Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Landelijk Verband van S.G.P.-gemeentebestuurders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Landelijk Verband van S.G.P.-gemeentebestuurders

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

slot

door: Mr. G. Holdijk

Verslag vam de op 28 okt. 1911 gehouden vergadering van bovengenoemd verband in één der zalen van de kerk van de G.G. te Zeist, Joubertlaan 5.

Het hoge woord moet er maar uit: als de bouwgrond te duur is, wordt dat veroorzaakt door de gemeenten die kapitaalwinsten en lasten van overtollige financieringsmiddelen (die overigens elders in de gemeentelijke huishouding best op een nuttige wijze kunnen zijn aangewend) afwentelen op de kopers/ gebruikers van de grond. Dit brengt dan tot de gewaagde en omstreden stelling dat de gemeenten de grootste winstmakers zijn in het bouwgrondbeheer. Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid heeft berekend dat de gemeenten in de jaren 1972, '73 en'74tenminste 300 miljoen en waarschijnlijk 2 a 3 miljard verdiend hebben op de uitgegeven grond.

Er is echter wat dit betreft niets nieuws onder de zon. De Hoofdinspecteur voor de Volkshuisvesting stelde in zijn jaarverslag over 1931 reeds: , , Het is teleurstellend te moeten constateren dat de gemeentelijke grondexploitatie meermalen leidt tot een zo hoge prijs van de bouwrijpe grond dat de volkshuisvesting daardoor ernstig wordt geschaad". Sterker nog, in 1901 - het jaar waarin de Woningwet werd aangenomen - constateerde de toen bekende econoom Pierson: , , De gemeenten zijn de ergste grondspeculanten". Ik besef dat deze uitspraken tot tegenspraak prikkelen. Maar let wel, ik beweer niet dat alle gemeenten aan de ontwikkeling van elk bestemmingsplan winst maken, maar wel dat er nc^al wat gemeenten zijn die de bijdrage van het grondbedrijf in het runnen van de totale huishouding der gemeenten niet gaarne zouden missen.

3. 2 Het gemeentelijk vestigingsbeleid voor de kleine kernen Vele gemeentebesturen die met - terechte - zorg vervuld zijn over de woonmogelijkheden voor de oorspronkelijke bevolking proberen iets te doen door middel van vervreemdingsverboden, kettingbedingen enz. bij de uitgifte van bouwgrond. Het verschijnsel van de hier en daar uit de hand lopende mtwikkeling van de tweede woningen bestrijdt men het verordeningen. Ik acht dit een bedenkelijke ontwikkeling. Ik besef heel goed dat de gemeenten deze middelen te toat nemen omdat zij niet over andere beschikken. De provincies, o.a. Gelderland met zijn nota , , Woning ja, woning nee" en Zeeland met de nota , .Bewoningspatroon" proberen de gemeenten te steunen in een meer regionale aanpak. Maar landelijke regels aitbreken. Juridisch is dit een onwenselijke toestand. Alleen al vanwege artikel 2 eerste lid van het Vierde Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat luidt: , , Een ieder die zich wettig op het grondgebied van een Staat bevindt, heeft het recht zich daar vrij te verplaatsen en er in vrijheid plaats van verblijf te kiezen". Het vierde Ud laat slechts de volgende uitzondering toe: , , De in het eerste lid genoemde rechten kunnen ook, in bepaaldelijk omschreven gebieden, worden gebonden aan bij de wet voorziene beperkingen, welke gerechtvaardigd worden door het algemeen belang en de democratische samenleving''. Men zou in mijn ogen er goed aan gedaan hebben waiuieer men deze zaak, inplaats van diverse andere kwesties, bij de formatieafspraken over de grondpolitiek (of over de ruimtelijke ordening) voorrang had verleend.

3. 3. Privaatrecht of publiekrecht In samenhang met het voorgaande punt sta ik nog even stil bij een meer algemeen probleem bij het gemeentelijk grond-en vestigingsbeleid. Als gezegd probeert de gemeente soms als private rechtspersoon, als eigenaar, bij de uitgifte van bouwgrond voorwaarden (geboden - en verboden) te stellen die niet op een wet steunen. Zo heeft de gemeente bijvoorbeeld de vrijheid om: een tegenprestatie te bedingen, welke uitgaat boven hetgeen de administratiefrechtelijke weg aangeeft; langs privaatrechtelijke weg een weigeringsgrond te creëren voor een bouwvergunning, die door de limitatieve imperatieve cpsomming in-artikel 48, lid 1, sub a van de Woningwet niet bestaat; een huisvestigingsbeleid te voeren door middel van bepalingen bij de verkoop van bouwterrein, zulks in strijd met de richtlijnen inzake toepassing van de Woonruimtewet 1947;

een gebruiksbeperking in erfpachtsvoorwaarden op te leggen, welke verder gaat dan het bestemmingsplan en de daarbij behorende gebruiksvoorschriften toestaan; een beperking van activiteiten op te leggen welke verdergaat dan de beperkingen welke de Hinderwet inhoudt.

