Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik haat hem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik haat hem

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Ds. G. Blom, Meerkerk

Toen zeide de koning van Israël tot Josafat: Er is nog één man, om door hem de HEERE te vragen, maar ik haat hem, omdat hij over mij niets goeds profeteert, maar kwaad: Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning zegge niet alzo!

1 Koningen 22:8. Josafat had gevraagd: Is er niet nog een profeet des HEBREN, dat wij het van hem vragen mochten? Dat was, toen de vierhonderd profeten van Achab getuigd hadden: Trek op, want de HEERE zal ze, namelijk Ramoth in Gilead, in de hand des konings geven.

Zou Achab deze reactie van Josafat hebben verwacht? We weten het niet, maar dit is wel zeker, dat hij graag gehad had, dat Josafat zonder meer de uitspraak van die vierhonderd mannen voor waar aanvaard had. Uit wat er later gebeurt - het vermomd in de krijg gaan - krijgen we de indruk, dat Achab toch niet helemaal overtuigd is van de goede afloop van de expeditie. De uitspraak van zijn profeten kan hem geruststellen. Daarom zou hij zeker liever hebben gehad, dat Josafat deze vraag niet had gesteld.

Wat moet hij nu doen? Kan hij er zich niet van afmaken door te zeggen, dat hij al zijn profeten heeft laten komen, dat er geen andere ter beschikking is? Dit is mogelijk bij hem opgekomen, maar hij kan in deze niet doen wat hij zelf zou willen. We moeten niet vergeten, dat de Heere alles bestuurt. Hij wil in deze situatie nog voor de laatste maal door een van Zijn ware dienaren aan Achab Zijn woord doen horen. Daarna zal Hij niet meer spreken, maar Achab aan het oordeel overgeven.

Dit mogen we wel voor ogen houden. Al heeft de mens de leugen verkoren, de Heere wil er toch voor zorgen, dat hier en daar en op vele plaatsen toch nog Zijn woord verkondigd wordt. Dit Woord is de wereld ingegaan en de Heere komt met Zijn Woord in Zijn huis, maar ook in de paleizen van koningen en aanzienlijken. Hij vraagt aandacht voor Zijn Woord bij regering en regeerders en Hij laat zeggen: Als het niet is naar Mijn Woord zal het geen dageraad hebben.

De Heere heeft in het goddeloze Israël toch nog een ware profeet, een profeet, die wandelt in de vreze Gods. Hij staat alleen, ondervindt druk en spot en gevangenschap, maar die onder alles getrouw is. Getrouw door de genade Gods, door de bediening des Geestes, uit de volheid van Hem, Die eens het Voorbeeld van volharding en getrouwheid zal zijn. Die Zijn leven zal geven voor de Zijnen. Het is Micha, de zoon van Jimla, die in Achabs dagen op wacht staat en getuigt: Dit is de weg, wandel in dezelve!

Het gaat om zulke profeten. Allereerst in de gezinnen, maar ook in de maatschappij en in de kerk en op staatkundig terrein. Het gaat om mannen, die de vreze Gods deelachtig zijn, die geen bondgenootschap sluiten met wereld en zonde, maar begeren getuigen van Christus te zijn en te spreken: alzo zegt de HEERE. Het is te begrijpen, dat men zulke stemmen niet graag hoort, dat men liever zulke stemmen het zwijgen oplegt. Denk aan de gedachte, die naar voren gekomen is, om het kiesstelsel zo te wijzigen, dat er in de Tweede Kamer geen vertegenwoordigers van kleine partijen meer zullen zijn. Men wU niet naar Gods Woord luisteren. Dat Woord veroordeelt, klaagt aan, roept tot inkeer.

Maar om tot Achab terug te keren. Hij kan niet ontkennen, dat er nog een profeet is, een profeet van een ander gehalte. Die zou geraadpleegd kunnen worden. Die is in de buurt en kan dus geroepen worden. Maar Achab wU daar eigenlijk niet van weten. Hij heeft genoeg aan die vierhonderd profeten. Die Micha kent hij ook wel. Hij heeft hem meermalen horen spreken in de naam des HEEREN. Hij heeft meermalen naar hem moeten luisteren, maar tegen zijn wil. De boodschappen van Micha hebben gevoelens van afkeer bij hem opgewekt. Hij ziet die profeet niet graag in zijn omgeving. Hij zou hem het zwijgen willen opleggen. Sterker, hij haat deze getrouwe getuige des Heeren. En waarom? Wel, omdat deze de waarheid spreekt. Die wil Achab niet horen. Die profeet had nooit een goede boodschap voor hem. Dat kon ook niet, want hij wandelde in een weg die niet goed was. