Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOORLOPIGE HECHTENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOORLOPIGE HECHTENIS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mr. G. Holdijk.

Vorige week kwam het wetsontwerp tot herziening van de bepalingen omtrent de voorlopige hechtenis bij de Tweede Kamer in openbare behandeling. Het heeft al een keer, vlak voor de kabinetswisseling, op de agenda gestaan, maar de behandeling is door het optreden van het kabinet-Den Uyl wat verschoven. Dit kabinet zal dan het derde opeenvolgende zijn dat zich met het wetsontwerp voorlopige hechtenis bezig houdt. Daarmee kom ik automatisch op de geschiedenis van het ontwerp.

DE GESCHIEDENIS VAN HET ONTWERP

De voorlopige hechtenis is altijd een aangevochten zaak geweest, sinds de invoering ervan bij de inwerking treding van ons huidige Wetboek van Strafvordering op 1 januari 1926. Reeds in de Memorie van Toelichting op het ontwerp Wetboek van Strafvordering van 1914 (!) wordt over de voorlopige hechtenis opgemerkt: , , Over de wettigheid van een dergelijken maatregel bestaat ernstig verschil". Toch ging men tot uitbreiding van de voorlopige hechtenis over omdat men meende dat de voorgestelde regeling toch nog gunstig afstak bij de tot dan toe geldende praktijk. De verbetering die men zich voorstelde bestond hierin dat men enerzijds politie en justitie grotere bevoegdheden wilde geven - die ze zich weliswaar al gedeeltelijk buiten de wet om toegeëigend hadden - en anderzijds, door nauwkeurige omschrijvir^ van deze bevoegdheden, dat aan de burgers een grotere rechtszekerheid verschaft zou worden. Men was nogal tevreden over het ontwerp, , , welk zich aansluit aan de historische ontwikkeling onzer strafrechtspl^ng en waarin tevens eene zóó belangrijke uitbreiding van de rechten van den verdachte in de lijn van moderne beginselen is nedergelegd, als niet het hooge doel der rechtsbedeellng maar eenigszins is te vereenigen". Ook al erkent men dat het nieuwe Wetboek een vooruitgang was in vergelijking met het oude, dit heeft niet kunnen verhinderen dat al vrij spoedig weer problemen rezen omtrent de toepassing van voorlopige hechtenis.

Ik wijs hier slechts op het belangrijke arrest van de Hoge Raad van 8 oktober 1928.

Er bleven klachten komen over te snelle, te frequente en te langdurige toepassing van voorlopige hechtenis. Dat deze klachten ook in de ogen van de overheid niet altijd ongegrond waren blijkt b.v. uit de circulaires van de minister Donker (1953) en Scholten (1965) gericht aan de procureursgeneraal bij de gerechtshoven en waarin erop werd gewezen dat de voorlopige hechtenis tot het hoogst noodzaJcelijke beperkt diende te blijven en dat aan de beperkende bepalingen van het wetboek strikt de hand moest worden gehouden.

In 1964 werd door de minister van justitie Mr. Y. Scholten een commissie partiële herziening strafvordering (Commissie Feber) ingesteld met de opdracht van advies te dienen aangaande de vraag in hoeverre het Wetboek van Strafvordering wijziging of aanvulling behoefde, zulks in het bijzonder voor wat betreft o.m. de bepalingen omtrent inverzekeringsstelling en voorlopige hechtenis.

Het werk van deze commissie heeft geleid tot het indienen van het ontwerp van de wet van 14 januari 1969 door Minister Polak.

Het commentaar van de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer in haar Voorlopige Verslag van 25 juni 1969 was uitermate kritisch. Ook buiten het parlement stak een storm van kritiek op. De zal daar straks op terugkomen.

Het heeft tot september 1972 geduurd vooraleer de Memorie van Antwoord van de (nieuwe) Minister van Justitie Prof. Mr. A. A. M. van Agt kwam. Deze heeft de Memorie van Antwoord vergezeld doen gaan van een gewijzigd ontwerp waarmee aan een heel stuk kritiek tegemoet werd gekomen.

WAT WORDT ER ONDER VOORLOPIGE HECHTENIS . BEGREPEN?

