Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kernbewapening en de NAVO

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kernbewapening en de NAVO

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openbare commissievergadering

door de heer Van Dis

SPANNINGSVELD

De problematiek die vandaag aan de orde is, raakt de grondslagen van ons bestaan, al ben en blijf ik van mening dat wij nimmer vertrouwen mogen stellen op menselijke beslissingen. Onze afhankelijkheid van God en daarmee het vertrouwen op Hem alleen dient voorop te staan. Ook willen wij het oordeelskarakter van oorlogen niet gering achten.

Wij ontkennen daarmee uiteraard niet onze verantwoordelijkheid. Zie hier het spaimingsveld waarin wij ons bevinden. Dit spanningsveld kan niet goedkoop eenduidig worden ontladen. Bij het doornemen van de gewisselde stukken breekt het hart en rijst telkens de vraag: In welke wereld leven wij toch? Hoe gebroken en uit of voorbereid op vernietiging? Conventionele zee-, lucht- en landstrijdkrachten, tactische, nucleaire en strategische strijdkrachten, waarmee wij hebben te leven ter voorkoming van oorlog met mogelijkheid van inzetbaarheid in het kader van de „flexibility in response". In veel kringen gaan radicale stemmen op, die „weg ermee" roepen, die sociale weerbaarheid ervoor in de plaats stellen, die de onmenselijke tekening van de tegenstander tot mensen van vlees en bloed terugbrengen en die vooral het lijden, dat zou kunnen worden opgeroepen, tot inzet van hun verontrusting maken. Ik zal de laatste zijn om daar geringschattend over te doen, maar ik geloof wel dat zij de halve waarheid voorstaan. Dat klinkt hard, maar is mild bedoeld. Want in dit verband wil ik iemand citeren, die ook de achterkant van deze medaille toont en ik zou graag de reactie van de bewindsman daarop willen horen. „Alleen zit ik dan weer met de vraag of wij dan nu reeds de totale heerschappij van Rusland vrij haar gang mogen laten gaan en dan ons pacifisme in ieder geval niet meer politiek gestalte kunnen geven". Zit daar niet de kneep? In de nota wordt daar niet expliciet over gesproken; er wordt meer uitgegaan van de militaire krachtsverhouding tussen de NAVO en het Warschaupact, meer- om bepaalde termen van volksgezondheid over te nemen - van de tweede dan van de eerste echelon. Em die twee zijn toch onverbrekelijk met elkaar verbonden? Of werd dit als bekend verondersteld? Maar dan roept men in de huidige geestelijke situatie toch vanzelf eenzijdige reacties op? Aan dit bijkans verzwegen maar toch belangrijke aspect zou ik de beide bewindslieden willen vragen in de beantwoording de nodige aandacht te willen besteden. Ik zei zojuist, dat we leven in een spanningsveld; liever nog zou ik willen zeggen: in de spanning van twee werelden, die van de bedeling en van de komende, die waarin naast Gods Geest ook nog de geest van de satan werkt en de overhand schijnt te krijgen en die waarin de Geest van God de gehele aarde vervullen zal van vrede. En de werkelijke vrede zal pas komen met de wederkomst van Christus, met het nieuwe Jeruzalem dat neer zal dalen van Boven. In alle eerlijkheid moet ik zeggen dat ik dat heb gemist in de inleidende openingszin. Ik vind dat deze boventijdelijke noties er niet bij mogen ontbreken. Zorg over de bewapeningswedren leeft ook bij onze fractie. Met inachtneming van wat ik zojuist opmerkte kunnen wij ons wel in grote trekken vinden in de nuchtere visie, die in de nota naar voren komt.

REDUCEREN AFHANKELIJKHEID ROL KERNWAPENS

De Regering streeft in het bijzonder naar het reduceren van de afhankelijk­ heid van de rol van de kernwapens. Daartoe is echter een evenwicht in de conventionele bewapening vereist. Nu blijkt het bijzonder moeüijk de conventionele krachtsverhouding tussen de NAVO en het Warschaupact te beoordelen. Ook de nota gewaagt daarvan, zij het dat zij alleen het kwantitatieve verschil aanstipt. Maar speelt ook geen rol de interne functie van het handhaven van de rust in het Sovjetblok - denk aan 1956 en 1968 - en tevens de functie om in het geval van een crisis het partij kiezen van satellietlanden voor de andere zijde te voorkómen? Vormt deze meervoudige functie niet een moeilijkheid om tot een gelijktrekking te komen? Ook bij MBFR-overleg tot wederzijdse troepenvermindering? Hoe schat de Minister dit in? Moeten ook niet vele kwahtatieve factoren in beschouwing worden genomen? Afgezien van de onzekerheid over tijdstip en omvang van inzet van nucleaire middelen als wezenlijk element in de afschrikking, waardoor de kans op het ontstaan van een gewapend conflict wordt verminderd, doet zich de vraag voor naar het instabiele karakter van een louter conventionele evenwichtspositie, dat wil zeggen naar de kwalitatieve factoren zoals overrompeling, keuze van tijd en plaats en de voortduring van nieuwe vindingen.

Onze fractie kan zich uiteraard wel vinden in de aangegeven grenzen voor wat betreft de terugdringing van de rol van de kernwapens en de keuze voor concentionele alternatieven, maar meer dan een terugdringen zal het niet opleveren. Niet alleen omdat „zolang de Sovj et-Unie over nucleaire wapens beschikt....enz.", maar toch ook zeer in het bijzonder vanwege het feit dat een louter conventionele evenwichtspositie alleen niet de basis kan zijn van een effectieve afschrikking. Het nucleaire arsenaal - zowel strategisch als tactisch - brengt de definitieve afschrikking binnen bereik en roept de paradox op van vrede door de mogelijkheid van totale vernietiging. Het lopen op het scherp van de snede, hartstochtelijke tegenstand en bijna niet te staven nuchterheid.

Oorlog willen om oorlog te voorkomen; wat dat betreft behoeven wij ons echt niet te verheffen over ons technisch kunnen. De triade van conventionele wapens, tactische, nucleaire en strategische, moeten echter als een onmisbaar onderdeel van de NAVO worden gezien. De wapens van de grijze zone zijn de hoofdrolspelers in het Europese theater. Buiten de SALT, tussen de beide grootmachten om vormt zij een derde macht, niet zwart en niet wit, maar niet minder dreigend.

Ik kom daar straks nog op terug. In dit verband komt de door prof. Röling bepleite strategie, namelijk de zichtbare onmogelijkheid om aan te vallen, positief over, alhoewel ook hier de wens wel eens de vader van de gedachte kan zijn. In de visie van de Minister over vooral de tactische kernwapens wordt voor de numerieke invalshoek gekozen. Op zich is dit niet af te keuren, maar moeten er ook niet andere wegen worden bewandeld? Prof. Von Gesau sprak over wapenbeheersing langs de weg van beheersing of vermindering van wederzijdse taken, omdat vifa die weg de wederzijdse veiligheid kan worden vergroot, terwijl hij eraan toevoegde dat de wapenbeheersing veel meer moet worden benaderd vanuit de optiek van beperking van oorlogsgeweld dan van voorkoming van oorlog. Hij noemde het een poging tot een andere ingang die het humanitair oorlogsrecht niet in de kou laat staan en die alles heeft te maken met het aanpakken van wapenbeheersing in oorlogstijd.

Wij zouden als fractie hierop een reactie van de bewindsman in het belang van parallel lopende opvattingen ten hoogste waarderen. Welk gewicht kennen de bewindsUeden toe aan de opvatting dat de Sovjet-Unie wat al te nadrukkelijk gebruik maakt van de huidige afkeer van kernwapens in het Westen en hoe oordelen zij over destabiliserende effecten daarvan?

De relatieve marges van Minister Scholten in het kader van de grote zorgvuldigheid die moet worden betracht bij veranderingen op het gebied van de tactische kernwapens deelt onze fractie. Dit geldt te meer als wij afgaan op dat wat hij te berde heeft gebracht op de halfjaarlijkse bijeenkomst van de NAVO-ministers van defensie waar modernisering van tactische kernwapens hoog in het vaandel stond. Dual capability (tweezijdige gebruiksmogelijkheid) komt hierbij levensgroot om de hoek kijken.

Ik kan zeggen dat ik mij met de vele beschouwingen hieromtrent kan verenigen. De flexibele inzet en opvoeringsverschrikking die hierdoor wordt verkregen binnen bepaalde strategische en tactische modellen, terwijl tevens de mogelijkheid van conventior nele alternatieven werkelijk worden beproefd en getoetst, geven in ieder geval marginale hoop op verminderde afhankelijkheid van kernwapens.

De drie maatstaven die worden genoemd, worden door onze fractie, uiteraard met de nodige omzichtigheid, tot de hare gemaakt, te weten vernieuwingen af te stemmen op evenwichtige krachtsverhouding tussen Oost en West, niet-nucleaire wapensystemen en gevolgen van veranderingen op het gebied van tactische wapens dienen rechtstreeks gevolg te hebben voor de onderhandelingstafel als het gaat om beheersing tussen Oost en West.

HET NAVO-DEEL

Ik kom nu op het NAVO-deel. Onze fractie is de bewindslieden erkentelijk voor hun duidelijke waardering voor het NAVO-lidmaatschap. De memorie van toelichting stelt: „De betekenis van het bondgenootschap en het Nederlandse Udmaatschap van de NAVO is de afgelopen 30 jaar zeer groot geweest. Voortzetting van het bondgenootschap en van ons lidmaatschap is in de huidige situatie de beste waarborg voor onze veiligheid". Het doet ons genoegen dat niet alleen de per definitie pohtieke memorie van toelichting tot deze waardering komt, maar dat ik die ook terugvind in een toch meer geobjectiveerd stuk als een pubUkatie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, te weten de nota „internationale macht en interne autonomie". U kunt dat vinden op blz. 53 van die nota. Er zijn helaas telkens weer stemmen voor een uittreden uit de NAVO of die althans met deze gedachten dreigen; een spelen met politiek vuur waarbij nogal eens over het hoofd wordt gezien dat Nederland door het Verdrag van Brussel tot 1998 een militair bondgenoot van Engeland, Frankrijk, België, Luxemburg, West-Duitsland en Italië is.

WAAR MOGELIJK SUBSTITUTIE

Waar mogelijk substitutie van kernwapens door conventionele bewapening! Wij hebben dit genoteerd als een belangrijk beleidsadagium van deze be\yindslieden. Bevinden zij zich daarbij niet opnieuw in een span­ ningsveld? Immers, de keuze voor conventionele alternatieven in de plaats van tactisch nucleaire wapensystemen kan extra kosten met zich brengen, zie blz. 8 van de memorie van toelichting. Zijn de bewindslieden zich bewust van de zware hypotheek die zij hiermede leggen op de politieke bereidheid om extra te offeren voor defensie en dat in een guur „bestek '81klimaat"? Zou die bereidheid evenzeer en in gelijke mate in brede kringen van de samenleving aanwezig zijn als de noodzakelijke bezinning op de plaats en de taak van de kernwapens in het geheel van de verdediging van het vrije Westen? Bij ons leven daaromtrent de nodige twijfels.

