Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verhoogde rechtsbescherming ook tegen beschikkingen van de lagere overheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verhoogde rechtsbescherming ook tegen beschikkingen van de lagere overheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

INLEIDING

Vorige week werd er in de Tweede Kamer gediscussieerd over het wetsontwerp Administratieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen (AROB). Dit wetsontwerp strekt tot vervanging van de wet Beroep Administratieve beschikkingen (BAB). Tevens vormde een wetsontwerp tot Wijziging van de Wet op de Raad van State onderwerp van beraadslaging. De wet BAB, die thans dus wordt vervangen, gaf een verzieningsmogelijkheid tegen beschikkingen van de centrale overheid en wel in de vorm van een beroep op de Kroon waarbij de Raad van State advies uitbrengt. x.

Het wetsontwerp AROB voorziet met name in tw2e belangrijke vernieuwingen:

a. een voorzieningsmogelijkheid ook met betrekking tot beschikkingen vanorganen van lagere overheidslichamen b. het beroep op de Kroon wordt vervangen door onafhankelijke administratieve rechtspraak, uit te oefenen door de Raad van State.

Verder beoogt dit wetsontwerp een bezwaarschriftenprocedure in te voeren. Deze houdt in, dat in eerste instantie het orgaan van de lagere overheid, dat de aangevochen beschikking gaf, zelf moet oordelen over bezwaren, die belanghebbenden tegen die beschikking aanvoeren. Voelt belanghebbende zich ook door de nieuwe beschikking van dit orgaan in zijn belang getroflFen, dan staat beroep op de Raad van State open.

Het wetsontwerp schrijft dit algemeen voor ten aanzien van beschikkingen van de lagere overheid. Ook is een regeling opgenomen voor de bezwaarschriften-

procedure op het terrein van de centrale overheid. De voorzitter van de afdeling rechtspraak van de Raad van State kan de Minister in overweging geven het beroep als een bezwaarschrift te beschouwen, waardoor de bezwaarschriftenprocedure erop van toepassing wordt.

Het wetsontwerp tot Wijziging van de Wet op de Raad van State strekt er in hoofdzaak toe om de hierboven bedoelde afdeling rechtspraak van de Raad van State in te stellen. Ook voorziet het ontwerp in een wijziging van de procedure van de Afdeling voor de geschillen van bestuur, die adviseert over de door de Kroon te nemen beslissingen in beroepszaken. Tenslotte wordt in het ontwerp de mogelijkheid voorgesteld, dat bij beroep op de Kroon de voorzitter van de afdeling, hangende het beroep, de algehele of gedeeltelijke schorsing van het aangevochten besluit kan uitspreken alsmede dat de Kroon bij gegrondverklaring van het beroep schadevergoeding kan toekennen aan degene, die beroep instelde.

Op het moment dat dit wordt geschreven is de behandeling nog in volle gang. Vele amendementen zijn ondertussen ingediend, maar er zijn geen aanwijzingen dat de beide wetsontwerpen de eindstreep niet zullen halen. Namens de SGP-fraktie voerde Ds. Abma het woord. Zijn rede staat hieronder afgedrukt.

ACCENTSVERLEGGING

Wij spreken vandaag over de rechtsbescherming van de burger tegen de overheid, zoals de terminologie luidt.

Bij éérste verkenning zou dit enige bevreemding kunnen oproepen. De burger is het immers juist te doen om rechtsbescherming van de overheid, maar daarmee zijn wij vanmiddag misschien juist bezig.

Het is begrijpelijk dat de kwestie acuut is geworden na de accentsverlegging die zich in de loop van de twintigste eeuw heeft voltrokken. Als ik 't goed zie, dan komt het er in grote lijnen op neer dat de nadruk die voorheen werd gelegd op de vrijheid en eigen rechtssfeer van de burger binnen de rechtsstaat is vervangen door het accent op de gelijkheid binnen de staat, die hoe langer hoe meer het karakter kreeg van een sociale-verzorgingsstaat. Ik heb het idee dat ik mij buiten het kader van deze discussie begeef, wanneer ik heel deze evolutie met kritische kanttekeningen versier.

Het is in de eerste plaats niet de bedoeling dat wij over het hoofd zien dat de burger niet volstrekt onbeschermd staat. Structureel is er immers wel het een en ander mogelijk. Toch blijft de situatie als gevolg van de toenemende overheidsbemoeiingen onbevredigend. Afgezien van de burgerlijke rechtspraak inzake onrechtmatig overheidsbeleid, zijn er twee wegen ingeslagen, namelijk die van het administratief beroep en die van de administratieve rechtspraak, zowel van de administratieve als van de burgerlijke rechter. De hiaten zijn hiermee echter niet opgelost. Het is nu de vraag op welke weg wij voort moeten wandelen.

Beide wegen hebben voordelen. Het administratief beroep heeft de volgende voordelen.

Speciaal voor doelmatigheidsvragen staan wegen open. Er is verantwoording verschuldigd aan een vertegenwoordigend lichaam. Er is goedkope deskundigheid op allerlei terreinen beschikbaar. Er zijn ten slotte geringe kosten verbonden aan de procedure. De administratieve rechtspraak heeft echter evenzeer kwaliteiten. Er is een grotere objectiviteit van de onafhankelijke rechter. Er wordt speciaal voor rechtsvragen grotere deskundigheid ontplooid. Wellicht wordt bij de justitiabelen meer vertrouwen gewekt. De procedure en de instructie zullen beter tot hun recht komen. Er zal een grotere bekwame spoed kunnen worden ontwikkeld om de zaak af te wikkelen. Als laatste en niet het minste is er het punt dat de autonomie van de lagere lichamen effectiever wordt gehandhaafd.

