Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Nederlands-Duitse wegvervoer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Nederlands-Duitse wegvervoer

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tachtig procent van ons grensoverschrijdend vervoer is van en naar West-Duitsland. Dit vervoer wordt gecontingenteerd. D.w.z. er worden een beperkt aantal ritmachtingen gegeven. Het aantal ritmachtiglngen bedraagt sinds 1970/71 550.000 per jaar. Ook voor het lopende jaar zijn ze op 550.000 gehandhaafd, ofschoon de groei van het handelsverkeer met Duitsland in de periode 1968 - 1972 bijna 58 pet. beliep. Geen wonder dat de commissie grensoverschrijdend beroepsgoederenvervoer van de NIWO alarm sloeg. Nu heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat van de toevallige aanwezigheid van zijn Westduitse collega in ons land gebruik gemaakt om er 35000 ritvergiinnir^en extra uit te halen. Maar dit aantal is voor de periode tot 1 oktober zeer onvoldoende. Indien zou blijken dat het aantal ritvergunningen inderdaad onvoldoende is - iets waaraan niemand behoeft te twijfelen - dan kan daar begin september opnieuw over worden gesproken.

Al met al kunnen we met de algemeen voorzitter van de N.O.B. Wegtransport, de heer D. Hooykaas, instemmen, als hij zegt dat , , de vrije uitwisseling van goederen in de EEG tot een holle kreet wordt, als een van de lidstaten het vervoer van die goederen op kwalijke wijze verhindert".

Namens de SGP-fraktie voerde ir. Van Rossum het woord tijdens dit interpellatie-debat.

PROBl^EM IS BE-PAALD NIET NIEUW

Het probleem dat ons vanavond bezighoudt, is bepaald niet nieuw. Het heeft in deze Kamer al diverse keren de aandacht gevraagd. Ook is het onderwerp meer malen onderwerp geweest van een aantal schriftelijke vragen in successie, In de zitting 1967/'68, blz. 1023, heb ik er al schriftelijke vragen over gesteld aan de Staatssecretaris Keyzer, vragen die toen bevredigend werden beantwoord. Ik hoop, dat dat vanavond ook het geval zal zijn; want het grensoverschijdend goederenvervoer is voor ons land uiterst belangrijk, vooral omdat het de algemene economie van ons land aangaat en het dus niet alleen om een vervoerprobleem gaat. De heer Van Zeil heeft er zoeven al op gewezen, dat er een ramp dreigt, vooral omdat het om een groot aantal bedrijven gaat. Ik doel niet alleen op de 1200 transportbedrijven maar ook op het nog veel grotere aantal verladers. Er valt een geweldige stijging te constateren van het vervoer tussen Nederland en de Bondsrepubliek. Ik heb daarover de cijfers nageslagen van januari tot september 1972. Daaruit blijkt, dat in en uit 44 min. ton goederen de grens is gepasseerd, waarvan 7, 1 min. ton in transito; dat is 19 pet. De uitvoer is met 21 pet. gestegen, de invoer met 18 pet. Het gaat vooral om goederen als graan, fruit en hout. Er zitten daarbij nogal veel aan bederf onderhevige waren onder. Ik noem geslacht pluimvee, eieren, tomaten, aardbeien en andere soorten fruit. Juist in de zomermaanden en in het vroege najaar zijn "deze artikelen buitengewoon gevoelig voor bederf. Juist in deze tijd van het jaar kunnen wij geen narigheden krijgen met dat vervoer, omdat deze goederen niet kunnen blijven staan, totdat er een gelegenheid is, ze te transporteren. Dat zal ook deze bewindslieden aanspreken. Ik heb al genoemd het transito-ver­

keer. Het gaat niet alleen om vervoer naar Duitsland maar ook om vervoer naar de Scandinavische landen, Oost-Duitsland, Zwitserland en Italië. Ook daaraan moet aandacht worden besteed. Het verheugt mij, dat de Minister al heeft bereikt, dat Nederland 35.000 ritvergunningen extra heeft gekregen, maar tevreden zijn wij nog niet. Vandaar, dat wij met grote overtuiging de motie van de heer Schakel hebben medeondertekend om te trachten er alsnog wat meer uit te halen.

CONTINGENTEERT NEDERLAND OOK

Er zijn voor mij enkele vragen overgebleven. Duitsland doet al jaren aan contingenteringen. Heeft Nederland het ooit in zijn hoofd gehaald iets te contingenteren? Nederland laat, voor zover mij bekend, alle vervoer toe. Het beginsel van wederkerigheid mag dan toch wel tussen de landen van de EEG onderling gelden.

