Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Ds. G. Blom te Meerkerk

En zij zaten drie jaren stil, dat er geen krijg was tussen Syrië en tussen Israël.

1 Koningen 22:1.

Er begint hier een nieuw hoofdstuk in de beschrijving van het leven van Achab, de koning van Israël, die zichzelf verkocht had om kwaad te doen in de ogen des Heeren. Goddelozer koning dan hij is er niet geweest. Hij had zich rijp gemaakt voor het oordeel. Dat oordeel was hem meer dan eens aangezegd, maar hij had er niet op gelet. We komen nu tot het laatste hoofdstuk van zijn levensgeschiedenis.

Achab holt zijn eigen ondergang tegemoet.

We komen eens met de wereldgeschiedenis, met de geschiedenis van de volkeren der aarde ook aan het einde. Reeds in het paradijs heeft de Heere van het oordeel gesproken, dat komen zou bij ongehoorzaamheid . Vele eeuwen lang heeft de Heere door middel van zijn profeten en op andere wijze daarvan getuigd. We kunnen wel zeggen, dat we in het laatste hoof^istuk van het levensboelsj van Achab ook kunnei; ^. lezen hoe de wereld door eigeq, schuld, door de verharding in het kwade, eens zal ondergaan.

Ja, we kunnen daarin ook zien, hoe het gaat met de mens, die leeft en sterft buiten God en Christus en zo eeuwig ontkomt. Laat het een oorzaak mogen zijn om de Heere te zoeken nu Hij nog te vinden is en Hem aan te roepen, terwijl Hij nabij is.

Dit hoofdstuk begint heel opmerkelijk. Drie jaren zitten zij stil. Er is geen oorlog tussen Syrië en Israël.

Een tijd van drie jaren is niet zo lang. Het is nu al meer dan dertig jaar geleden, dat ons land bij een grote wereldoorlog was betrokken en we mogen wel vragen: waar zijn de jaren gebleven? Ze zijn heengesneld. En nog is er geen einde ge­

En nog is er geen einde gekomen aan de tijd, waarin er in zekere zin rust en vrede is.

Drie jaren, neen, dat is niet zo lang, wanneer we letten op de betrekkelijkheid van de tijd. Maar drie jaren kunnen van veel meer betekenis zijn dan een veel langere periode. En dat is hier zeker het geval.

Dat er van de kant van Syrië geen oorlogsbereidselen werden getroffen is te begrijpen. Tot twee keer toe had Benhadad, de koning van Syrië, geprobeerd de macht van Israël te breken. Maar beide keren had Achab de vijandelijke legers verpletterend verslagen.

We kunnen daarvan lezen in hoofdstuk 20. Dat was niet gebeurd, omdat Achab zo'n bekwame veldheer was of zijn leger zo dapper en machtig, maar omdat de Heere geholpen had, aan de spits getreden was, ondanks de zonde van de koning en van het volk. De Heere had vóór de eerste slag door een profeet tot Achab gesproken: Zo zegt de HEERE: hebt gij gezien al deze grote menigte? Zie De zal ze heden in uw hand geven, opdat gij weet, dat Ik de HEERE ben. En op gelijke wijze had de Heere weer gesproken, toen Benhadad voor de tweede keer zich gereed maakte om slag te leveren. Benhadad had vrede met de koning van Israël moeten sluiten. De vredesvoorwaarden waren hem niet tegengevallen, maar zijn macht was gebroken. Hij kon geen derde aanval op Israël wagen.

Maar in een ander opzicht zijn deze drie jaren van grote betekenis. We denken daarbij niet allereerst aan de vreedzame ontwikkeling van het land, die in die tijd kon plaatsvinden. Er was rust in het land. De mannen konden thuis blijven en werden niet onder de wapenen geroepen. Het land kon worden bezaaid. De vruchten konden worden ingezameld. Het was een tijd van welvaart. Zo mogen we gerust aannemen.

Onwillekeurig denken we terug aan de dagen van de laatste wereldoorlog en de d^en daarna. Wat heeft de oorlog een verwoesting teweeggebracht en wat was er een onbeschrijfelijke ellende en nood.

De Heere heeft toen ons land en volk op een wonderlijke wijze bevrijd. Dat heeft Hij gedaan, ondanks de goddeloosheid, die er ook in de oorlogsdagen allerwege gevonden werd. Dat heeft de Heere gedaan, opdat men zou weten, dat Hij de Heere is.

In de jaren die daarna gekomen zijn is er veel gedaan om stad en land weer op te bouwen en de welvaart van het volk te zoeken. In dat opzicht is er veel bereikt, maar hoe? En is er nu niet een economische inzinking, die tot bezinning roept? We halen dit slechts terloops aan. Onze bedoeling is op iets anders te wijzen.

De Heere had in de dagen van Achab gesproken. Maar Achab heeft de Heere niet erkend. Hij heeft Gods Hand niet opgemerkt. Hij heeft Benhadad gespaard en vrede met hem gesloten. Toen had de Heere gesproken: Omdat gij de man, die Ik verbannen heb, uit de hand hebt laten gaan, zo zal uw ziel in de plaats van zijn ziel zijn, en uw volk in de plaats van zijn volk. Achab was vertoornd naar huis gegaan.

Toch had de Heere nog drie jaren gegeven in Zijn grote lankmoedigheid. Hij had het oordeel dadelijk kunnen uitvoeren, maar Hij gaf Achab en ook het volk nog drie jaren. De Heere gaf zo nog gelegenheid om tot Hem weder te keren.

In die drie jaren had Achab echter nog meer gedaan om de Heere tot toorn te verwekken. De geschiedenis vanNabothen zijn wijngaard is bekend. We lezen daarvan in hoofdstuk 21.

Achab was aansprakelijk voor de dood van Naboth en diens zonen. Elia kwam hem tegemoet, toen Achab de wijngaard in erfelijke bezitting wilde nemen. En de profeet sprak in de naam des Heeren: Zie, Ik zal kwaad over u brengen en uw nakomelingen wegdoen, en Ik zal Achab uitroeien wat mannelijk is, mitsgaders de beslotene en verlatene in Israël. En Ik zal uw huis maken gelijk het huis van Jerobeam, den zoon van Nebat, en gelijk het huis van Baësa, de zoon van Ahia, om de terging, waarmede gij Mij getergd hebt, en dat gij Israël hebt doen zondigen. Toen was er enige inkeer bij Achab gekomen. Het was van voorbijgaande aard, maar toch sprak de Heere tot Elia: Daarom dewijl hij zich vernedert voor Mijn aangezicht, zo zal Ik dat kwaad in zijn daggen niet brengen, in de dagen zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen^.

Lankmoedig is de Heere, ja zeer lankmoedig.

Dat mag in onze dagen wel onderstreept worden. De wereld leeft nog in de tijd van Gods lankmoedigheid en ook ons land en volk. Er gaan nc^ vele roepstemmen uit, door de prediking van het evangelie en ook door getuigenissen in de beide kamers der Staten-Generaal en andere vergaderingen van openbare lichamen, nnaar er is geen inkeer, er komt geen breken met de zonde, er is integendeel in vele opzichten verharding en uitleving in de zonde.Delankmoedigheid des Heeren is groot, maar die neemt het oordeel niet weg. De Rechter staat voor de deur!

Denken wij daar wel aan? Want dit geldt ook voor ieder van ons persoonlijk. De Heere kan ons langer tijd geven dan drie of dertig jaar, maar er komt eens een einde aan die tijd. En intussen zegent de Heere en komt Hij met Zijn roepstemmen. De weg des behouds ligt in de wederkeer tot de Heere. Dan alleen is er wegneming van het oordeel, omdat Christus het oordeel gedragen heeft voor hen, die in Hem begrepen zijn en het oordeel gaan aanvaarden.

Ik beleed na ernstig overleg mijn boze daan; Gij naamt die gunstig weg. De Heere is lankmoedig en groot van goedertierenheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1978

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1978

De Banier | 8 Pagina's