Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Anti-kraak wetten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Anti-kraak wetten

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mr. G. Holdijk

In het voorjaar zijn door minister Van Agt een tweetal wetsontwerpen ingediend waarmee beoogd wordt de mogelijkheid te scheppen tot optreden tegen „het wederrechtelijk gebruik van een woning of besloten lokaal" zoals dat in vaktaal heet. In inmiddels meer gangbaar geworden Nederlands spreken we van anti-kraakwetten. De schriftelijke behandeling in de Tweede Kamer is zojuist begonnen; op het moment dat ik dit schrijf is het Voorlopig Verslt^ wel reeds opgesteld maar nog niet verschenen.

Het zgn. kraken is haast een normaal verschijnsel geworden, in die zin dat het geregeld voorkomt en dat het nauwelijks meer nieuws is voor de pers. Het kraken is in de jaren 1968/1969 begonnen met wat men „bezettingen" pleegt te noemen. Daarbij ging het niet om particuliere woningen maar om openbare gebouwen (Maagdenhuis b.v.) en andere ruimten die de wet besloten lokalen noemt. Bij deze acties stonden het protest en pressie als motieven voorop. Naderhand is het gekomen tot bezettingen van een meer permanent karakter, ten dele ook als protest tegen langdurige leegstand van woningen, ten dele ook doordat de betrokkenen dakloos waren of dreigden te raken. Met name panden die bestemd zijn om gesloopt te worden, maar die soms eerst jarenlang leeg staan, vormen het doelwit.

De beste omschrijving van kraken die naar ik meen het best de werkelijkheid benadert is deze: Het zonder recht aanwenden van enig goed, of een ander daartoe in de gelegenheid stellen, voor eigen gebruik tegen de wil en in strijd met het recht van de rechthebbende. Echter lang niet iedereen, zeker niet ieder die een grote mate van sympathie voor de krakers kan opbrengen, zal met deze omschrijving aMcoord gaan. Zij zien het kraken eerder als een weliswaar door de wet verboden gedraging, die daarom nog niet in strijd is met hun rechtsovertuiging. Men spreekt onder omstandigheden wel van een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid.

IS KRAKEN EEN GEOORLOOFDE DAAD?

Men vraagt zich misschien af waarom er een aanvulling van de wet nodig is om tegen dit kraken op te kunnen treden. Is kraken dan tot dusver een geoorloofde daad? Inderdaad moet men zeggen dat tegen kraken van huizen op het ogenblik in ons land niet veel te beginnen is. Strafrechtelijk zo goed als niets, civielrechtelijk theoretisch alles, maar praktisch heel weinig. Dit vraagt om een toelichting. Allereerst de burgerrechtelijke zijde.