Wanneer die hypotheek niet afgelost zou worden, zou er wel eens executie plaats kunnen vinden: aan de ene kant is het Warschaupact ons dan voorbijgestreefd op het gebied van de tactische nucleaire bewapening en aan de andere kant zou de balans op het gebied van de conventionele strijdkrachten nog duidelijker doorgeslagen zijn in het nadeel van de NAVO. Gaarne krijg ik een beschouwing van de kant van de bewindslieden over de problemen die hier toch wel liggen! VERANDERDE RUSSISCHE DOCTRINE

„De land- en luchtstrijdmachten van het Warschaupact zijn de laatste jaren sterk ontwikkeld en daardoor in staat - nog beter dan voorheen - offensief en verrassend op te treden", aldus de memorie van toelichting, blz. 7. Zouden de bewindslieden daaraan de conclusie willen verbinden dat er, zoals de luitenant-kolonel b.d. Bloema in Intermediair van 1 dec. jl. betoogde, sprake is van een nieuwe Russische militaire strategie?

„Thans is de Russische doctrine veranderd in een snelle aanval van zeer geoefende parate troepen met kwalitatief hoogwaardig materieel", aldus Bloema. Komt dat element van de verrassingsaanval ook niet naar voren in de memorie van toelichting die op blz. 7 spreekt over de manier waarop twee keer per jaar de troepen in Oost-Europa met luchttransport worden afgelost? Is dat geen openlijke demonstratie van een mogelijk snel en verrassend agressief optreden? „Nieuw is ook dat de tactische nucleaire middelen van het Warschaupact worden verbeterd", zo lees ik voorts op blz. 7 van de memorie van toelichting. Kan dat een gevolg zijn van een zekere ontspanning op strategisch terrein tussen de USSR en de VS in verband met SALT? Geloven de bewindslieden in de Schlesinger doctrine zoals omschreven door Bloema? Terwille van de tijd zal ik het citaat niet geven.

Zou een dergelijke ontspanning nu wel zo gunstig zijn voor Europa, al wordt dan de nadruk gelegd - ook in de memorie van toelichting - op het niet-nucleaire deel van een eventueel gewapend conflict? Meer concreet gesteld: kan SALT de tactische kernwapendrempel verlegen en moet de verbetering van de tactische nucleaire middelen van het Warschaupact in dat licht worden bezien? In dit geval zou ik de kwestie op willen werpen in hoeverre het bilaterale SALT-overleg een belemmerende invloed heeft of kan krijgen op de Atlantische samenwerking? Ik verwijs daarbij naar de brochure- SALT van de Atlantische Commissie van de hand van Staatssecretaris Van Eekelen.

Hoe staat het met de Russische aandrang op verbod van overdracht van technologie aan derde (=Europese!) landen? Kan Europa zich op eigen houtje teweerstellen tegen met name de SS-20-raket? Onderkent de Regering het gevaar dat de USSR een wig kan drijven tussen de VS en de Europese bondgenoten? Zo ja, zijn zij dan bereid aan te dringen op een intensivering van de SALT-consultaties in NAVO-verband?

Onze fractie is de Minister van Buitenlandse Zaken erkentelijk voor zijn nuchtere analyse van de werkelijke problemen op weg naar ontspanning en veiligheid. Mogen wij althans de passage in de memorie van toelichting van Buitenlandse Zaken (blz. 13) die handelt over de verminderde vooruitgang in de ontspanning zo uitleggen dat het de ideologie van het Oosten is die uiteindelijk de ontspanning in de weg staat? Genoemd worden immers de niet aflatende groei van het militaire potentieel van het Warschaupact en de destabiliserende activiteiten van communistische landen in de Derde Wereld. Komt de ware gedaante van de atheïstische staatsideologie niet het meest onthullend naar voren op het punt van de mensenrechten, waarbij wij vooral denken aan de geestelijke vrijheid van belijden?

Ik behoef slechts de naam van de Russische baptistenpredikant ds. Vins te noemen. Naar onze overtuiging gaat het niet allereerst om zaken als MBFR, SALT, Non-Profileratieverdrag of Helsinki. De strijd zit dieper nl. tegen ideologieën, tegen geestelijke boosheden. Zo bezien gaat dit de vraag: havik of duif verre te boven! Het gaat uit­ eindelijk om de bescherming van de vrijheid om God te dienen naar de eis van Zijn Woord.

„De regering zal ter voorbereiding van de bijeenkomst in november 1980 in Madrid meer aandacht besteden aan bilaterale contacten, die met de Oosteuropese landen inbegrepen", zo lees ik op blz. 14/15 memorie van toelichting van Buitenlandse Zaken. Zullen bilaterale contacten echter niet als een boemerang uitwerken op de beoogde ontspanning? Kan de bewindsman zich met ons indenken dat indien Nederland met bij voorbeeld Roemenië de bijeenkomst van Madrid zou gaan bespreken, hierbij wel eens op gevoelige Sovjet-tenen getrapt kan worden? Zou men niet het verwijt op zich laden bezig te zijn met loswekingspogingen?

TENSLOTTE: KERNBEWAPENING EN ABORTUS PROVOCATUS

Ten slotte wil ik nog een vraag stellen over een artikel in „Europaïsche Wehrkunde" van de hand van A. M. Hoeber en J. D. Douglass jr. over het probleem van de chemische oorlogsvoering. Dat punt is eigenlijk niet in de afwegingen in de nota betrokken, noch in de memorie van toelichting. Gaarne ter zake het oordeel van de bewindslieden. De A is wel behandeld, maar de B en de C van de trits ABC-wapens niet!

Ten slotte nog een opmerking over de vergelijking tussen kernwapens en abortus provocatus. Is die vergelijking wel helemaal terecht? Geldt zij eigenlijk niet voor alle geweldsmiddelen? Er zijn twee verschillen. Iedereen geeft duidelijk blijk van verzet tegen kernbewapening dan wel ziet het tot zijn plicht, slechts het afschrikkingselement in het geding te brengen en het gebruik zo mogelijk te voorkómen. Bij abortus provocatus zien velen de beschermwaardigheid van het leven niet meer. Verder heeft kernbewapening tot op heden alleen potentiële mogelijkheden tot vernietiging van het leven en men heeft de intentie, haar zo mogelijk nooit te gebruiken. Abortus provocatus wordt - helaas - reeds op grote schaal toegepast en dat tegen de duidelijke bedoeling van de wet in.

UIT HET ANTWOORD VAN MI­ NISTER SCHOLTEN VAN DEFEN­ SIE

VERANTWOORDING Bij het onderhavige debat waren twee bewindslieden betrokken. Van der Klaauw van Buitenlandse Zaken en Scholten van Defensie. Beiden antwoordden uitvoerig. Ondoenlijk om samenvattend daarover te berichten. Daarbij komt dat gedachtenwisseling in tweede termijn om der tij ds wille moest worden uitgesteld tot één van de komende weken. Met andere woorden: nadere politieke toespitsing moet nog plaatsvinden. Daarvan hopen we u op de hoogte te houden. Op dit moment kunnen we echter daarom alleen maar volstaan met een enkele weergave van een dwarsdoorsnede uit het antwoord van de minister van Defensie. En die volgt nu.

GODSDIENSTIGE EN ZEDELIJKE VRAGEN

De heer Dankert heeft een punt naar voren gebracht dat ook in de publieke discussie over mijn annexe bij de begroting nogal sterk in de belangstelling is gekomen, onder meer van de kant van het IKV, namelijk dat aan het leed dat een kernwapenoorlog te weeg brengt en de daarmee samenhangende godsdienstige en zedelijke vragen onvoldoende aandacht zou zijn besteed. De heer De Kwaadsteniet heeft aan deze aspecten een zeer belangwekkende beschouwing gewijd. Alle uitspraken en beschouwingen over de kernbewapening zoals die in de nota zijn gegeven en ook door mijn ambtgenoot vanavond naar voren zijn gebracht, zijn doortrokken van ons besef, een besef dat ook is verwoord in het regeerakkoord, dat wil de mensheid overleven er een einde moet komen aan de wapenwedloop.

