Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ironie van de geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ironie van de geschiedenis

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Afschaffing stakingsverhod voor ambtenaren

Enige tijd geleden is er in de Tweede Kamer een nogal controversieel wetsontwerp aan de orde geweest. De volle naam luidde:

wetsontwerp Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, van de Wet op de economische delicten, van het Burgelijk Wetboek en van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen. Waar het precies om gaat is het volgende. Dit wetsontwerp met de lange naam beoogt afschaffing van het strafrechtelijk stakingsverbod voor ambtenaren en spoorwegpersoneel, afschaffing van de strafsanctie op overtreding van artikel 6 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen en de afschaffing van de mogelijkheid om de persoonlijke verplichting tot het verrichten van arbeid af te dwii^en door middel van dwangsom of gijzeling.

Een verdere bijkomstigheid is dat de bewindslieden ervan hebben afgezien om ter vervanging van een strafrechtelijk stakingsverbod voor ambtenaren een specifiek disciplinair stakingsverbod te introduceren door invoering van een nieuw artikel 50a in het ambtenarenreglement. Dit nieuwe artikel zou dan moeten uitspreken dat het de ambtenaar verboden is om aan een werkstaking deel te nemen.

De regering is echter nog verder gegaan. In de Troonrede sprak zij zich onomwonden uit voor erkenning van het stakingsrecht voor ambtenaren.

Dat dit niet zo'n gelukkige greep is geweest, bewijst wel het aftreden van de staatscommissie- Toxopeus, een commissie die zich speciaal met deze materie bezighield. Zij zag zich in haar opdracht en standpuntbepaling doorkruist door het bevooroordeelde standpunt van de regering. Zeventig jaar geleden is er over deze zelfde problematiek een felle strijd gevoerd tussen de socialisten en de anti-revolutionairen. Het is de ironie van de geschiedenis, zoals Jongeling het noemde, dat nu namens een overwegend socialistisch kabinet drie christen-democratische ministers, waarvan twee behorend tot de ARP, dit wetsontwerp hebben ondertekend.

Ondertussen is de behandeling opgeschort: het antwoord van de bewindslieden zal nog wel een tijdje op zich laten wachten.

Namens de SGP-fraktie voerde Ds. Abma het woord. We laten zijn deelname aan het debat hieronder volgen.

ONS PARTIJPROGAM.

Wij hebben ons over het vraagstuk van de werkstakingen in het algemeen in ons partijprogam duidelijk uitgesproken. Wij hebben tegen stakingen bezwaar. Gelet op de gezagsverhouding achten wij het instrument van werkstaking niet aangewezen om bepaalde belangen, hoe billijk deze overigens ook mogen zijn, af te dwingen. Wij koesteren bovendien twijfels of het middel voluit democratisch kan heten. Het lijkt mij zuiver, bij wijze van inleidende opmerking, van onze opvatting in dezen duidelijk blijk te geven.

Mijnheer de Voorzitter! Als ik het goed heb geteld, is het mogelijk dit wetsontwerp in een vijftal voorstellen te bespreken; twee daarvan hebben betrekking op de werknemers in het algemeen en drie op de ambtenaren in het bijzonder. Ik wil beginnen met de twee voorstellen die betrekking hebben op de werknemers. Het is de bedoeling om overtreding van artikel 6 BBA niet meer strafbaar te stellen volgens de Wet op de economische delicten.

Wij hebben niet zo veel moeite met de terzijdestelling van de strafrechtelijke sanctie. In hoeverre artikel 6 dan nog zin heeft na het wegvallen van die sanctie, is een vraag apart.

Wat het voorstel betreft, willen wij constateren dat een stuk oorspronkelijke vrijheid tussen werkgever en werknemer op deze wijze wordt herschapen.

Het volgende voorstel dat alle werknemers betreft, behelst de toevoeging van artikel 9, lid 3 aan het BBA annex het aanbrengen van een artikel 1639a lid 2, BW.

Wij zijn daarmede niet zo gelukkig. Wij kunnen ons natuurlijk zeer wel indenken dat de werkgever niet met alle geweld de naleving van de arbeidsverplichting wil afdwingen. Door de werkgever kan echter een behoorlijk bedrag in een waardevolle kracht zijn geïnvesteerd. Het vertrek sec is nu niet zo aantrekkelijk, vooral wanneer het enkelvoudig motief daarvoor is dat de werknemer elders meer kan verdienen. Een schadeloosstelling kan uiteraard een oplossing aan de hand doen.

Verschil van mening zal resulteren in een conflict. Dat is niet denkbeeldig. Men kan zich dan tot de rechter wenden. In afwachting van de beslissing van de rechter ziet de werkgever zijn kracht node vertrekken. Hij heeft echter geen middel om arbeidsverplichting af te dwingen wanneer het wetsontwerp wordt aanvaard. Is dit niet een ingrijpende afwijking van een burgerrechtelijk grondprincipe dat een schuldeiser bij niet nakomen van een verplichting de keuze heeft tussen het vorderen van nakoming van de verplichting, schadeloosstelling of schadevergoeding?

De kom nu toe aan de drie andere voorstellen, deze betreffen de ambtenaren. Allereerst is er de schrapping van het strafrechtelijk stakingsverbod voor ambtenaren en spoorwegpersoneel. Dit is vanmiddag het kardinale punt. Hierbij komt, zoals is gezegd, een fragment geschiedenis om de hoek kijken. Men kan aanvoeren dat deze bepalingen althans voor een deel overbodig zijn geworden door de Ambtenarenwet 1929 en het Algemeen Rijksambtenarenreglement. Een complicatie daarbij is de plu­ riformiteit van het positief rechtelijke begrip , , ambtenaren".

STAKINGSRECHT VOOR AMBTENAREN IS EEN CONTRADICTIE.

Verder is ter sprake een eventueel opname van een disciplinair stakingsverbod voor burgelijk rijkspersoneel in het Algemeen Rijksambtenarenreglement. Wanneer dit wordt gemtroduceerd, rijst de vraag of het dan ook moet gelden voor ambtenaren in dienst van procincie of gemeenten, het personeel van waterschappen, het personeel in dienst bij het onderwijs enz. Enige verruiming van het begrip , , ambtenaren" in de Ambtenarenwet in de zin van artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht, waarin de artikelen 358 enz. een plaats hebben lijkt ons geboden. Wij vernemen graag of deze veronderstelling juist is.

Wanneer de overheid deelname aan een ambtenarenstaking wil tegengaan met behulp van zogenaamde , , kapstokartikelen" loopt zij het risico dat de rechter komt tot een jurisprudentiele rechtspositieregeling. In die zin ligt er al een befaamd arrest en analoog zou dit ook met betrekking tot de ambtenaren kunnen gebeuren. Wij achten dit ongewenst. De ambte­ naren zijn daarmee ook niet gediend.

Wij kunnen ons indenken dat een uitdrukkelijk stakingsverbod in de rechtspositionele reglementen ons over de streep zou kunnen halen om akkoord te gaan met de schrapping van artikel 358 bis en volgende. Eerst zou er dan klaarheid moeten bestaan over de vraag wat het woord , , disciplinair" gaat betekenen. Vanwege de ernstige vormen die een eventuele ambtenarenstaking kan aannemen - deze zou vrij regelrecht tegen de overheid gericht kunnen zijn - zal een enkel artikel in het Wetboek van Strafrecht op dit punt niet kunnen worden gemist. De ambtenaar heeft namelijk een unieke positie in onze samenleving.

Als men spreekt over rechten - in dit geval dus over stakingsrecht - of over grondrechten, moet er een rechtsstaat bestaan en als zodanig fungeren om deze rechten te kunnen laten gelden. Door een ambtenarenstaking kan bedoelde functie volkomen worden gefrustreerd. Stakingsrecht voor ambtenaren is als zodanig eigenlijk een contradictie. De ambtenaren genieten de lusten van hun positie, zij moeten zich ook de lasten die hun positie met zich meebrengt, laten welgevallen. Hierbij geldt toch ook in zekere zin noblesse oblige.

Wij accepteren slechts één begrenzing: er kunnen zich gevallen voordoen waarin men eerder God dient te gehoorzamen dan de mensen.

Heeft de afschaffing van artikel 358 en andere artikelen positieve betekenis en zo ja, welke? Het antwoord op deze vraag loopt uit op de volgende vier vragen:

1. Wat gebeurt er, als het overleg met de ambtenaren vastloopt?

2. Betekent het dreigende verdwijnen van het stakingsrecht ook het verdwijnen van het hierop betrekking hebbende uit, , Titel 28 Ambtsmisdrijven" uit het Wetboek van Strafrecht?

3. Welke strekking en welke inhoud krijgt de ambtseed? 4. Krijgt ook de aanstelling een andere betekenis?

Ik zou willen voorstellen, artikel 6, lid 4, van het Europees Sociaal Handvest, voor zover het de ambtenaren betreft, niet te ratificeren. Er heerst bij de ter zake kundigen verschil van mening of artikel 6 betrekking heeft op ambtenaren. Het zou de zekerste weg zijn, tot niet-ratificeren over te gaan. Wij zouden daarmee dan ook akkoord kunnen gaan.

Wij betreuren het zeer, dat de commissie-Toxopeus laconiek is uitgerangeerd. Dat brengt ons in de toestand, dat wij voor de beoordeling van het onderhavige wetsontwerp wel beschikken over een aantal wilsuitingen, doch minder over wijsheidsuitspraken. De situatie, waarin de Kamer daardoor komt te verkeren, lijkt mij dan ook niet zo florissant.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 7 januari 1974

De Banier | 8 Pagina's

De ironie van de geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van maandag 7 januari 1974

De Banier | 8 Pagina's