Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

door ds. A. Hofman te Scheveningen

En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtst, zeggende: Vrede, vrede; doch daar is geen vrede. Jeremia 8:11.

Het was in Jeremia's dagen droevig gesteld met het volk des Heeren in zijn geheel. Israël keerde zich van de Heere af met een altoosdurende afkering. Jeremia moest in de Naam des Heeren het volk wijzen op het ongerijmde van hun afval en afkeer. We lezen in vers 4: , Zeg wijders tot hen: Zo zegt de Heere: Zal men vallen, en niet weder opstaan? Zal men afkeren en niet wederkeren? " Het is in het dagelijks leven zo dat als een mens valt hij gauw weer overeind krabbelt, en als hij merkt niet op de rechte weg te zijn hij vliegensvlug op zijn schreden terugkeert. Maar zo was het niet in geestelijk opzicht. Hoe onzinnig, hoe dwaas was het volk van Israël, het was gevallen en stond niet wed^r op, het was de weg kwijt en het keerde niet terug.

Was dit het geval bij de schare die de wet niet wist? De bovenlaag van Israels volk was toch zeker wel wijzer? Was er dan niemand die met berouw wederkeerde tot de Heere? Hoor wat de Heere zegt! We lezen in vers 6: „Ik heb geluisterd en-toegehoord, zij spreken dat niet recht is, daar is niemand die berouw heeft over zijn boosheid, zeggende: Wat heb ik gedaan? " De geestelijke overheid ging het volk voor in het kwaad. De schriftgeleerden die de wet des Heeren moesten verklaren en houden verwierpen des Heeren wet. Zij waren wijs in eigen oog, maar dwaas in het oog van God. De Heere zegt van hen: , 2ie, zij hebben des Heeren Woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben? " Een overheid die des Heeren Woord verwerpt heeft dan geen ware wijsheid. Een regering die met God niet rekent of het bestaan van God ontleent is een regering van dwazen. Davis zegt: „De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God". Ach, het was met die „wijzen" in Israël treurig gesteld. Maar hoe stond het met de profeten en de priesters? Helaas, het was met de profeten en priesters al niet beter gesteld. We lezen in het tiende vers, het laatste gedeelte: „Van de profeet aan tot de priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid." We weten nu wie de Heere met die „zij" bedoelt. Zij genezen de breuk van de dochter mijns volks op het lichtst, zeggende: Vrede, vrede, doch daar is geen vrede". Het zijn de wijzen, de schriftgeleerden, de profeten en de priesters. De Heere noemt Zijn kerk hier: „Dochter Mijns volks". Deze jonge dochter is de verkoren bruid des Heeren. Een grote eer is haar ten beurt gevallen toen de Heere Zijn verbond met haar oprichtte. Welk een schone jeugd heeft ze gehad toen ze uit Egypte optoog. O, welgelukzalig zijt gij, o Israël, wie is u gelijk? Gij zijt een volk verlost door de Heere! Het ging echter met die dochter niet goed. Israël heeft Gods liefde slecht beantwoord. De Heere moest van Zijn volk klagen: „Israël heeft Mijner niet gewild." Er heeft een breuk plaats gehad. In bovenstaande tekst is sprake van de breuk van Gods volk. Door deze breuk verstaan we de bondsbreuk die heeft plaats-gehad in het paradijs, maar ook de afkering van Gods volk na ontvangen genade. Bondsbreuk is geestelijke echtbreuk en dus een zware zonde. Bondsbreuk is een zondigen tegen de liefde Gods. Naarmate de liefdeband inniger is, naar die mate is het verbreken van die band boosaardiger en strafwaardiger. De liefde heeft haar zetel in het hart. De Bruidegom zegt in het Hooglied: „Gij hebt mij het hart genomen, mijn zuster, o bruid; gij hebt mij het hart genomen, met een van uw ogen, met een keten van uw hals." De Bruidegom heeft voor zijn bruid de bruidsschat betaald. Hoe is het mogelijk dat de bruid zich van Hem afkeert met een altoosdurende afkering?

Aan de zijde van de bruid is enkel ontrouw en aan de zijde van de Bruidegom is enkel trouw. Hij zegt door de dienst van Zijn knecht Hoséa: „Daarom, ziet. Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn, en Ik zal naar haar hart spreken." Dit zegt de grote Herder, maar de valse herders zeggen heel wat anders.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1974

De Banier | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1974

De Banier | 8 Pagina's