Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vonnis over Belsazar (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vonnis over Belsazar (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door: ds. Chr. van Dam te Werkendam

Toen is dat deel der hand van Hem gezonden en dat schrift getekend gewor-den; dit nu is het schrift, dat daar getekend is: Mené, Mené, Tekel upharsin. Dan. 5:24/25.

Belsazar, de kleinzoon vermoedelijk van Nebucadnezar regeerde maar kort. Babel werd belegerd door Cyrus, in de Schrift Kores de Perziaan geheten. Ogenschijnsel was er geen gevaar, Babel was onneembaar, zo dacht men. De stad werd beschermd door de Eufraat en er was voor jaren levensmiddelen opgeslagen in de stad. Met grote zorgeloosheid werd een feestmaaltijd gehouden in Belsazars paleis, met overdaad en wijnzuiperij, alsof er in het minst geen kwaad te duchten was. Ook werd de God van Israël gehoond profaan en goddeloos, hoewel Hij Zijn macht getoond had in de dagen van Nebukadnezar. Dat werd drinken, spotten, het verderf halende over hen zelf en over het gehele volk. Men bracht de gouden vaten die men uit de tempel van het huis Gods weggevoerd had bij de verwoesting van Jeruzalem en men dronk daaruit. Toen kwamen er vingers van eens mensenhand en die schreven op de kalk van de wand, en de Koning Belsazar zag het met schrik en ontzetting. Zijn glans veranderde en zijn gedachten verschrikten hem, zijn knieën stieten tegen elkaar. Hij gevoelde, dat een bovennatuurlijk Persoon met een ongewoon schrift wat schreef, maar het was hem en voor niemand der aanwezigen te ontcijferen, zelfs niet door de wijzen van Babel, hoe de Magiërs zich ook inspanden. Belsazar had zulk een bang voorgevoel, dat hij grote giften beloofde en ereposten zou uitdelen, als het schrift maar uitgelegd werd. En niemand kon het, zodat de koning bleek en sidderend een onheil vreesde en ook zijn geweldigen verbaasd werden. Het was zulk een ontsteltenis en rumoer dat de Koninginmoeder of grootmoeder, die een hoge dunk van Daniël Iiad, de Koning raadde hem te vragen om uitlegging van het geheimschrift, omdat zij meende dat de geest der heilige goden in Daniël was. Want in de dagen van Nebukadnézar was licht en wijsheid bij hem gevonden, zo sprak zij. Hij had dromen uitgelegd, knopen ontbonden, dus moest hij volgens haar geroepen worden. Daniël was Belsazar onbekend, Daniël was als een onbekende geworden aan het goddeloze, heidense hof, maar hij was niet vergeten bij zijn God in de hemel.

