Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WIJZIGING VAN DE RUILVERKAVELINGSWET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WIJZIGING VAN DE RUILVERKAVELINGSWET

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

door ir. H. van Rossum

DUIDELIJKE LING STANDPUNTBEPA-

De bewindslieden beginnen de memorie van antwoord met een duidelijke standpuntbepaling „De Regering acht voortzetting van een beleid tot herstructurering van het platteland noodzakelijk, doch zij acht bezinning op een aantal aspecten van de ruilverkaveling geboden".

In dit regeringsstandpunt kan onze fraktie zich volledig vinden. Bij gewijzigde produktieomstandigheden o.a. door toenemende mechanisatie, betere bestrijding van ziekten en plagen, hogere eisen aan waterbeheersing en ontsluiting is het dringend noodzakelijk, zeker in een tijd dat velen die in de land- en tuinbouw werken het uiterst moeilijk hebben om het hoofd boven water en soms ook om het hoofd koel te houden, dat alles gedaan wordt om de externe produktieomstandigheden zo goed mogelijk te houden of indien hieraan grote gebreken kleven om deze met overheidssteun zo doelmatig mogelijk te verbeteren. Met subsidie van de overheid zijn reeds vele waterschapsen gemeenteobjecten tot stand gekomen, waarbij door belanghebbenden de grote voordelen vaak dankbaar aanvaard worden en zij het ongesubsidieerde gedeelte van de kosten meestal vlot betalen. Uit gesprekken blijkt veelal dat na enige jaren zelfs de direkt belanghebbenden de oude gebrekkige omstandigheden zich nauwelijks meer herinneren. Voordelen worden door de mens nu eenmaal gemakkelijker aanvaard dan nadelen en ongemakken. Naast de A-2-werken moeten de ruilverkavelingswerken als zeer belangrijk beschouwd worden voor de herstructurering van het platteland. Ten onrechte wordt wel eens de voorstelling gegeven, dat deze herstructurering een uitvinding is van de 20ste eeuw. Niets is minder waar.

De Mozaïsche wetten besteedden reeds ruime aandacht aan deze noodzakelijke herstructurering. Ik bedoel hier speciaal op het gebod van het Jubeljaar in Leviticus 25 en de bepalingen in Mozaïsche wetten die hiermede samenhangen.

Uiterst leerzaam is wat dit betreft het proefschrift waarop Dr. W.A. van Es in 1909 aan de V.U. te Amsterdam promoveerde over: „De eigendom in den Pentateuch". De wettelijke bepalingen maakten het zinloos akker aan akker te trekken, omdat het bezitsrecht voor niet-familieleden in het Jubeljaar verviel. Grootgrondbezit werd dus tegengegaan. Degenen die tegenslagen hadden door ziekte of misoogst en die zijn land mitsdien verkopen moest of door een minder goed gedrag zijn zelfstandigheid verloor, of indien het land door vererving te versnipperd werd, dan was er altijd het blijde vooruitzicht van een grondige korrektie in het Jubeljaar, waarbij alle bezittingen tot de oorspronkelijke families moesten terugkeren. Een ingrijpende ruil van gronden, in onze begrippen een intensieve ruilverkaveling waarbij tevens herverdeling plaats had en zowel groot als klein grondbezit gekorrigeerd werd. Privaatbezit was echter - het duidelijke fundament der samenleving.

Het is natyurlijk onmogelijk deze rechtsregels thans in onze samenleving letterlijk toe te passen, doch de karaktertrekken hebben ons ook nu rog veel te zeggen.

a. Privaatbezit blijft voor onze fraktie principieel uitgangspunt voor de wetgeving.

b. Korrektie op bezitsrecht in verband met vererving en structuurwijzigingen blijven op het platteland periodiek noodzakelijk.

c. Daar de procedure van herverdeling in groter verband veel te moeilijk is om door belanghebbenden onderling te regelen, is overheidsbemoeiing noodzakelijk. Jozua 18 : 4, „Geeft voor ulieden drie mannen van eiken stam, dat ik (Het Hoogste gezag) hen heenzende en zij zich opmaken en het land doorwandelen en beschrijven hetzelve naar hunne erven en weder tot mij komen". De wisselwerking tussen centraal gezag en plaatselijke commissie had nauwelijks beter beschreven kunnen worden.

Uitgaande van deze uitgangspunten achten wij een bezinning op enkele punten van het ruilverkavelingsbeleid, met de regering gewenst en noodzakelijk.

De in de witte stukken genoemde punten betreffen:

a. de stemmingsprocedure b. de wijziging van de ruilverkavelingsrente

c. de bestudering van een meer omvattende wijziging van de gehele landinrichting. Over alle drie punten een korte beschouwing.

a. De stemmingsprocedure. De bestaande ruilverkavelingswet is nog maar 20 jaar geleden geheel vernieuwd en werd op 18 juni 1954 met algemene stejmmen door de Tweede Kamer aanvaard. Bij die gelegenheid is over de stemmingsprocedure niet of nauwelijks gesproken en zo er over gesproken werd dan alleen over de eerbiediging van het resultaat, nu in artikel 44 aan de Minister de mogelijkheid werd geboden om onder bepaalde voorwaarden de ruilverkaveling toch doorgang te doen vinden ook al was zij afgestemd. Over de stemming zelf toen geen enkele tegenkanting en geen enkel amendement. Van een onwettige procedure kan dus niet worden gesproken. In de jaren na het van kracht worden van de thans bestaande wet zijn er mede door de toename van het aantal stemmingen en de toename van de blokgrootte vel duidelijke gebreken bij de stemmingsprocedu.'e aan het licht gekomen.

Een veel gehoorde klacht, dat mensen die reeds overleden waren meestemden, vond veel weerklank maar kon alleen juist zijn indien erfgenamen geen enkele reaktie gaven op aangetekende oproepen. Het vierde lid van artikel 42 is er toch duidelijk op gericht om het stemmen door overledenen te voorkomen. Veel erger is dan ook o.i. het meestemmen van een groot aantal eigenaren, wier adres niet teruggevonden kan worden of die zo'n miniem belang hebben dat zij zonder daartoe aangespoord te worden het weinig opportuun te achten van hun stemrecht gebruik te maken.

Kwamen deze mensen niet dan werden zij ingevolge art. 42 derde lid geacht te hebben voorgestemd. De zwakte van deze bepaling lag niet zozeer in het stemrecht, waartoe ieder opgeroepen werd, als wel in de veronderstelling dat ieder belanghebbende was en zij mitsdien allen geacht werden in persoon of bij gemachtigde hun standpunt ten opzichte van de ruilverkaveling kenbaar te maken. Deze veronderstelling nu is duidelijk gebleken ondeugdelijk te zijn. Er zijn in Nederland al wel meer konflikten ontstaan uit onjuiste veronderstellingen. Zij hebben ook hier in de loop der jaren veel agitatie opgeroepen. Zelf ben ik al eens bezig geweest een poging te doen om met een initiatiefvoorstel dit euvel uit de wereld te helpen, doch toen ik het voorstel redaktioneel liet kontroleren bleek al spoedig dat ook öp het ministerie een ontwerp werd voorbereid, reden om deze moeizame arbeid met vertrouwen aan meer deskundigen over te laten.

Het zal u dan ook niet verwonderen dat onze fraktie verheugd is, dat thans een ontwerp voor ons ligt dat duidelijk de richting kiest van een reële stemming van degenen die belang hebben bij de ruilverkaveling. We zijn dankbaar voor dit voorstel, echter geenszins voldaan. Er blijft nl. naar onze mening een onoverkomenheid bestaan. En dat is het handhaven van zeggenschap en mitsdien stemrecht aan diegenen die in de praktijk geen enkel belang hebben bij deze structuurverbetering en die daar ook niet aan betalen. De kring van stemgerechtigden wordt uitgebreid met pachters, met als motief dat juist zij groot belang hebben bij de ruilverkaveling als structuurverbeterende maatregel. Deze uitbreiding is door een fraktie niet gevraagd, integendeel, wij hadden dit liever gekoppeld gezien aan het pachtersstemrecht in de waterschappen, aangezien er duidelijk parallellen liggen met de door deze lichamen uit te voeren plannen op het gebied van de waterbeheersing en de ontsluiting. Als de voortekenen echter niet bedriegen schijnt een belangrijke Staatscommissie op dit punt zeer binnenkort een advies uit te zullen brengen, dat in dezelfde richting wijst als dit wetsontwerp voor zover het het pachtersstemrecht betreft. Gelet op deze voortekenen en op de motivering in de toelichting bij de nota van wijziging kan onze fraktie zich bij deze beleidswijziging neerleggen. Vooral de koppeling van belang en stemrecht lijkt ons een sterk argument voor deze maatregel, die overigens wel de nodige extra arbeid in het administratieve vlak met zich zal brengen. Kan de Minister bij benadering schatten welke extra mankracht hiervoor zal moeten worden ingezet.