In de memorie heb ik ook uitdrukkelijk voorop gesteld dat kernwapens door hun bijzondere vernietigingskracht zeer fundamentele vragen oproepen, niet in de laatste plaats van ethische en religieuze aard.

Aan de verontrusting over en de geestelijke nood rondom de kernbewapening tilt dit kabinet zeer zwaar. Waarom anders die diepe zorg om en de bezinning op de rol van dit soort wapens?

Bij bezinning ontkomen wij niet aan wat wij het dilemma hebben genoemd en wat misschien in wezen het dilemma is geweest dat al speelde in het begin van de jaren vijftig, in het Teller- Oppenheimer-debat, waarin de uitspraak werd gedaan dat het atoomwapen dat oorlogvoeren onmogelijk maakt en oorlog moet uitbannen zijn functie van oorlogvoorkoming alleen kan vervullen in een weldoordachte strategische opzet, waarin, om wille van de geloofwaardigheid, operatio- , nele inzet moet worden verondersteld. Ik begrijp dat velen om godsdienstige, humanitaire, ethische en morele redenen hiermee moeite hebben. Ook zonder uitweidingen over de verschrikkingen weet ieder om welke catastrofes het gaat. Ik merk dat ook uit de stroom van brieven die mij dagelijks uit-4iet land bereikt.

De Regering, verantwoordelijk voor de veiligheid in dit atoomtijdperk, kan niet anders dan samen met de bondgenoten en, zo ons daartoe de kansen worden geboden, in overleg met de andere zijde, werken aan een internationale politiek strategische structuur, waarin het oorlogvoorkomende effect van het atoomwapen tot het uiterste wordt opgevoerd en de gevaren die aan de bewapening zijn verbonden tot het uiterste worden teruggedrongen.

Heldring heeft in verschillende artikelen in het NRC-Handelsblad erop gewezen dat wij met de kernwapens in de afgelopen jaren langer gespaard zijn gebleven voor een wereldoorlog dan in voorgaande perioden zonder kernwapens. Het bewijs is natuurlijk nimmer te leveren dat dit aan de kernwapens is te danken, maar het objectieve feit is er dat wij nu, ruim dertig jaar na 1945, nog in vrede in Europa kunnen leven, mét kernwapens.

Dat ik met al mijn duidelijk in de nota uitgesproken besef voor het leed dat een kernoorlog zou toebrengen, niet zo uitvoerig in de begroting daarover heb gesproken als velen kennelijk graag hadden gezien en ook van mij hadden verwacht, wil niet zeggen dat ik aan dit aspect bij de opstelling van de nota niet veel aandacht zou hebben gegeven. Het ligt misschien ook .wel iets aan mijn karakterstructuur dat dat niet zo uitvoerig in deze nota is terecht gekomen.

Overigens voeg ik hieraan toe dat ik de indruk heb - ik kijk dan ook naar wat de heer Brinkhorst heeft gezegd - dat velen die zo tegen kernwapens ageren het leed dat een conventionele oorlog bij de stand van de techniek van dit moment zou teweeg brengen, onderschatten. Vandaar mijn nadruk, niet op het gebruik van kernwapens, maar op het gebruik in de strategie om oorlog te voorkomen.

Het zal u duidelijk zijn dat het mij wel heeft getroffen dat christenen andere christenen hebben verweten welbewust het leed van een kernoorlog over het hoofd te willen zien.