In dit verband noem ik ook het beruchte Sociale vestigingsstatuut, waarmee gemeentelijke overheden invloed proberen uit te oefenen op het bedrijfsbeleid en de arbeidsvoorwaarden van het personeel. De gemeenten maken m.i. misbruik van het feit dat zij op het gebied van de uitgifte van gronden autonoom en vrijwel monopolist zijn. Zij verbinden aan de overdracht van eigendom, uitgifte in erfpacht of verhuur van terreinen voorwaarden, welke uitdrukkelijk ingaan^ tegen hetgeen hieromtrent in administratiefrechtelijke wetten is geregeld. Zaken welke geregeld zijn langs de publiekrechtelijke weg en daardoor (vrijwel) aan het gemeentelijk beleid zijn onttrokken, trekt de gemeente toch aan zich door een civielrechtelijke overeenkomst. Van de waarborgen welke die wetgeving kent, komt op deze wijze niets terecht. De gemeente die in de uitvoering van een dergelijke wet niet is betrokken of slechts een adviserende functie heeft, onttrekt zich geheel aan de werking van die wet en de controle van de daarvoor aangewezen en daartoe met deskundigen uitgeruste hogere overheidsorganen.

Het betreft hier een stuk buitenparlementaire democratie in optima forma, daar op deze wijze leuzen van een actiegroep of de mening van een bij de parlementaire voorbereiding optredende dissident tot wet kunnen worden verheven.

Door te pas en te onpas van de privaatrechtelijke weg gebruik te maken kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in het gedrang komen. Onder deze beginselen vallen begrippen als: fair play, zorgvuldigheid, zuiverheid van oogmerk, gelijke behandeling van gelijke gevallen, rechtszeker^ heid, het door de administratie (pgewekte vertrouwen en motivering. Deze beginselen worden door de burgerlijke rechter (die nnoet recht spreken in een conflict over een civielrechtelijke

Vervolg op pagina 4 vervolg van pagina 3

overeenkomst) niet rechtstreeks gehanteerd.

De vraag of het in een bepaalde situatie wenselijk is dat de overheid van het privaatrecht gebruik maakt heeft alleen enig praktisch nut wanneer de overheid de bereidheid heeft zich de nodige zelfbeperking op te leggen. Deze moet voortvloeien uit een terughoudendheid welke naar in brede kringen wordt aangenomen de overheid zou sieren. Een eventuele rechtsbescherming zou ten aanzien van de gemeenten gelegen kunnen zijn in artikel 185 Grondwet, indien de Kroon de gekozen oplossing strijdig zou achten met het algemeen belang, dan wel Gedeputeerde Staten om dezelfde reden hun goedkeuring (art. 228a sub b Grw.) aan een raadsbesluit onthouden.

De burgerlijke rechter zal in concreto niet snel tot het oordeel kunnen komen dat de overeenkomst een geoorloofde oorzaak mist. Een nwgelijkheid om via de burgerlijke rechter iets te bereiken is een concretisering en uitwerking van het leerstuk van het misbruik van feitelijke omstandigheden door de overheid. Nogmaals, een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zal maar tot beperkte resultaten kunnen leiden. Samengevat: hoe begrijpelijk het ook is dat gemeenten hun toevlucht nemen tot privaatrechtelijke instrumenten, ook bij hun grond-en vestigingsbeleid, omdat andere middelen soms ontbreken, het zou niet zo moeten zijn.

Indien wij aan de gemeenten de gerechtvaardigde eis stellen dat zij een actieve grondpolitiek voeren moeten de daartoe benodigde en geëigende instrumenten ter beschikking staan. Daartoe zullen een aantal privaatrechtelijke regels vervangen moeten worden door publiekrechtelijke regeling om zowel speculatie (zowel door gemeenten als particulieren) te voorkomen als de rechtsbescherming van de burger te verstevigen. Daarop aansluitend een uniformering van de planning, financiering, de voorwaarden bij uitgifte en van de overeenkomsten met projectontwikkelaars.

4. Bijbel en grondeigendom Tenslotte nog het volgende. Mj zouden de naam van S.G.P.ers niet waard zijn als we de vele praktische problemen die aangesneden zijn, niet zouden toetsen aan wat toch de grondslag van ais politiek denken en handelen moet zijn: et Woord Gods. Nu geeft de Bijbel natuurlijk geen kant en klare oplossingen en antwoorden op vragen en problemen die we zojuist besproken hebben. Wel zijn er een aantal fundamentele uitgangspunten die ons eindoordeel bepalen. Ik noem er kortheidshalve stellingsgewijs een vijftal:1) Eigendom is geen absoluut recht. Mensen kimnen en mogen met hun eigendom, ook met hun grond, niet maar doen wat ze belieft. Wij zijn rentmeesters die tot het afleggen van verantwoording geroepen worden.

2) Eigendom is geen doel in zichzelf, maar een middel tot ontplooiing en beleving van 's mensen verantwoordelijkheid als schepsel. Het is een drogreden om het op basis van de ruimtelijke ordening gangbare onderscheiding tussen bestemming, gebruik en beheer, voor te stellen alsof het in het licht van de Bijbel slechts om het beheer zou gaan.

3) Ook de overheid is aan de eisen van goed rentmeesterschap gebonden. Zij zal moeten toetsen of zowel individuele als gemeenschaps-eigendom daaraan dienstbaar zijn.

4) De particuliere eigendom is niet strijdig met de Bijbel. Gelet qp de taak van de overheid (het bedwingen van de ongebondenheid der mensen, ook in de wijze waar-(^ zij omgaan met hun grondbezit) staat de particuliere eigendom voorop. Daarom geen nationalisatie of socialisatie.

De gedachte als zou eigendom diefstal zijn is volslagen vreemd aan het Oude èn aan het Nieuwe Testament.

5) Het in Leviticus 25 genoemde jubeljaar ziet niet op de grondeigendom als zodanig maar op een situatie van schuldslavernij ai grootgrondbezit welke het volk verarmen. Het doel is: Elke Israëliet als vrij man op zijn eigen, hem door God toevertrouwde bodem.

Ds. Abma dankte hierna de heer Holdijk voor hetgeen hij over de „Grondpolitiek" naar voren had gebracht.

Na een korte koffiepauze volgde hierop een uitvoerige discussie. Nfen vond het een zeer goede inleiding, die de heer Holdijk gehouden had. Een aantal aanwezigen was het echter niet met hem eens over hetgeen de inleider had gezegd over de grote winsten, die grondbedrijven maken bij grondverkopen.

Over de onteigeningswet merkte inleider naar aanleiding van daarover gestelde vragen op, dat naar zijn mening deze wet niet slecht functioneert.

Verder werd er nog gediscussieerd over uitgifte van gronden in erfpacht en over de nationalisatie van gronden in het kader van de toekomstige grondpolitiek van het Rijk.

Tenslotte dankte Ds. Abma de heer Holdijk nog voor de beantwoording van de vele op hem afgevuurde vragen en bood hem namens de aanwezigen een boekenbon aan..

Het ontvangen schrijven van de landelijke stichting tot handhaving van de staatkundig gereformeerde beginselen, dd. 4 maart 1977, hetwelk in de vorige vergadering niet kon worden behandeld, werd voor kennisgeving aangenomen.

Op het verzoek van een 4-tal personen, - leden der S.G.P. - , die in overheidsdienst werkzaam zijn, om de vergaderingen van ons verband te mogen bijwonen, gezien de behandelde en te behandelen (xiderwerpen, werd besloten, hiertoe vooralsnog niet over te gaan, daar bijeenkomsten als deze specifiek voor gemeentebestuurders in het leven zijn geroepen.

Tenslotte werd besloten de volgende bijeenkomst weer te houden in Zeist en wel op D.V. vrijdag 21 april 1978. Aanvai^ 14.00 uur. Dan zal worden behandeld , , Welzijnszorg" of , , Gezondheidszorg"

Op verzoek van Ds. Abma werd de vergadering met dankgebed gesloten door Mr. G. Holdijk.

Gameren, december 1977.

De secretaris,

w.g. H. C. Schriever.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1978

De Banier | 8 Pagina's

Landelijk Verband van S.G.P.-gemeentebestuurders

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1978

De Banier | 8 Pagina's