Via de BAB is een poging ondernomen om tot een gunstige positie te geraken. Tegen de functionering van de BAB kan worden aangevoerd dat deze, wel hybridisch genoemde, figuur blijft zitten tussen twee stoelen en aan vele beperkingen onderhevig is.

Wij kunnen er daarom mee instemmen dat via de AROB een ontwikkeling plaats vindt van beroep naar rechtspraak, te meer daar het zogenaamde volle beroep blijft. Dit brengt onder andere opheffing van één van de beperkingen van de BAB met zich mee, namelijk de regel dat ook voorzieningen mogelijk zijn van beschikkingen van lagere organen. Onze fractie kan dit positief waarderen, al blijven andere beperkingen - de BAB reeds inherent - nog bestaan.

Met de wetswijzigingen die noodzakelijk zijn voor de geschetste overgang van beroep naar rechtspraak, kunnen wij ons in grote lijnen akkoord verklaren. Wij menen wel dat wij hiermede niet aan een eind zijn gekomen. Wij kunnen dit gehele complex zien als een transitorium, met dien verstande dat aan de hand van de opgedane ervaringen kan worden verder gebouwd. De vraag rijst, of deze wetgeving wel zó ruimschoots in een behoefte voorziet bij alle mogelijkheden van inspraak. Wij veronderstellen echter, dat de materie van de inspraak per definitie nog niet de materie van de rechtspraak behoeft te zijn. Men kan zich afvragen, of dit nogal uitvoerige geheel niet de „dode mus" kan blijken te zijn, die de voorbereidende gedachtenwisseling op tafel deponeerde.

Binnen de termen van de beeldspraak zou men ook kunnen zeggen dat één vogel in de hand beter is dan tien in de dampkring.

TER AFSLUITING EEN VIJFTAL VRAGEN

Ter afsluiting wil ik nog een vijftal vragen aan de bewindslieden voorleggen. Na de interventie van mijn voorgangster heb ik het idee dat er wel belangrijke vragen bij zijn. Sommige vragen liggen enigermate in eikaars verlengde.

De eerste vraag betreft artikel 1 van de wet AROB. Het gaat mij bij de zinsnede „organen, tegen wier beschikkingen beroep mogelijk is" speciaal om de term „administratief orgaan". Is het duidelijk, wat met „administratief' wordt bedoeld? Zou de term „overheidsorgaan" niet de voorkeur verdienen, omdat in de citeertitel sprake is van „overheidsbeschikkingen"? Voorts houdt het artikel een beperking in tot personen en colleges. Wil dit zeggen, dat lichamen buiten de omschrijving vallen en geldt dit met name voor de privaatrechterlijke lichamen, waaraan de uitoefening van bepaalde overheidsbevoegdheid is toegekend? Ik denk bij dit laatste aan de Nederlandsche Bank. De definitie bevat ten slotte de zinsnede „met enig openbaar gezag binnen Nederland bekleed". Zijn daardoor beschikkingen van ambassadeurs, consuls en andere Nederlandse organen in het buitenland buiten het bereik van de wet gesteld?

Hoe kan worden voorkomen dat de rechter op de stoel van de administratie gaat zitten bij de voorgestelde ruime rechtmatigheidscontrole? Weliswaar is door het toekennen van beslissingsbevoegdheid aan een afdeling van de Raad van State als administratieve rechter het gevaar van vermenging van verschillende bevoegdheden van de Kroon voorkomen, maar toekenning van genoemde bevoegdheid aan een afdeling van de Raad van State heeft tot gevolg dat de Raad van State er weer een - rechtsprekende - taak bij krijgt naast de bestaande, namelijk advies bij wetgeving en advies bij beroep. Is deze combinatie geen bezwaar of zal zij juist tot grotere eenheid leiden?

Het geheel van administratieve voorzieningen tegen overheidsbeschikkingen blijft weinig overzichtelijk. Zeker voor de gewone burger zou het aanbeveling verdienen om in de" schriftelijke beschikkingen de beroepsmogelijkheden te vermelden.

De bezwaarschriftenprocedure verdient waardering, omdat een beroepsprocedure in twee instanties wordt voorkomen, al kan dit uiteraard ook nadelen met zich brengen, omdat de normale rechtsgang wel meerdere instanties kent. Mijn vierde vraag is: zullen in deze beroepschriftenprocedure ook de beleidsaspecten aan de orde kunnen worden gesteld? Ik stel veel vragen, maar ik mag de bewindslieden misschien een handje helpen en veronderstellen, dat het antwoord wellicht bevestigend is, maar dan rijst de vraag: is de bezwaarschriftenprocedure wel de juiste aanzet, als blijkt dat het geschil zich niet concentreert op rechtsvragen, maar op beleidsvragen? De laatste kunnen immers niet aan de orde komen in de rechtmatigheidstoetsing van het AROB-beroep.

Mijn vijfde en laatste vraag gaat over artikel 80, eerste lid van het w.o. nr. 11280. Dit lid maakt het mogelijk, dat de voorzitter van de afdeling rechtspraak van de Raad van State een beschikking uitvaardigt tot schorsing van een besluit van het beschikkend orgaan, waartegen in beroep wordt gekomen.

Blijft deze mogelijkheid ook bestaan ten aanzien van besluiten van de burgemeester in het kader van de handhaving van de openbare orde (artikel 219 Gemeentewet) en moet dat wenselijk worden geacht?

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1974

De Banier | 8 Pagina's

Verhoogde rechtsbescherming ook tegen beschikkingen van de lagere overheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1974

De Banier | 8 Pagina's