal te vaag en te onduidelijk.

Wij zien de gewestvorming als een aantasting van de reeds uitgeholde gemeentelijke autonomie. Bovendien wordt de afstand tussen bestuur en bestuurder te groot. Voorts vrezen wij dat de gewestvorming heel wat financiële offers zal vragen.

Wij zijn echter nuchter genoeg om te beseffen dat wij de vorming van gewesten niet kunnen tegenhouden. Er zijn in de provincie reeds gewesten opgericht. Wij moeten derhalve kiezen en dan kiezen wij voor zo klein mogelijke gewesten. De onderlinge verstandhouding zal bij kleine gewesten beter zijn dan bij grotere en de afstand tussen bestuur en bestuurder is kleiner.

De reeds in de provincie aanwezige gewesten zijn op vrijwillige basis tot stand gekomen en dit achten wij zeer belangrijk.

Met betrekking tot de gewestvorming wordt nogal eens gesproken over de strijd van de Thorbeckianen tegen de Beerninkianen. De laatstgenoemden zijn van mening dat !en gewest kalm moet groeien uit geneenten die uit zichzelf gaan samenwerken; dus het moet alles van onderen op-, groeien. De Thorbeckianen zijn van mening dat het van bovenaf dwingend opgelegd moet worden. Zij willen een , , Thorbeckiaanse aanpak"-, dus een krachtige ontplooiing.

Wij willen ons graag scharen onder de Beerninkianen, wat de gewestvorming betreft.

Deze bovengeschetste strijd zou ook woeden onder de ambtenaren van Binnenlandse Zaken. De jongere ambtenaren zouden Thorbeckianen zijn en de oudere ambte-

Vervolg op pag. 5 Vervolg van pag. 4

naren zouden zelfs meer Beerninkiaan zijn dan Beernink zelf was.

Ik weet niet of de volgende anecdote waar is, maar ten departemente was men zeer nieuwsgierig aan wiens zijde Beerninks opvolger, minister Geertsema, zou staan. Welnu, minister Geertsema zou een jonge ijverige ambtenaar, die met de gewestvorming bezig was, hebben begroet met de woorden: , .Mijnheer, studeertu maar rustig verder". Wellicht heeft minister Geertsema zelf niet gedacht dat die studie nog zo lang zou duren. Wat onze fractie betreft zouden wij zeggen tegen die jonge ambtenaar: , , Mijnheer, studeert u nog maar een tijd rustig verder!".

Wanneer men de persberichten leest en de commentaren die allerwege zijn verschenen op het onderhavige onderwerp , , de gewestvorming" en wat daar alzo verband mee houdt dan komt men toch wel tot de conclusie dat niet iedereen zo gelukkig is met de gang van zaken.

In het Dagblad van het Oosten (9-6-1972) las ik dat de ambtelijke werkgroep van het rapport , , structuurschets bestuurlijke indeling (normale fase)" bij de presentatie van haar rapport erkende dat de opstelling van de alternatieven in feite de vorming van een vierde bestuurslaag inhoudt. De samenstellers zouden er op hebben gewezen dat zij mede door het ontbreken van een wettelijke regeling , , gewestvorming" in het duister tasten.

Erkend werd dat de grenzen zijn getrokken zonder nog te weten wat een gewest voor functies krijgt en hoe de bestuursvorm er uit moet zien.

Wie de raadsverslagen in de pers de laatste maanden heeft gelezen moet niet anders dan tot de slotsom komen dat er maar heel weinig gemeenteraden zijn waar een meerderheid of zelfs maar een minderheid enthousiast is over het wetsontwerp op de gewesten. Over het algemeer worden de gedachten die in dat wetsontwerp zijn uitgewerkt, hetzij afgewezen, hetzij gekenmerkt als te vaag, te onduidelijk omschreven, te weinig fundamenteel. En je komt steeds dezelfde vraag tegen: , , Zou het niet van zeer wijs beleid van de centrale overheid getuigen als die eerst eens te kennen gaf hoe zij in de toekomst de taak van de provincies ziet, eerst eens antwoord geeft op de vraag of die elf provincies wel zouden moeten blijven bestaan, eer zij gaat sleutelen aan die gewestvorming? "

De Rotterdamse stedebouwkundige en planoloog jhr. ir. J. de Ranitz is van mening dat gewestvorming van onderen op moet gebeuren. , , De kleinste eenheid is de mens zelf", zegt hij. , , Deze mens doet zich vertegenwoordigen in bestuursorganen en wordt daarnaast en daar doorheen nog benaderd via allerlei vormen: inspraak, hoorzittingen, enz.".

Laten wij hopen dat men ten departemente rekening zal houden met al die bezwaren, bedenkingen, beduchtheden die via de provinciale besturen dat departement zullen bereiken.

In het Algemeen Dagblad (26-7-1972) las ik de volgende conclusie van drs. H. Hoorn, socioloog bij openbare werken in Maastricht.

, , De openbare hoorzitting is de minst geschikte manier van inspraakverlening. - Het is zelfs een niet ongevaarlijke manier van volksraadpleging''.

Drs. Hoorn vindt dat de openbare hoorzitting, evenals andere methoden van inspraak waarbij niet algemeen gevoelde meningen uit de bevolking naar voren komen, gebrekkige vormen zijn van sociaal-wetenschappelijk onderzoek.