Aan rechthebbenden op een gekraakte woning staat de weg naar de burgerlijke rechter open, waarbij met name te denken valt aan de dagvaarding in kort geding met een beroep op art. 625 Burgerlijk Wetboek tot herstel in zijn eigendomsrecht of op art. 1401 Burgerlijk Wetboek ter verkrijging van een verbod onder dwangsom. Deze rechtgang die men kan volgen bij een , , normale" aantasting van zijn eigendommen is in kraakgevallen weinig effectief. De namen van de woningkrakers zijn aan de rechthebbenden vaak niet bekend, waardoor dagvaarding en tenuitvoerlegging van het rechterlijk vonnis op moeilijkheden stuit. Bovendien wisselt de bezetting van sommige kraakpanden sterk, waardoor een vonnis tot ontruiming, tegen bepaalde personen gewezen, niet kan worden ingeroepen tegen andere personen, die inmiddels het pand hebben betrokken of dit, nadat het weer is komen leeg te staan, alsnog doen. Het aanspannen van een civiele procedure brengt ook belangrijke kosten mee, die door de rechthebbende op de woning slechts met moeite of in het geheel niet op de wederpartij kunnen worden verhaald omdat draagkracht of een verhaalsobject bij de krakers veelal ontbreekt. Vervolgens de strafrechtelijke mogelijkheden. De rechtspraak zocht tot op heden voor de berechting van krakers veelal aansluiting bij artikel 138 Wetboek van Strafrecht, het artikel dat een strafrechtelijke sanctie geeft aan de erkenning van het grondwettelijk woonrecht (art. 172 Grondwet: Het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoners is alleen geoorloofd in de gevallen bij de wet bepaald, krachtens een bijzondere of algemene last van een macht door de wet aangewezen. De wet regelt de vormen waaraan de uitoefening van deze bevoegdheid gebonden is). Bij dit Grondwetsartikel, rijst het beroemde probleem van de derdenwerking van de Grondwet, die primair de burger tegen machtsusurpatie van overheidswege moet beschermen. Onder andere Van der Pot-Donner is de opvatting toegedaan dat art. 172 Grw. geen derdenwerking heeft. Uit de Memorie van Toelichting op art. 138 Sr. en uit de redactie van art. 153 van de Grondwet van 1887 (nu dus 172) blijkt dat het verbod tot ieder, niet alleen tot de overheid en haar organen is gericht. Li art. 370 Sr. wordt het grondwettelijk recht nadrukkelijk beschermd tegen machtoverschrij-ding door ambtenaren als zijnde een ambtsmisdrijf. Ik citeer alleen het eerste lid: De ambtenaar die, met overschrijding van zijn bevoegdheid of zonder inachtneming van de bij de wet bepaalde vormen (zie art. 120-123 Sr. G. H.) in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, diens ondanks binnentreedt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden."

Maar om deze bescherming gaat het bij het kraken natuurlijk niet. Daar speelt een rol art. 138 Sr. (een misdrijf tegen de openbare orde) waarvan ik weer alleen het eerste lid citeer: , , Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op vordering vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden".

Van de begrippen woning en lokaal is het laatste het ruimste. Men verstaat er wel onder: Elke bedekte tussen wanden besloten ruimte. Een woning in elk verblijf (lokaal) bestemd en ingericht tot woning. Over deze begrippen bestaat geen grote verschillen van interpretatie. Deze verschillen hangen veel meer samen met het antwoord op de vraag wat dient te worden verstaan onder het gebruik van een woning (of lokaal).

DE INTERPRETATIE VAN DE HOGE RAAD

De Hoge Raad heeft in het zgn. krakersarrest van 2 febr. 1971 t.a.v. woningen overwogen dat de woorden , , in gebruik" slechts kunnen worden verstaan als , , feitelijk als wonii^ in gebruik", hetgeen met het normale spraakgebruik in overeenstemmüig is (de Hoge Raad heeft dit begrip nader verduidelijkt in een arrest van 4 januari (1972). Daarom leverde het wederrechtelijk in gebruik nemen van een leegstaande woning in de gegeven omstandigheden met het misdrijf van huisvredebreuk op, aldus de Hoge Raad. Evenmin leverde het wederrechtelijk in gebruik nemen van een leegstaand pand (géén woning) lokaalvredebreuk op (HR 16 november 1971).