Duitsland heeft op dit punt al enige moeilijkheden gehad. In het jaarverslag van de NIWO van 1971 staat, dat de Europese Commissie zich heeft uitgesproken tegen de Duitse belastingvrijstellingen voor het vervoer naar en van de Duitse zeehavens (de zogenaamde 170 km-regeling), evenals tegen bepaalde belastingfaciliteiten voor het eigen vervoer en de belastingverlagingen ten gunste vanbepaalde gebieden. Naar het oordeel van de Europese Commissie zijn dat geen gerechtvaardigde steunmaatregelen en gaat een en ander in tegen artikel 93, lid 2, vanhetEEG-Verdrag. Ik zou van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken willen vernemen, of dat ook aanleiding gegeven heeft tot bepaalde acties?

Even verder in datzelfde jaarverslag lees ik: De gewijzigde procedure voor ontheffingen van de maximumafmetingen en gewichten komt er in de praktijk op neer, dat verklaringen, afgegeven door de spoorwegen en de binnenscheepvaart, dienen te worden overgelegd, waaruit blijkt, dat zij het betreffende transport niet bereid of in staat zijn uit te voeren. Het behoeft geen betoog, zo gaat het verder, dat een dergelijke regeling, die in de handel vrijwel uniek is, de concurrentieverhoudingen tussen de vervoerstakken ernstig kan verstoren en een aantasting betekent van de vrije keuze van de verlader. Ook hiervoor zou ik graag van de bewindslieden vernemen, of hiermee niet heel duidelijk wordt gehandeld in strijd met het EEG-verdrs^.

Mijnheer de Voorzitter! Eén punf spreekt mij extra aan. In de vakantieperiode geldt in Duitsland op de autowegen een verbod voor zaterdag-en zondagvervoer. Het zaterdagvervoer interesseert mij wat minder. Het gaat mij speciaal om dat zondagvervoersverbod. Misschien geeft dit enig soelaas bij de overbrugging van het grote verschil tussenf35.000enf75.000. Ik zou er verheugd over zijn, als Nederland ook iets zou doen aan het zondagvervoer. Als ik het wel heb, geldt die maatregel in Duitsland van 3 juli tot 5 september. Met de heer Schakel ben ik van mening, dat op geen enkele wijze koppelverkoop mag plaatshebben met betrekking tot de kwestie met de maten en gewichten. Hierbij gaat het mijns inziens om twee zaken, die bepaald niet met elkaar zijn te rijmen. Ik pleit ervoor naar de letter en de geest te handhaven.

ANTWOORD VAN MINISTER WES­ TERTERP NATIONALE ZAAK

Dat de kwestie, die bij deze interpellatie aan de orde is, als een nationale zaak mag worden beschouwd, is in tweede termijn nog duidelijker geworden. In eerste termijn hebben we al gezien dat het niet alleen gaat om vervoersbelangen, maar in het algemeen om de economische bedrijvigheid van Nederland. Vanavond is in deze Kamer gebleken - men zal begrijpen dat ik eraan hecht dit hier nog eens te zeggen, omdat ik hoop dat niet alleen in deze Kamer naar deze debatten wordt geluisterd - dat in het parlement als zodanig geen verschil van opvatting bestaat over het fundament van de kwestie die hier aan de orde is. Immers, alle sprekers, die ik overigens dankzeg voor de wijze waarop zij de bewindslieden tegemoet zijn getreden, hebben er geen onduidelijkheid over laten bestaan dat het huidige eontingenteringssysteem naar hun oordeel - en dat is ook het oordeel van de Regering - op den duur niet kan worden gehandhaafd en ook niet moet worden gehandhaafd.

HET CONTINGENT ALS ZODA­ NIG

Ik wil ook iets zeggen over het contingent als zodanig. Dat is namelijk in 1970/71 voor het eerst vastgesteld op 550.000 machtigingen. Dat aantal bleek voor het volgende jaar voldoende te zijn. In 1970/71 zijn er ongeveer 400.000 machtigingen gebruikt, terwijl er 550.000 beschikbaar waren. In het contingentsjaar 1971/72 werden er 515.000 gebruikt. Daaruit bleek een explosieve groei met 30 pet. Vandaar, dat wij, dat extrapolerend, hebben gezegd, dat er voor 1972/73 behoefte zou bestaan aan ongeveer 625.000 machtigingen en dat wij, daar er 550.000 beschikbaar waren, er 75.000 bij wilden hebben. Het jaar 1972/73 is dus het eerste jaar met een tekort. Het is de eerste keer, dat wij om een verhoging van het contingent hebben gevraagd.