Hoe duidelijk was het ook daar weer, dat als een goddeloze in nood zit, laat hij Gods volk wel eens roepen, dan willen zij zelfs wel geschenken geven. Als er geen nood is, dan durven zij met God en Zijn volk wel te spotten. Daniël werd met vleierij begroet, maar hij was er in het minst niet vatbaar voor. Geen woord kwam van Daniels lippen om de Koning eerbied te betuigen, zelfs o Koning, leef in eeuwigheid bleef achterwege. En om zijn gaven en verering is het Daniël ook niet te doen. Daniël was een geloofsheld en zei onverschrokken tot de angstige Koning: Heb uw gaven vooruzelven en geef uw vereringen aan een ander; ik zal nochtans het schrift voor den Koning lezen en de uitlegging zal ik hem bekend maken. Daniël wist, dat het einde nabij was, dat des Konings dagen geteld waren. Gods volk is niet te koop, zij zijn ook geen mensenbehagers. Zij nemen geen geschenken van de verachters Gods Die door God veroordeeld zijn, wil Gods volk geen slavendlenst bewijzen. Daniël was ook geen waarzegger om geld en hij moest het doodvonnis van God ondertekenen. Daniël was uit de stam van juda, en was van het huis Davids. Hij was zeer wijs en een vrome bidder, een zeer gewenst man, een staatsman van meer dan tachtig jaren. Hij was een groot profeet, een bijzondere gunsteling Gods. Hij was weggevoerd naar Babel in het derde jaar van Jojakim, en nu moest hij weer dienst doen, gelijk als in Nebukadnezars dagen, om , , Gods" openbaringen bekend te maken. Heel ernstig werd Belsazar door Daniël bestraft, die hem verweet, dat hij vergeten was hoe het met Nebukadnézar gegaan was, hoe hij hoogmoedig geworden was en zelfs weggestoten was als krankzinnige. Maar zei Daniël: Gij hebt u desondanks niet vernederd, maar nog meer gruwelen gedaan. God stelt u in staat van beschuldiging, gij hebt Hem gehoond en tegen Hem gerebelleerd. Gij hebt niet beantwoord aan zedelijke doelstelling, gij hebt niet willen erkennen uw afhankelijkheid van God en uw zedelijke plicht hebt gij schrikkelijk verzuimd. Dan gaat het vonnis voorgelezen worden door Daniël: Toen is dat deel der hand van Hem gezonden, uw zonden zijn geschreven in het boek van Gods Alwetendheid, en in het boek van Gods wet en dat boek is nu geopend. Er stond geschreven Mené Mené Tekel ufarsin: Dat wilde zeggen: Mené Mené: God heeft Uw koninkrijk geteld en beëindigd. Tekel dat is: Gij zijt gewogen en te licht bevonden, ufarsin is Uw rijk zal de Meden en Perzen gegeven worden, zij zullen het als een prooi onder elkander verdelen. Vreselijk, zo ingedaagd te worden voor God de Rechter der ganse aarde. Maar dat is een gevaar waarin alle mensen verkeren, want bij de dood worden onze dagen ook geteld en beëindigd en na de dood wordt elk mens gewogen op de Goddelijke weegschaal. Die dan Christus niet heeft, wordt te licht beT vonden! Dan is er geen tijd meer voor berouw of verootmoediging. Dan zal ons koninkrijk ook door anderen gedeeld worden. Voor het sterven is het menigmaal afgekondigd, maar bij den dood wordt het volvoerd. Ontzettend woord van den onfeilbare en waarachtige God, een woord, dat alle hoogheid des mensen den bodem in slaat. Nog erger is het als het afgekondigd wordt in het midden van de gruwelijkste zonden. Het allerontzettendse is, wanneer het oordeel Gods zich aankondigt in de ure des dood. Belsazar was verpletterd, de indruk was overweldigend, maar toch wilde hij nog proberen het oordeel te ontkomen, want al had Daniël gezegd: Hebt uw gaven voor uzelf, en geef uw vereeringen aan een ander, de Koning wilde persé de beloofde heerlijkheid aan Daniël geven. En onverwacht in het holst van de nacht werd Babel ingenomen door de Meden en Perzen. Kores had een kanaal laten graven met sluizen om het water van de Eufraat af te leiden en toen men die sluizen open zette werd de Eufraat doorwaadbaar, zodat men de stad kon binnendringen zelfs tot aan het koninklijk paleis. Dood en verderf zaaiende, alle tegenstand verpletterende, drongen de woeste krijgers met vreselijk geschreeuw door tot Belsazar de koning en doodden hem. Men zegt zeKs, dat twee overlopers Gadata enGabryas de koning gedood hebben. In éne nacht was Belsazar eerst een overmoedige spotter, daarna was hij vrezende als een lafaard, een veroordeelde misdadiger, en een voor eeuwig verlorene. Dat mocht wel een schrikbeeld zijn voor alle brute, goddeloze spotters en drinkers. Laat ze bedenken, dat de Heere Zich niet laat bespotten.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1975

De Banier | 8 Pagina's

Het vonnis over Belsazar (I)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1975

De Banier | 8 Pagina's