Het verdronken hoek

door ds. B. Haverkamp te Monster

En het zal geschieden, als gij geëindigd zult hebben dit boek te lezen, dan zult gij een steen daaraan binden en werpen het in het midden van de Frath; en zult zeggen: Alzo zal Babel zinken en niet weder oi^omen... Jeremia 51 : 63, 64a.

Daar staat een man aan de oever van de Frath in Babel. Hij leest in een boekrol. Dat zal wel hardop gebeurd zijn. Het is Seraja, de broer van Baruch, de bekende secretaris van de profeet Jeremia. Hij is hier met een gezantschap van koning Zedekia, de laatste koning van Juda. Het zal niet lang meer duren of Babel komt Jeruzalem innemen en de bewoners deporteren naar Babel en omgeving.

Het oordeel Gods, door Jeremia zo getrouw aangekondigd, gaat door. Maar wie geloof het in Jeruzalem en onder de ballingen die al in Babel zijn? Zedekia wankelt tussen het woord van Jeremia en het woord van zijn adviseurs, jonge, mensen over het algemeen, die vast overtuigd zijn dat de Heere hen niet in de steek zal laten, omdat ze toch zo godsdienstig zijn en God Zijn tempel niet in de steek zal laten. Een godsdienst, aangepast aan de geest van die tijd, niet al te rechtvaardig, niet al te principieel, dankbaar gebruik makend van de nieu-we kontakten met de wereldmacht Babel. Hij is klaar, die lezer. Dan werpt hij met een wijde zwaai dit boek in de Frath, verzwaard met een steen, zodat het met een plons in het water verzinkt. Zo zal Babel verzinken, klinkt zijn stem aan de oever van de Frath. In dat boek staat het te lezen, zoals Jeremia het van de Heere heeft gehoord. God zal Zijn volk bezoeken in Zijn genade, zal dit werktuig Babel, dat zich tegen de Heere verheft op zijn beurt vernietigen en zijn schuldig volk terugleiden uit ballingschap. Te dien dage zal Israels ongerechtigheid gezocht worden maar ze zal er niet zijn en de zonden van Juda, maar zullen niet gevonden worden. Jeremia 50 : 20. Ongelofelijk! Dit machtige Babel, dat hoog oprijst voor Seraja, terwijl het volk Israel heel spoedig juist in ballingschap wordt weggeleid; . Terwijl er bij het volk Israel geen spoor van schuldbesef wordt gevonden over het algemeen. Dat is toch wel echt geloofstaal, dat is een echte geloofsdaad. Daar kunnen we niet bij met ons verstand. Dat kunnen we ook niet nadoen. Dat wordt die man Seraja gegeven, dat is aan Jeremia gegeven. Dat is Gods werk. En daarom zal er ook een schuld volk zijn, dat wenende terugkeert tot de Heere, dat schuld mag belijden voor zijn God, dat straks met verwondering mag zien dat de Heere omkijkt naar hen, die naar de Heere niet meer omkeken. God, Die aan Zijn verbond gedenkt, Die Zijn eigen werk opneemt en afmaakt. Babel, het werktuig Gods, van ouds het symbool van de grote tegenstand tegen de Heere. Denk maar aan de torenbouw van Nimrods rijk, Babel, Genesis 11. Denk maar aan Openbaring 18, waar uiteindelijk die oude tegenstander wordt vernietigd om nooit meer op te staan.

Maar zo ver is het nog niet. Babel is machtig voor het oog van Seraja, Babel, de vijand van God en Zijn rijk en Zijn kerk, is ook nu nog machtig. In steeds nieuwe gedaanten en in steeds wisselende machten maakt het zich breed over deze aarde.

De stroom van dit Babel, van de rode draak uit Openbaring 12, dreigt de kerk te verzwelgen. Een stroom van techniek, wetenschap, machtsontplooiing, verbijsterende ontdekkingen in de ruimte. Een stroom van nieuwe moraal en normen, aan de mens ontleend, aan zijn zondige begeerten, een spoor van geweld trekkend door de wereld, zelfs door het ongeboren leven. Babel is machtig, dreigt allen mee te sleuren en los te weken van Gods Woord en alle norm in dat Woord. Babel gaat op de stoel Gods zitten en meent de wereld te moeten regeren met zijn verstand en inzicht, maakt plannen voor gezinsgrootte en smeed alle godsdiensten aan elkaar om dan die te leiden in een richting van God af. Daar staat Seraja en werpt dit boek van Goddelijke belofte en overwinning in de Frath. Dat is geloof, wonder heerlijk geloof, geschonken geloof. Zo mag de kerk des Heeren, mogen Gods kinderen, groot en klein, staan vandaag.

Dat is een volk dat zich door genade heeft leren schuldig kennen voor de Heere, dat heeft ervaren dat God goed is voor zo'n slechts mens in Christus Jezus. Een volk dat mag erkennen: Het is recht Heere, dat Gij met Uw oordelen over de aarde gaat, wij hebben het er naar gemaakt. Een volk dat in dat geloof zijn kinderen nog mag laten dopen om zo te beUjden: Heere, als U doet naar recht, dan is mijn kind verloren, in zonden ontvangen en geboren, evenals ik, maar Heere, U b«it machtig om dit mijn kind genade te bewijzen.

Opdat onze kinderen, onze jongeren mogen worstelen aan de troon van Gods genade om uit genade vervulling te krijgen van die rijke belofte.

Om zo te staan, in deze stroom die over de wereld gaat, enkel ziende op die overste Leidsman en voleinder des geloof s, Jezus Christus, enkel rekenend met Zijn Woord en daarin ook getroost en gesterkt, persoonlijk, in gezinsverband, in het maatschappelijk leven en in onze staatkundige verwarring en in de volkerenwereld.

O, God, schenk U me iets van dat geloof. Zo biddend en bedelend, gaat Gods kerk op aarde.

En de Heere maakt Zijn eigen werk af tot op de dag van Jezus Christus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen