Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jeruzalems lichtzinnigheid door God bezocht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeruzalems lichtzinnigheid door God bezocht

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Slot volgende week

ds. J. van Haaren Amerstoort.

En te dien dage zal de Heere, de HEERE der heirscharen, roepen tot geween en tot rouwklage, en tot kaalheid, en tol omgording des zaks; maar ziet, er is vreugde en blijdschap met runderen te doden en schapen te kelen, vlees te eten en wijn te drinken, er te zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen zullen wij sterven. Maar de HEERE voor mijne oren geopenbaard, der heirscharen heeft Zich voor mijne oren geopenbaard, zeggende: Indien ulieden deze ongerechtigheid verzoend wordt, totdat gij sterft! zegt de Heere, de HEERE der heirscharen.

Jes. 22:12-14.

Jesaja moet verschillende heidense volken de oordelen des Heeren aanzeggen. God zal hun zonden bezoeken, doch Hij zal ook de zonden van Juda en Jeruzalem niet voorbijgaan. In het dal des gezichts wordt hem het naderend gericht getoond. Dat gezicht beroert hem, omdat hij ziet, dat Jeruzalem zich ondanks het dreigend oordeel, niet zal verootmoedigen. Ofschoon de Heere te dien dage zal op­ roepen tot geween, zal er vreugde en blijdschap zijn. Tot het laatst zou de Heere Jeruzalems behoud zoeken. Hij zou zo gaarne zien, dat ze kwamen tot belijdenis van zonde en schuld; dat ze zouden kermen; Wee onzer, dat wij zo gezondigd hebben. En dan moet die droefheid niet een voorgewende, maar een hartelijke zijn. Dan zal, dat wenen gepaard moeten gaan met rouwklage, kaalheid en omgording des zaks. Op deze manier uitte immers de oosterling zijn diepe smart. Denk aan Mordechai en Job en de inwoners van Nineve. Die oproep tot boete en geween geldt ook ons. Is de tijd; waarin wij leven niet bang? Wie merkt niet dat de Heere een twist heeft met de Inwoners der aarde? Komt het ongenoegen Gods niet allerwege openbaar?

Zouden wij dan niet moeten inkeren tot onszelf en ons voor God verootmoedigen? Is er geen reden om te wenen, vanwege de zonden van volk, kerk, hart en huis? Als volk hebben wij met God afgerekend. Gods naam mag in de troonrede niet meer genoemd worden, wellicht zal die naam ook verdwijnen van de rand van onze Hollandse gulden. De afkeer van God gaat zo ver, dat wij Zijn Naam zelfs niet meer kunnen verdragen. En hoe droevig is het gesteld op de erve van Gods kerk! Vele valse profeten zijn opgestaan, Gods Woord is een menselijk boek geworden, de heilsfeiten worden geloochend, het verzoenend werk van Christus miskend, de kerken gesloopt in letterlijk en figuurlijke zin. En hoe ziet het er uit in eigen kring?

Wat al sleur en vormendienst! De wereldgelijkvormigheid verslaat zijn tienduizenden. De grenzen worden langzaam maar zeker verschoven. Alles wordt goedgepraat. Als men let op het uiterlijk van onze jonge mensen, moet men zich verbaasd afvragen: Zijn dat jongens en meisjes, wier ouders beloofden bij de doop om hen christelijk en godzalig op te voeden? En letten wij op de ware kinderen Sions, hoe is het kostelijke goud verdonkerd! Zeker, God houdt Zijn werk in het leven, doch waar is het tere leven voor Zijn aangezicht? Waar zijn nog zielen, die bezwijken van sterk verlangen naar des Heeren gemeenschap? Waar zijn de Godsontmoetingen? Is er geen reden om te wenen en om een rouwklacht aan te heffen? En toch, wat deden de inwoners van Jeruzalem toen het oordeel naderbij kwam? Begonnen ze te wenen? Hieven ze rouwklachten aan? Kwamen ze tot schuldbelijdenis? Zeker, enkelen zullen gezucht hebben, vanwege de gruwelen, die ze zagen om zich heen en in eigen hart, doch de massa leefde onbekommerd voort. In plaats van te wenen, was er blijdschap en vreugde. Ze gingen gewoon door met het aanrichten van feestmalen. De boden Gods, die opriepen tot geween werden bespot. Wenen? Laat ons eten en drinken! Als wij dan nog maar zo'n korte tijd te leven hebben, laten wij er dan van halen wat er van te halen is. En komt de dood, wat dan nog? Dood is dood! Dat is de bedoeling van de woorden. Paulus toch haalt ze aan in het bekende hoofdstuk uit de brief aan de gemeente van Corinthe, waarin hij spreekt over de opstanding der doden. Er waren er, die van een opstanding niet wilden weten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1973

De Banier | 8 Pagina's

Jeruzalems lichtzinnigheid door God bezocht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1973

De Banier | 8 Pagina's