Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De stemming over de moties

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De stemming over de moties

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan het eind van de debatten in de Tweede Kamer over de regeringsverklaring was het de beurt aan de moties om aangenomen of verworpen te worden. Er werden in totaal slechts vier moties ingediend; een magere oogst als men bedenkt dat de linkse oppositie tijdens het debat over de regeringsverklaring van het kabinet - Biesheuvel een veelvoud van vier wist te produceren. Ondanks alle verschil is er echter ook sprake van overeenkomst: alle moties werden verworpen. Er waren drie moties van dr. Drees (DS'70) en één van de heer Jongeling (GPV). In de motie van de heer Jongeling werd voorgesteld het besluit van de regering om de Nederlandse marineschepen op hun voorgenomen reis naar het Verre Oosten niet de haven van Simonstad in Zuid-Afrika te laten aandoen, opiieuw in overweging te nemen. Zijn motivering om dit besluit ongedaan te maken was gelegen in het feit, dat hij van oordeel was, dat het wenselijk zou zijn dat de Koninklijke Marine alle zeeën ter wereld kan bevaren en alle havens kan aandoen voor onderhoud en het innemen van brandstof. Zoals reeds gezegd verkreeg deze motie niet de meerderheid van de Tweede Kamer, zodat zij werd verworpen. Voor stemden de frakties van de WD, Ds '70, SGP, GPV, RKPN, BP, CHUeneen gedeelte van de frakties van de ARP en de KVP. Het motief van de fraktie van de SGP, verwoord bij monde van ds. Abma, om voor deze motie te stemmen, was dat voor het bestrijden van rassendiscriminatie discriminatie niet het meest geëigende middel was.

Ds. Abma had dan ook geen moeite om voor deze motie te stemmen. Twee moties van de heer Drees konden ook op de instemming van onze fraktie rekenen.

De eerste motie handelde over het teveel aan staatssecretarissen. Zij stelde vast, dat het aantal staatssecretarissen niet is afgestemd op de behoefte aan een zo doelmatig mogelijke verdeling der werkzaamheden, maar in belangrijke mate is ingegeven door het verlangen zoveel mogelijk tegemoet te komen aan partijpolitie­ ke eisen en voor de verkiezing gedane toezeggingen in verband met de samenstelling en aanvaardbaarheid van het kabinet - Den Uyl. Zij spreekt daarom als haar mening uit, dat de gevolgde gedragslijn niet in het belang van een goed landsbestuur is. Afgaande op wat ds. Abma reeds in zijn rede had gezegd, lag het in de rede dat hij zich verklaarde voor deze motie.

De tweede motie Drees sprak uit dat het beleid inzake het collegegeld en de financiering van de studiekosten niet mag worden beïnvloed door sabotage en illegale akties. Gezien het feit dat in de regeringsverklaring van Den Uyl gesproken werd over de versterking van het parlement vond de fraktie van de SGP dat deze motie lag in de lijn van de voorstellen van de Regering, zodat zij geen moeite had om zich voor deze motie uit te spreken.

De derde en laatste motie van Drees ging over de bestrijding van de inflatie. Zij sprak als haar oordeel uit dat de bestrijding van de bestedingsinflatie en de gezondmaking van de overheidsfinanciën door het vorig kabinet als noodzakelijk is onderkend en veelal met kracht ter hand is genomen, waardoor de bestedingsinflatie in de loop van 1972 is opgehouden, maar de kosteninflatie daarentegen onverminderd voortwoekert. Zij was verder van mening dat inflatie een ernstig sociaal onrecht is, dat de partikuliere oudedagsvoorzieningen uitholt, de zelfstandigen en de zwakke groepen bedreigt, de woningmarkt ontwricht en de overheidstaken excessief kostbaar maakt. Zij sprak derhalve als haar oordeel uit dat het essentieel is dat de kosteninflatie wordt gestopt en dat daarom een stijging van nominale inkomens die duidelijk uitgaat boven de produktivitelt, in de toekomst moet worden voorkomen door een bewust prijs-en inkomensbeleid, te voeren in overleg met alle betrokken groepen. Ondanks het feit dat de SGP-fraktie zich onverkort opstelde achter de inhoud van deze motie, vond zij het voorbarig om reeds nu - voor het debat over de begrotingshoofdstukken in de loop van september - een oordeel hierover uit te spreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1973

De Banier | 8 Pagina's

De stemming over de moties

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 1973

De Banier | 8 Pagina's