VIA DE OLIJFBERG

De christen, die pleit voor het onvoorwaardelijk, onmiddellijk en eenzijdig uitbannen van kernwapens vindt zeker bijbelse uitspraken om zijn standpunt te rechtvaardigen. Ik heb de legitimiteit daarvan nooit in twijfel getrokken en doe dat ook vanavond niet. Wat ik wel van mijn mede-christenen zou willen vragen is op zijn minst begrip voor het feit, dat men ook uitgaande van het evangelie als leidraad voor het politieke handelen, tot een andere conclusie kan komen, namelijk de conclusie, dat men in de situatie waarin deze wereld door de ontdekking van de kernenergie en door de produktie van kernwapens is gekomen een beleid gericht op oorlog-voorkóming en dus op vrede niet dient door eenzijdig de kernbewapening af te schaffen.

De geachte afgevaardigde de heer Van Dis heeft tegen mij gezegd: een boventijdse notie ontbreekt toch in uw nota. Ik heb die inderdaad, geachte afgevaardigde, niet verwoord, maar mag ik - en dat is misschien wat persoonlijk - toch zeggen, dat ik - en u zult dat begrijpen - juist bij het opstellen van deze nota de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester zo sterk voor ogen heb gehad. En mag ik ook tegen u zeggen - u zult het in ieder geval begrijpen als u Lucas 19 leest - dat de weg naar de voleinding altijd via de Olijfberg gaat.

MET VOLDOENING VASTGESTELD

Er wordt mij soms verweten, dat ik geen prijs noem die ik wil betalen voor het terugdringen van de rol van kernwapens. Ik moet in alle duidelijkheid zeggen: ik ben niet bereid de prijs te betalen van het grote gevaar van oorlog en bedreiging van de vrede door verzwakking van de afschrikking door eenzijdige maatregelen. De genuanceerde beschouwing van de heer De Kwaadsteniet ten aanzien van de problematiek waarover wij nu spreken die hij vanmiddag heeft gehouden, heeft mij sterk aangesproken, vooral waar hij stelde, dat de overheid vanzelfsprekend persoonlijke gevoelens en gewetensuitspraken moet eerbiedigen maar deze nooit uitsluitend als richtsnoer voor haar handelen kan nemen.

De overheid heeft als hoge taak, het kwaad te beheersen. Dat houdt zonder meer in, dat zij de macht, waarover zij beschikt en waarover zij ook moet beschikken, zodanig moet beheersen dat daarmede de gerechtigheid wordt gediend. Maar ieder weet, dat om in ons tijdperk macht te kunnen beheersen meer nodig is dan het voornemen geen oorlog te voeren. De politiek van oorlog-voorkóming moet met concrete middelen kunnen worden afgedwongen. Ik heb met voldoening vastgesteld, dat ook de geachte afgevaardigden de heren Verbrugh en Van Dis de moeilijke problematiek waarvoor wij allen staan in deze zin willen benaderen.

Ik wil mede naar aanleiding van de woorden van de heren Ploeg en De Kwaadsteniet onderstrepen dat het verontrustend is dat slechts het risico van de inzet van de kernwapens en de afschuwelijke uitwerking ervan de mensheid tot een zekere behoedzaamheid heeft gebracht. In de voor alles oorlogvoorkomende functie van kernwapens is tot op de dag van vandaag geen wijziging gekomen. Wij zullen ons hierbij ook in de toekomst moeten neerleggen en wij zullen de afschrikking welbewust en evenwichtig moeten blijven benaderen.

Anderzijds moeten wij ervoor hoeden - de geachte afgevaardigde de heer De Kwaadsteniet heeft dat zo treffend gezegd — dat een mogelijke gewenning aan het vermogen tot wederzijdse vernietiging leidt tot afstomping. Wij moeten er ook voor waken, dat de bedreiging van kernwapens ons zo beangstigt dat de strategie van-de afschrikking door ons zelf wordt ondermijnd. Wij moeten niet ons zelf afschrikken. Immers, anders zou onze geloofwaardigheid ernstig worden aangetast.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1979

De Banier | 8 Pagina's

Kernbewapening en de NAVO

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1979

De Banier | 8 Pagina's