LAAG WERKTEMPO BIJ BINNENLANDSE ZAKEN

Op 18 december 1974 stelden de leden Kappeyne van de Coppello, Van Leijenhorst, Stoffelen, Fiévez, Jongeling en ds. Abma de vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken of hij kon uiteenzetten waarom hij eerdergestelde vragen door deze leden over een onjuiste toepassing van de Kieswet bij de gemeenteraadsverkiezingen te Kampen nog niet had beantwoord ondanks de toezegging op 16 juH 1974 zich te zullen beijveren de beantwoording zo spoedig mogelijk te doen geschieden. Zij koppelden daar nog de vraag aan vast of de minister van oordeel is dat een dergelijke behandeling van kamervragen bijdraagt tot het beeld dat van het werktempo van zijn departement naar buiten komt.

Op 10 januari kwam het lang verbeide antwoord binnen. Zoals het zich liet verwachten was de minister het niet met de vragenstellers eens. Hij antwoordde dat het hem minder juist leek om tijdens de procedures (de datum van herstemming, de vaststelling van de uitslag, de beëdiging van de nieuwe raadsleden e.d.) tot beantwoording van aan hem gestelde vragen over te gaan, teneinde zelfs maar de schijn te vermijden, dat hij door de wijze van beant­ woording op het verloop van deze procedures en van daaruit mogelijkerwijs voortvloeiende beroepsprocedures enige invloed zou willen uitoefenen. „Het tijdstip van beantwoording heeft derhalve in geen enkel opzicht van doen met een verondersteld werktempo van mijn departement. Bepalend voor mij waren slechts de hierboven genoemde redenen alsmede de wens de Kamer zo volledig mogelijk in te lichten over de verdere gang van zaken, " aldus de minister. Maar lang duurde het wel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen