Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Ds. A. Hofman, 's-Gravenhage.

„Alle paden des Heren zijn goedentierenheid en waarheid, degenen, die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren." Psalm 25 : 10.

Eavid geeft een loffelijk getuigenis van de paden des Heeren. Hij spreekt niet van sommige paden; hij zegt ook niet: De meeste paden, maar: Alle padai des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid. Daartoe behoren dus ook de paden die door de zee lopen. De dichter zingt:

U zullen als op Mozes beê Wanneer uw pad loopt door de zee Geen golven overstromen. Het pad van de koninklijke zanger is vele malen door de zee gegaan. Gedurig heeft de gezalfde des Heeren dan van de wegen des Heeren gezongen. Maar hij heeft ook andere tijden gekend. Als David hier zegt: Alle paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid, dan wil dat niet ze^en dat hij altijd stond in de kracht van het geloof. In I Samuel 21 lezen we dat hij tot de priester Achimélech kwam en daar een verhaal opdiste, dat helemaal niet met de waarheid overeen kwam. We herkennen daarin David niet, als de held die de reus Goliath met een slinger en een steen versloeg in het Eikendal. Hij zegt tot Achimélech: „Is hier onder uw hand geen spies of zwaard? Toen zei de priester: „Het zwaard van Goliath, de FQistijn, dewelke gij sloegt in het Eikendal, zie, dat is hier, gewonden in een kleed, achter de efod; indien u dat nemen wilt, zo neemt het, want hier is geen ander dan dit". Breng u in herinnering wat Ebvid toen tegen Goliath gezegd had en let er op wat hij nu tegen Achimélech zegt. Tot de Filistijn zei David o.a.: „En deze ganse vergaderii^ zal weten, dat de Heere niet door het zwaard, noch door de spies verlost; want de krijg is des Heeren, Die zal ulieden in onze hand geven". Tot de priester Achimélech zegt David: , , Er is zijns gelijke niet; geef het mij". Begerig strekt de toekomstige konii^ van Israël zijn handen uit naar het zwaard van Goliath. In 1 Samiël 27 lezen we: David nu zeide in zijn hart: „Nu zal ik em der dagen door Sauls hand omkomen; mij is niet beter, dan dat ik haastelijk ontkome In het land der Filistijnen, ofxlat Saul van mij de hoop verlieze, om mij meer te zoe-]sBa in de ganse landpale van Israël; zo zal ik ontkomen uit zijn hand". Hiertegenover staan ook vele lotgevallen van Ebvid waarin hij blijk geeft van een vast vertrouwen op God. De dichter zingt daarvan in Psalm 56:

Maar word' ik ooit met bange vrees belaan Dan zal op U mijn vast betrouwen staan.

De paden des Heeren zijn alleen dan goedertierenheid en waarheid, wanneer de kerk leeft uit het geloof. O, wat is de weg des Heeren dan een rechte w^. Dan is er aan Gods zijde enkel trouw, goedertierenheid en waarheid. Hoe juist is dat door de dichter van Psalm 111 weergegeven, als hij zingt:

Hij is het. Die verlossing zond Aan al Zijn volk; Hij zal 't verbond Met hen in eeuw^heid bewaren.

Er is sprake in bovenstaande tdcst van een bewaren van Gods verbond en Zijn getuigenissen. Kan een zondig mens Gods verbond bewaren? Is er dan aan 's mensen zijde geen oikel ontrouw? Het woord, , bellaren" wil in deze tekst z^gen: gehoorzamen. Omdat de Heere met Zijn volk in eeuwigheid het verbond bevasürt zal er ook een bewaren (gehoorzamen) zijn aan de kant van Gods volk.

De schrijver van de Hebreeënbrief z^t van Abraham dat hij geroepen zijnde gehoorzaam geweest is, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou. Izak heeft op zijn oude dag zijn verzet opgegeven en door het geloof Jakob en Ezau gezoend aangaande toekomende dingen. Jakob is het met God eens geworden en begroef Lea in de spelonk van Machpéla. Etivid heeft stervende met andere woorden gezegd: Alle paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid. Als de Heere licht verspreidt over Zijn paden, dan wil Gods volk niets van die paden afhebben. Dan zingen ze uit de volheid van het gemoed de dichter na: Dat ik Uw wet, die heilig is en goed Door Uw gena, bestendig zal bewaren.

We lezen in Gods woord van Rehabéam de koning van Jüda, dat hij de wet des Heeren verliet en gans Israël met hem. Ook ons volk heeft twee boosheden gedaan, wij hebben de Sïffingader van levend water verlaten en onszelf bakken uitgehouwen, gebroken bakken, die geen water houden. Wij hebben op Gods verbond niet gelet, we weigeren te wandelen in Zijn wet.

Hoe past ons de bede vanAsaf die ons opgetekend staat in Psalm 80 : 4: God! breng ons weder, en laat Uw aansdiijn lichten, zo zullen wij verlost worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1977

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1977

De Banier | 8 Pagina's