Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods beloften en Gods weg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods beloften en Gods weg

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

door: Ds. G. den Boer, Twijzel (Fr.)

Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten en voortaan niet meer goedgunstig zijn? Houdt zijn goedertierenheid in eeuwigheid op? Heeft de toezegging een einde, van geslacht tot geslacht? Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; (maar) de rechterhand des Allerhoogsten verandert. O God! Uw weg is in het heiligdom; wie is een groot God, gelijk God?

Psalm 77:8, 9, 11, 14.

De dichter van deze psalm was diep ontroerd. Hij zag geen uitkomst. Hij zag niet meer hoe het goed moest komen met Gods beloften. Zijn klachten hierover doen ons zien, dat hij geleefd moet hebben in een tijd van bange verdrukkingen van zijn volk. Dat volk had de rijkste beloften van God ontvangen. Voor zijn heengaan had Mozes vol blijde verwondering daarvan uitgeroepen: , , Welgelukzalig zijt gij, o Israel, wie is u gelijk? Gij zijt een volk, verlost door de HEERE, het schild uwer hulp, en die een zwaard is uwer hoogheid; daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk aan u onderwerpen , en gij zult op hunne hoogten treden".

Wat een rijke belofte! Niets of niemand kan Gods volk ten verderve schaden. Het is in de uitvoering van Gods besluit, dat niemand keren kan, als overwinnaar van al haar vijanden gesteld.

Maar blijkens de klachten van de dichter is dat volk nu onderdrukt. En daar loopt hij nu zo mee vast, dat hij er geheel door ontredderd is. Hij verzucht: , , Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten en voortaan niet meer goedgunstig zijn? Houdt Zijn goedertierenheid in eeuwigheid op? Heeft de toezegging (de belofte) een einde, van geslacht tot geslacht? "

Asaf is er hier een voorbeeld van, hoe laag het in het leven van een door God tot God bekeerd mens kan aflopen. In zijn slapeloze nachten had hij getracht, Gods grote daden van ouds zich voor de geest te brengen. Maar zelfs deherin-nering daaraan verschrikte hem en deden zijn twijfel klimmen. Een ontstellende zaak! Als Gods vorige goedertierenheden zelfs zwart worden als de nacht. Als men daar geen steun meer aan heeft. Ja, dan wordt wel gezegd: , , Maar u weet toch wat God gedaan heeft in uw leven en Hij zal toch nooit laten varen, het werk van Zijn handen? " Het laatste is zeker waar, maar als de Heere in zulke donkere omstandigheden geen licht geeft over voorheen ondervonden goedertierenheden, dan kan men proberen, daar weer moed uit te doen putten, maar dan is zo'n twijfelmoedige daar niet mee geholpen.

Ook Asaf zou daar niet mee geholpen geweest zijn. De oorzaak van zijn benauwde toestand was, het onderscheid dat bestaat tussen Gods beloften ai Gods weg; Gods beloften, die groot en rijk en geheel voor Zijn Kerk bestemd zijn en... Gods weg tot de vervulling van die beloften. In de vervulling daarvan schijnen Gods beloften en Gods weg zo vaak tegenstrijdig aan elkaar. Zó tegenstrijdig, dat Asag er mee in doodsbanden kwam. Wat moest hij nu leren, en wat blijkt hij daarna ook geleerd te hébben? Om vast te houden aan Gods beloften, hoe donker het ook met Gods weg zou gaan. Daaraan vast te houden zoals het in Ps. 147 staat: , , Die, hoe het ook moog' tegenlopen, gestadig op Zijn goedheid hopen."

Dat is grote genade! Job had die genade ontvangen toen hij sprak: , , Zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? " En van John Bunyan is vermeld, dat, toen hij in de gevangenis zat en meende dat hij opgehangen zou worden, en hij in die bange toestand van de wereld verlaten was, maar ook miste, de gevoelige zielservaring, dat God bij hem was, hij toen sprak:

, , Gemerkt de zaak zo staat, zo wil ik voortgaan en wagen mijn eeuwige staat aan Christus, hetzij dat ik hier troost heb of niet, zo God niet mede wil, ik loop van de ladder (van de galg) blindelings de eeuwigheid in, ik zink of ik drijf, ik kom in de hemel of in de hel! Heere Jezus, indien Gij mij wilt grijpen, doe het, indien niet, ik waag het in Uw naam".

Grote genade! want in de weg van de vervulling van Gods beloften gaat bij de Zijnen alles ondersteboven. Gods weg zet de mens met heel z'n hebben en houden er bulten, om hem er dan in te zetten. In die weg moet hij leren, dat alles, alles! van Gods kant moet komen en dat hij zélf steeds weer er voor bloot staat naar de andere kant, de verkeerde kant, de vleselijke kant te vallen.

Asaf mocht op Gods tijd zien. Hij sprak: , , Dit krenkt mij, (maar) de rechterhand des Allerhoogsten verandert." De verklaring van dit vers is niet - zonder moeilijkheden. Zonder het door de Statenvertalers tussengevoegde „maar", staat er: , , Dit krenkt mij; de rechterhand des Allerhoogsten verandert". Dit zou zo gelezen kunnen worden, alsof er verandering in Gods rechterhand - de hand van Zijn gunst - is, waardoor de dichter zich gekrenkt gevoelde.

Dat heeft hij echter zeker niet bedoeld te zeggen. Luther vertaalt het eerste lid van het vers: , , ik moet lijden". Het woord dat in het tweede lid door , , verandert" vertaald is, kan ook duiden op een zelfstandig naamwoord dat , , jaren" betekent en is al heel lang geleden door anderen vertaald geworden als volgt: „het zijn de jaren van de rechterhand des Allerhoogsten.'' Daar ligt wel een schone overeenkomst in met onze Statenvertaling; zij is daar niet mee in strijd. Wat Asaf ervoer in de verberging van Gods aangezicht, in de jaren, waarin Gods beloften onvervuld bleven, krenkte hem, het was een lijden voor hem. Maar hij mocht zien: dat zijn de jaren van de rechterhand des Allerhoogsten. Jaren van smartelijk ervaren. Jaren van uitzien. Van biddend wachten en wachtend bidden. Maar toch jaren uit Gods rechterhand.

Jaren, tóch ten gunste van Zijn volk. Daarom: , , Maar Hij zal verand'ring geven; d'Allerhoogste maakt het goed; na het zure geeft Hij 't zoet." Gods beloften en Gods weg. Die beloften zijn voor Gods Kerk in Jezus Christus: ja en amen. Maar die weg is verborgen, wonderlijk. Tweemaal spreekt de dichter daarvan; in vers 14: , , 0 God! Uw weg is in het heiligdom; wie is een groot God gelijk God? " oi in vers 20: , , Uw weg was in de zee en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend."

Asaf ziet nu Gods weg, die wonderlijk is. Een weg waarin de Hoge en Verhevene, met majestueuze gangen Zijn raad uitvoert. Een weg van heilige wraak onder Zijn vijanden en van genade en trouw onder Zijn geheiligd volk, dat van Zijn trouw mag zingen. En hij zegt: , , Ik zal de daden des Heeren gedenken, ja, ik zal gedenken Uwer wonderen van oudsher." Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen, in Hem, die al Gods beloften in Zijn dood heeft vastgemaakt. Maar tussen de belofte en de vervulling ligt de beleving van onze doodsstaat, opdat de zaligheid alleen in Zijn Middelaarsbloed gevonden worde.

Gods beloften en Gods weg. Bent u daar ook al eens werkzaam mee gemaakt? Nog nooit? Hoe arm bent u dan! Wat hebt u, als u straks - misschien wel spoedig - voor God moet verschijnen? U hebt het misschien goed naar de wereld en hebt mogelijk uw godsdienst er bij, maar toch: straatarm.

Zoek dan nog de HEERE, terwijl Hij te vinden is; roep Hem aan, terwijl Hij nabij is. Gods kinderen krijgen te doen met Gods beloften en Gods weg. Bent u daar wél werkzaam mee gemaakt? Dan zal uw ervaring wel zijn, dat u probeert wat u maar denkt te kunnen, om Gods beloften vervuld te krijgen. Doch daar moet u mee vastlopen. Daar nnoet u mee omvallen.

De ervaring van Gods kinderen is, dat het er diep door gaat, dat het laag afloopt. Nfear zij leren op Gods tijd ook verstaan: , , Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, en Mens Naam heilig is: Ik woon in de hoc^e en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelde en nederige geest is, c^xlat Ik levend make de geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden."

Heilig zijn, o God! Uw wegen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 1977

De Banier | 8 Pagina's

Gods beloften en Gods weg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 1977

De Banier | 8 Pagina's