We schrijven nu al even over de voorlopige hechtenis, terwijl we nog verzuimd hebben uiteen te zetten wat onder voorlopige hechtenis begrepen wordt. Art. 133 Wetboek van Strafvordering zegt dat onder voorlopige hechtenis wordt verstaan de vrijheidsbeneming ingevolge enig bevel van bewaring, gevangenhouding of gevangenneming. Een leek schiet daar natuurlijk weinig mee op. Vandaar dat ik de voorlopige hechtenis wil plaatsen in het kader waarin ze thuishoort.

Geen enkel strafbaar feit zou behoorlijk kimnen worden opgespoord en vervolgd, wanneer degenen die met deze taak belast zijn, geen middelen tot hun beschikking hadden om de verdachte aan te houden, voorwerpen in beslag te nemen en woningen en andere plaatsen, waar het strafbare feit mogelijkerwijs sporen heeft nagelaten, te betreden. Tot deze zgn. bijzondere dwangmiddelen behoren ook a) het staande houden, aanhouden en de inverzekeringstelling en b) de bewaring en de verdere voorlopige hechtenis. De bevoegdheden zijn meer of minder ruim naarmate: a) het feit met een hoger of minder hoog strafmaximum betreft en b) het feit op heterdaad ontdekt is of niet. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat, waar het ernstige feiten betreft, het belang van de individuele vrijheid der burgers eerder moest achterstaan bij dat van de gemeenschap tot het ontdekken der waarheid en dus voor deze gevallen ingrijpender middelen geoorloofd waren. De ontdekking op heterdaad geeft minder mogelijkheid tot dwalii^, daardoor levert de aanwending van dwangmiddelen minder risico op.

Alle hier te behandelen bevoegdheden zijn toegekend tegenover de verdachte. Zodra er dus een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat, ontstaat de bevoegdheid, onverschillig of er later een veroordeling volgt. Als men verdacht wordt van een sti-afbaar feit en men meldt zich niet eigener beweging bij de politie, dan loopt men de kans dat een opsporingsambtenaar u staande houdt om u naar naam en woonplaats te vragen. De verdachte hoeft op deze vragen geen antwoord te geven. Nergens in de wet is de verdachte geboden actief aan het onderzoek mee te werken. Vervolgens is aanhouding mogelijk van een verdachte terzake van een feit waarvoor de voorlopige hechtenis is toegelaten (of wegens het opgeven van een valse naam) en kan hij naar het politiebureau gebracht worden voor verhoor. Deze aanhouding mag maximaal 6 uur duren, de uren tussen 24.00 en 9.00 uur niet meegerekend, zodat een verdachte maximaal 15 uur door de politie-autoriteiten mag worden vastgehouden. Daarna komt de officier van justitie of de hulpofficier (meestal een hogere politiefunctionaris) er aan te pas. Hij kan, indien hij het in het belang van het onderzoek nodig acht dat de verdachte ter beschikking van de justitie blijft, zijn inverzekeringstelling bevelen voor 2 dagen (2x 24 uur). Slechts de officier van justitie kan dit bevel voor 2 dagen verlengen. De verdachte kan dan bijna 5 dagen van zijn vrijheid beroofd zijn zonder dat de rechter er aan te pas is gekomen.

Is in het belang van het onderzoek geen inverzekeringstelling noodzakelijk of zijn er na inverzekeringstelling , , ernstige bezwaren" tegen de verdachte gerezen en blijkt uit bepaalde omstandigheden van het gevaar voor vlucht of van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke onverwijlde vrijheidsbeneming vordert, dan kan de officier aan de rechter-commissaris een bevel tot bewaring vragen. Dan begint eigenlijk pas wat wij voorlopige hechtenis noemen. Zonder op andere finesses in te gaan vermeld ik nog dat het bevel tot bewarii^ van kracht is gedurende een termijn van 6 dagen, welke voor eenmaal 6 dagen verlengd kan worden, en in het Huis van Bewaring wordt doorgebracht. Het volgende stadium van de voorlopige hechtenis is de gevangenhouding. Dit bevel wordt door de raadkamer van de rechtbank verleend op vordering van de officier voor 30 dagen en kan voor telkens 30 dagen door de rechtbank verlengd worden. De voorlopige hechtenis is het ingrijpenste dwangmiddel dat het wetboek kent: men wordt van zijn vrijheid beroofd, men wordt aan beperkende bepalingen wat betreft briefwisseling en bezoek onderworpen, etc. Geen rechtsinstelling moet dan ook volgens de Memorie van Toelichting bij het ontwerp Wetboek van Strafvordering met meer waarborgen omringd worden. Waarborgen voor de verdachte zag men allereerst hierin, dat de wet nauwkeurig omschreef de gevallen waarin en de gronden waarop voorlopige hechtenis kan worden bevolen. Van de andere waarborgen noem ik slechts de eis dat het bevel tot voorlopige hechtenis of verlenging daarvan gemotiveerd moet zijn en zo nauwkeurig mogelijk het feit waarvan voorlopige hechtenis wordt bevolen omschrijft, zodat de verdachte niet in onzekerheid verkeert waarvoor hij gevangen zit.

DE GEVALLEN WAARIN VOORLOPIGE HECHTENIS MOGELIJK IS

Eerst nog even iets over de gevallen waarin en de gronden waarop voorlopige hechtenis mogelijk is.

Wat betreft de gevallen geldt globaal genomen dat op het strafbaar feit waarvan men verdacht wordt een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.

Anders zou dit erop neerkomen dat alleen strafbare feiten die op heterdaad ontdekt worden vervolgd zouden kunnen worden, hetgeen toch onaanvaardbaar is.

Daarnaast nog voor een aantal nauwkeurig aangegeven misdrijven en overtredingen waar minder dan een maximum van 4 jaar op staat. En tenslotte nog ingeval van een verdachte die hier te lande geen vaste woon-of verblij^laats heeft bij een aantal misdrijven waarop gevangenisstraf is gesteld.

Wat de gronden betreft, deze heb ik hiervoor reeds genoemd toen ik schreef over de voorwaarden voor het bevel tot bewaring. Deze gelden uiteraard ook voor het andere stadium van de voorlopige hechtenis, de gevangenhouding. Opgemerkt zij nog dat bij een , , gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, die onverwijlde vrijheidsbeneming vordert", gedacht moet worden aan gevaar voor vlucht, herhaling of frustratie van het onderzoek. Ook wijs ik nog op arresten van de Hoge Raad van 8 October 1928 en 2 maart 1954 waarbij werd overwogen dat de aard van het rechtsmiddel van de voorlopige hechtenis meebrengt dat de redenen voor zijn toepassing gelden moeten zijn in de persoon van de verdachte zelf en van zijn zijde gevaar moet dreigen indien hij in vrijheid blijft, terwijl afschrikking van anderen als bij oogmerk bij oplagen van straf aan een veroordeelde in aanmerking moge kunnen komen, doch zeker niet bij het leed der vrijheidsbeneming, dat degene treft, die nog niet is veroordeeld voor het feit, waarvan hij nog slechts wordt verdacht.

Toepassing van voorlopige hechtenis in het belang van de generale preventie of terwille van gezagshandhaving wordt door de geldende bepalingen betreffende de voorlopige hechtenis niet gedekt. Ook moeilijk verenigbaar met deze uitspraak van de Hoge Raad lijkt toepassing van voorlopige hechtenis in het belang van de verdachte zelf, d.w.z. teneinde de tenuitvoerl^ging van de straf te kunnen doen aansluiten bij de eerste aanhouding, zodat de verdachte na zijn veroordeling (met aftrek van voorarrest) niet weer uit zijn omgeving hoeft te worden weggerukt.

DE PROBLEMATISCHE KANT

Het problematische van de voorlopige hechtenis kwam hiervoor reeds meer dan eens impliciet ter sprake: de belangentegenstelling tussen enerzijds die van de overheid die strafbare feiten moet kunnen opsporen en vervolgen en die moet trachten de waarheid boven water te krijgen en anderzijds die van de individuele burger, die voorlopige hechtenis als straf ervaart, en die nog niet veroordeeld is en er volgens art. 6 lid 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (E.V.) er zelfs recht op zou hebben voor onschuldig te worden gehouden totdat zijn schuld volgens de wet wordt bewezen. De bepaling van het E.V. zou strikt genomen meebrengen dat we niet eens van een verdachte (=, .degene te wiens aanzien uit feiten of omstandi^eden een redelijk vermoeden van schuld aan eenig strafbaar feit voortvloeit", art. 27 W. V. Strv.) zouden kunnen spreken. We zullen altijd met een vermoeden moeten werken, dat dan weliswaar zo snel mogelijk in zekerheid moet verkeren.

DE KRITIEK OP DE HUIDIGE TOEPASSING VAN DE VOORLOPIGE HECHTENIS

Op een vijftal punten concentreert zich voornamelijk de kritiek op de huidige toepassing van de voorlopige hechtenis:1) de raadsman wordt te laat toegevoegd: erst bij het bevel tot bewaring, 2) voorlopige hechtenis wordt te frequent toegepast: eveel gevallen waarin en te ruime gronden waarop, 3) de voorlopige hechtenis duurt soms veel te lang, 4) vergoeding voor ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis is niet verplicht; voor de periode van inverzekeringstelling kan het zelfs niet, 5) aftrek van voorarrest is niet verplicht; de in verzekering doorgebrachte tijd kan zelfs niet afgetrokken worden.

Laten we deze punten wat nader bezien en nagaan, welke voorstellen achtereenvolgens door de Commissie-Feber, in het ontwerp-Polak en in het gewijzigd ontwerpvan Agt terzake gedaan zijn.

ad 1) De commissie-Feber wilde ook hem die om financiële redenen niet over een gekozen raadsman kan beschikken de mogelijkheid geven aan de rechter-commissaris om toevoeging te verzoeken. Dus geen ambtshalve toevoeging. De commissie-Feber zag de taak van de advocaat in dit stadium als volgt:

, , De verdachte kan, juist en vooral kort na zijn arrestatie, behoefte hebben aan morele steun, aan een (juridisch geschoolde) vertrouwensman die hem omtrent zijn processuele positie kan inlichten.'' Het ontwerp-Polak nam dit voorstel niet over.

Toen de Memorie van Antwoord in 1972 verscheen waren in enkele grote steden wetenschappelijk begeleide, van overheidswege gesteunde experimenten gaande met zgn. piketdiensten van advocaten genomen. Deze zullen volgens het gewijzigd ontwerp gelegaliseerd worden. De deken van de orde van advocaten in een arondissement kan een piketdienst instellen ten behoeve van rechtsbijstand aan inverzekeringgestelden. Bestaat er (nog) geen piketdienst, dan kan de verdachte toevoeging verzoeken aan de president van de rechtbank voor de duur van de inverzekeringstelling. De piketadvocaat wordt dus na het besluit tot inverzekeringstelling ingeschakeld. Men moet nog maar afwachten of het voorstel, als het al aangenomen wordt, realiseerbaar is; zal men in de kleinere arrondissementen voldoende advocaten vinden die zich met deze taak willen belasten?

ad 2) De commissie-Feber deed geen concrete voorstellen om het aantal gevallen waarin voorlopige hechtenis mogelijk is te beperken. Zij gaf wel schrapping van een aantal delicten in overweging. Wel stelden zij een aanvullende bepaling voor, inhoudende dat een bevel tot bewaring slechts mag worden gegeven in gevallen waarin , , ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid, dat aan de verdachte een straf of maatregel zal worden opgelegd waardoor hem gedurende langere tijd zijn vrijheid zal worden ontnomen dan de tijd welke hij in voorlopige hechtenis zal hebben doorgebracht op de dag waarop het bevel ophoudt van kracht te zijn". Het belang van deze bepaling schuilt vooral in haar toepasselijkheid op bevelen tot verlenging. De rechter die over de verlenging heeft te oordelen, wordt daardoor genoopt zich bewust af te vragen of inderdaad ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid, dat bij de beslissing ten principale een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van langere duur dan de inmiddels ondergane, en krachtens het (eventuele) bevel tot verlenging nog toe te passen, voorlopige hechtenis zal blijken. Dit voorstel werd overgenomen in het ontwerp-Polak en zo ook in het gewijzigd ontwerp. Van de gevallen waarin voorlopige hechtenis mogelijk is werden in het gewijzigd ontwerp bedelarij en landloperij geschrapt. Het strafmaximum van 4 jaar is gehandhaafd.

Slot volgt!

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juni 1973

De Banier | 8 Pagina's

VOORLOPIGE HECHTENIS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juni 1973

De Banier | 8 Pagina's