Hij acht het gevaar aanwezig dat een politiek lichaam tegemoet zal komen aan de wensen uit de bevolking die tegenstrijdig zijn aan de verlangens van dat bevolkingsdeel dat direct bij de zaak is betrokken. De door uw College voorgestelde westelijke indeling (te weten een gewest Zwolle, een gewest Deventer en een gewest Twente) wijzen wij met klem van de hand. Indien hét toch tot gewestvorming moet komen dan geven wij de voorkeur aan de volgende gewesten:

1. gevirest Noordoostpolder/noord-west-Gverijssel/Meppel, alternatief 3, rapport normatieve fase. 2. gewest Zwolle, alternatief 3, rapport normatieve fase. 3. jiewest Deventer, alternatief 3, rapport normatieve fase. 4. gewest Almelo, alternatief 1, raoport normatieve fase. 5. gewest Enschede/Hengelo (O), alternatief 1 rapport normatieve fase.

Tenslotte willen wij u nog wijzen op de visie die burgemeester G. J. Smit van de gemeente Rijssen heeft op de gewestvorming en die landelijke bekendheid heeft gekregen. U zult er ongetwijfeld van gehoord of zelf gelezen hebben. Deze visie spreekt ook onze fractie aan.

De heer Smit is van oordeel dat inde vele

Vervolg op pag. 6 Vervolg van pag. 5

diskussies die er rond de gewestvorming plaats vinden tot nog toe te weinig aandacht is geschonken aan één van de mogelijkheden tot bestuurlijke schaalvergroting van het lokaal bestuur, te weten de mogelijkheid van „centralisatie", waaronder verstaan zou moeten worden , , taakonttrekking aan de gemeente en het overbrengen van deze taken naar rijk en/of provincie".

De provincie - al ot niet in gewijzigde ^orm - biedt hiertoe mogelijkheden. De heer Smit is van mening dat het heel goed denkbaar is, dat de lokale besturen taken, die toch altijd als een pakket maatregelen moeten worden gezien, laten verzorgen in groter verband. Zo benaderd behoeft er bij centralisatie niet gesproken te worden over taakonttrekking aan de gemeente, doch is er veel meer reden voor om te spreken van taakoverbrenging door de gemeenten; dit laatste klinkt niet alleen vriendelijker, het past ook logischer in de gedachte om deze verzorgende maatregelen te laten uitvoeren door in onze op de 3 bestuurslagen gestoelde bestuursstruktuur aanwezige grote organisatie, i.e. de provincie.

Mocht bij de uitvoering van deze aan de provincie overgedragen taken blijken, dat dit wat beter in een wat kleiner gebied kan geschieden, dan kan de provincie opgrond van de mogelijkheden die zij thans reeds heeft ingevolge de Wet gemeenschappelijke regelingen, een groep gemeenten opdragen deze taken binnen haar ressort te verzorgen. Aan de andere zijde is het heel goed denkbaar dat de provincies zelf bij een zeer grootschalige taak gaan samenwerken. De voordelen van deze gedachtengang zijn vele.

Zeer belangrijk is dat veelvuldig gehoorde knelpunten, te weten:

1) de vrees voor een zogenaamde 4e bestuurslaag; 2) de vraag of er grote (zware) dan wel kleine (lichte) gewesten moeten komen; 3) het takenpakket; 4) Hf> ner.soneelsbezetting; 5) de lijisnciële verhouding op deze wijze kunnen worden voorkomen.

Deze uitspraak kan als volgt worden toegelicht:

ad 1) de vrees voor een 4e bestuurslaag is definitief van de baan, ad 2) de vraag of grote dan wel kleine gewesten dienen te worden gevormd is dan niet meer relevant, ad 3) het takenpakket kan aanvankelijk gering zijn en naar behoefte worden uitgebreid, waardoor alles veelgeruislozer kan verlopen, ad 4) de vorming en , , bemanning" van nieuwe kostbare bestuursapparaten kan achterwege blijven; afgezien van de vraag of er voor een 30-40 tal gewesten op korte termijn personen met voldoendebestuurservaring kunnen worden aangetrokken, zal het een ongelooflijk zwaar financieel offer vragen, omdat bij deze gewestelijke bestuursapparaten van meet af aan de Wet van Parkinson in werking zal treden. ad 5) Het is niet noodzakelijk dat via de gemeenten of via een gewestbelasting bijdragen voor een nieuw orgaan worden geheven.

Bij verwezenlijking van bovengenoemde gedachte zal de discussie over het al dan niet voortbestaan van de provincies tot het verleden behoren; wel kan het wenselijk c.q. noodzakelijk blijken om tot een provinciale herindeling te komen.

Resumerend kan worden gesteld dat overweging en verdere studie en uitdieping van het bovenstaande zonder meer de moeite waard is. Immers het heeft als voordelen:

- het werkt kostenbesparend, want het bestuursapparaat met ervaren bestuurscolleges behoeft niet opgebouwd te worden;

- het kost minder tijd en de bestuurlijke schaalvergroting kan veel geleidelijker op gang komen; - de bestaande 3 bestuurslagen - zij het in eewijzigde vorm - blijven gehandhaafd, waardoor angst voor het zogenaamde , , monster van de vierde dimensie" voorgoed kan verdwijnen. - het zal alles bij de burger veel geloofwaardiger overkomen, terwijl (nog) grotere ondoorzichtigheid van het bestuur voor de burger wordt voorkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1973

De Banier | 9 Pagina's

GEWESTVORMING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1973

De Banier | 9 Pagina's