iDe Hoge Raad beroept zich voor deze interpretatie zoals gezegd op het normale spraakgebruik. Het is niet zonder meer duidelijk of de Hoge Raad op grond van deze redenering uitsluitend de krakers niet strafbaar omdat de strafwet op hen niet van toepassing is (de woning was niet bij een ander in gebruik) óf tevens omdat de krakers op grond van hun feitelijk I gebruik beschermt in hun verkregen (? ) huisrecht. Dit laatste is niet geheel ondenkbaar omdat wel verdedigd wordt dat art. 172 Grw. len 138 Sr. niet zozeer de strekking hebben een bepaald object, waarover men krachtens zakelijk of persoonlijk recht de schikking heeft (eigendom of huur b.v.), te beschermen tegen overschrijding van andermans recht als wel het weren van gevaar en schrik der bewoners. Het kernprobleem bij kraken is wie als gebruiker (met huisrecht) moet gelden, de oorspronkelijk rechthebbende of de usurpator. Men staat dan voor de moeilijke vraag welke oorspronkelijke rechthebbende aanspraak kan maken op de titel van gebruiker. Ik kom daar straks op terug. De uitspraken van de Hoge Raad en de daaruit voortvloeiende onzekerheid maken het noodzakelijk de leemte in de strafwet op te vullen met een bepaling voor gevallen waarin het pand niet bij een en ander in gebruik is. Men zou zich nog kunnen afvragen of de woonruimtewet 1947 niet voldoende mogelijkheden tot strafrechtelijk optreden biedt, krachtens artikel 22 (juncto artikel 1) van die wet is immers het in gebruik nemen van een woongelegenheid zonder vergunning van burgemeester en wethouders als overtreding strafbaar.

De Woonruimtewet is echter nog slechts in een deel van de Nederlandse gemeenten van toepassing (vgl. artikel 31 met de daarop gebaseerde liberalisatiebesluiten) en het verschijnsel kraken komt ook in geliberaliseerde gebieden voor. Bovendien strekt die wet niet tot bescherming van hen die een zakelijk of persoonlijk genotsrecht op een gebouw hebben, maar „ter bevordering van een doelmatige verdeling van de woongelegenheid over de bevolking". In gevallen waarin een leegstaand kantoorpand of een voor de sloop bestemd perceel is gekraakt moge de letter van die wet zijn overtreden (zo het feit is begaan in een gemeente waarin zij nog van toepassing is) een daarop gegronde strafvervolging doet dan toch geforceerd aan.

Ook de Woningwet leent zich niet goed voor toepassing op de krakers van le^staande panden. Tenslotte zal vervolging op grond van andere dan de reeds genoemde, in het Wetboek van Strafrecht omschreven, delicten, zoals vernieling of zaakbeschadiging (artikel 350 en 352), slechts in bepaalde gevallen in aanmerking kunnen komen.

Als het niet begonnen is om het straffen van de krakers doch enkel om hun verwijdering uit de gekraakte panden, zou men kunnen verdedigen dat artikel 28 van de Politiewet, dat aan de politie de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde opdraagt, volkomen toelaat om degene aan wie de beschikking over zijn eigendom wederrechtelijk wordt onthouden daarin te herstellen. Toch gebeurt iets dergelijks nooit. De weige!-ring van politie-optreden met de Ie motivering , , civiele kwestie" is een algemeen bekend verschijnsel. '1-Op een uitdrukkelijke wetsbepaling ig kan zij zich weliswaar niet base'-ren. Wat haar niettemin sterke ^e steun geeft is vooreerst het be'-staan van het gehele burgerlijk ik procesrecht, dat toch wel duideï-lijk als de remedie tegen niett-strafrechtelijke aantasting van m private rechten is bedoeld, en n daarnaast de praktische overwe> -ging dat zulke aantasting toch bijna la altijd gepaard gaat met de bewering ertoe gerechtigd te zijn jn en die bewering behoort in ieder ïr geval niet door de politie te worden getoetst. In alledaags taal^gebruik zegt de politie: Jullie moe'-ten je geschil eerst maar voor •r de burgerlijke rechter uitvechten en en pas als die een beslissing heeft ft genomen komen Avij eventueel in n actie.

Allemaal argumenten om tot aani-vulling van de wetgeving over te e gaan. Waarom men gekozen heeft ft voor ingrijpen van de landswet-gever en niet van de lagere wetgever - de gemeente b.v. bij algemene politieverordening - laat ik buiten beschouwing. Welke voorstellen worden nu gedaan?

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1973

De Banier | 8 Pagina's

Anti-kraak wetten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1973

De Banier | 8 Pagina's