Reden temeer om tevens te zien of op andere punten op deze administratieve handelingen geen beperkingen mogelijk zijn.

Velen en zeker insiders hebben zich reeds lang voor dit wetsontwerp was ingediend in dit probleem verdiept. Ik doel hier op de Werkgroep Balans Ruilverkavelingswet welke hiervan een zeer gedegen studie maakte en in 1968 publiceerde.

De konklusie van deze werkgroep is zeer duidelijk, de kleine percelen beneden een minimum maat hebben geen of nauwelijks belang bij de ruilverkaveling, hetgeen te meer spreekt als het gaat om mede-eigendom in onverdeelde boedels, waarvan de eigenaren vrijwel steeds buiten het gebied wonen en die voor hun deel slechts een uiterst minieme oppervlakte in eigendom hebben. Deze werkgroep wijst op het feit, en nu citeer ik blz. 339, „dat aan de stemming ook wordt deelgenomen door zeer kleine eigenaren. Bij alle verschil in appreciatie van de wegblijvers-regeling is de Werkgroep eenstemmig van oordeel dat het laatstgenoemde bezwaar, hoewel minder in de publiciteit gekomen, in feite zowel principieel als praktisch van veel ernstiger aard is. Principieel is de stemming bij ruilverkaveling immers gebaseerd op het belang der stemgerechtigden, terwijl dit belang zelfs de enige rechtvaardiging voor de deelname aan de stemming vormt. Wanneer dit dan ook, zoals bij de zeer kleine eigenaren, zo goed als geheel ontbreekt, is het welhaast ondemocratisch hen toch in het bezit van stemrecht te laten, zulks temeer omdat zij ook niet in de naar profijt omgeslagen kosten delen. Praktisch neemt het probleem van de miniatuur-percelen vaak een enorme omvang aan. Het is de Werkgroep in verschillende gevallen gebleken, dat het aantal eigenaren met een eigendom van 25 are of minder omstreeks de helft van het aantal stemgerechtigden bedroeg, waartegenover hun gezamenlijk eigendom slechts 1 a 2% van de totale oppervlakte uitmaakte". Tot zover dit citaat.

Zou de Minister kunnen schatten wat aan mankracht en kosten besparend kan worden als deze kleine eigenaren geen stemrecht krijgen?

Als voorbeeld heeft de Werkgroep voor een viertal ruilverkavelingen de verhoudingen nagegaan en gepubliceerd. De cijfers zijn bijzonder sprekend. Voor 0, 9 tot 1, 7% van de oppervlakte moet het dubbele of nog meer van het aantal eigenaren geregistreerd worden. Indien we nu de pachters er ook nog bijkrijgen leidt dit vanzelfsprekend tot meer werk, uitbreiding van personeel en dus hogere kosten van de Rijksdienst. Onze fraktie staat uiterst kritisch tegen deze vrijwel nutteloze arbeid. Sommigen beweren dat die zeer kleine eigenaren op een bepaalde manier het algemeen belang vertegenwoordigen. Dit argument is in strijd met de werkelijkheid en we zijn dan ook blij dat de Minister dit in de schriftelijke duidelijk erkent. (M.v.A. blz. 3 r.k.): „De ondergetekenden zijn in dit verband van mening dat de kleine eigenaren niet als de specifieke belangenbehartigers van niet-agrarische belangen mogen worden beschouwd". Een kleine studie van alleen de woonplaatsen van deze kleine eigenaren, vaak gerechtigden in onverdeelde boedels, is overigens genoeg om het ondeugdelijke fundament van deze redenering bloot te leggen. In het Voorlopig Verslag zijn een aantal voorbeelden, welke in een paar willekeurige Staatscouranten gepubliceerd werden opgenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1974

De Banier | 8 Pagina's

WIJZIGING VAN DE RUILVERKAVELINGSWET

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1974

De Banier | 8 Pagina's