De Duitsers hebben nog als argument aangevoerd - ik vond dat nu niet bepaald het allersterkste; het was een formeel argument - dat wij om een verhoging vroegen, terwijl het contingents jaar al was ingegaan. De brief van de NIWO dateert inderdaad van 17 oktober en het nieuwe contingentsjaar was op 1 oktober ingegaan.

HET RIJDEN OP ZONDAGEN

De geachte afgevaardigde de heer Van Rossum heeft gevraagd, of het verbod dat de komende zomer in Duitsland komt op het rijden met vrachtwagebs op zaterdagen en zondagen, m Nederland niet zou kunnen worden nagevolgd, althans wat het rijden op zondagen betreft. Ik wijs hem erop dat het vrachtvervoer over de weg al reeds lange tijd in Nederland is verboden op zondagen, behalve voor bederfelijke waren en voor goederen die een zeeschip moeten halen. Over de omvang van het contingent voor 1973/74 wil ik op dit ogenblik niet veel zeggen. Wij moeten immers nog gaan onderhandelen en de Kamer zal er dan ook wel begrip voor hebben, dat wij deze zaak beter kunnen behandelen in een vergadering van de vaste commissie dan hier in het openbaar. Ik ben graag bereid tot een dergelijke bespreking met de vaste commissie.

VRIJMAKING VAN SOMMIGE CATEGORIËN VAN VERVOER

Ik geioof dat de gedachte afgevaardigde de heer Van Rossum heeft gevraagd, waarom Nederland niet contingenteerde. Er bestaat wel degelijk een contigentering, ook voor het Duitse vervoer op Nederland, maar Duitsland heeft er de voorkeur aan gegeven, het oude systeem, waarbij het gaat om 1950 als het ware permanente machtigingen, te hadhaven.

Wat de verdeling van de contingenten - de heer Tilanus stelde ook daarover een vraag - betreft tussen de EEG-landen merk ik het volgende op. Ik vind zijn uitgangspunt in dezen - ik hoop, dat de geachte afgevaardigde mij deze opmerking niet kwalijk neemt - op zich niet zo gelukkig. Er behoren naar onze opvatting helemaal geen contingenten te zijn binnen de Europese gemeenschap. De ervaring, die wij tot nu toe met communautaire contingent hebben opgedaan, toont mijns inziens wel aan, dat het vaststellen van omvang en verdeling nauwelijks objectief zal geschieden. Zoveel ervaring hebben wij wel in de EEG opgedaan, mijnheer de Voortzitter, dat Nederland dan vermoedelijk niet zo'n sterke positie zal innemen. Het is mijns inziens dan ook een betere weg, voorlopig een jaarlijkse verhoging van de bilaterale contingenten, - voor zover deze bestaan, na te streven in afwachting van de totale liberalisatie, alsmede in afwachting daarvan een vrijmaking van sommige categorieën van vervoer. De geachte afgevaardigde de heer Van Rossum heeft daarover reeds gesproken. Hierbij denk ik bij voorbeeld aan bederfelijke levensmiddelen en het transitoverkeer.

EEN MOTIE

De heren Schakel, Van Zeil, Knot, Smit-Kroes, Van Rossum en Tilanus dienden de volgende motie in:

, , De Kamer, gehoord de beraadslagingen over de moeilijkheden bij. het grensoverschrijdend goederenverkeer over de weg van, naar en door West-Duitsland;

van oordeel, dat het Verdrag van Rome naar letter en geest, alsmede saillante belangen van het bedrijfsleven in Nederland en in andere Europese landen in het geding zijn; nodigt de Regering uit voor haar deel te streven naar: a. een aanvullung van het lopende bilaterale contingent met West-Duitsland met nog minstens 40.000 ritvergunningen.

b. vaststelling per 1 oktober 1973 van een dusdanig nieuw contingent dat de jaarlijkse groei van het vervoer niet op deze wijze kunstmatig beperkt wordt; c. een nieuw initiatief binnen de EEG om de doelstellingen van het Verdrag van Rome eindelijk ook op vervoersgebied te concretiseren.

Deze motie werd met overgrote meerderheid door de Kamer aangenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1973

De Banier | 8 Pagina's

Het Nederlands-Duitse wegvervoer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1973

De Banier | 8 Pagina's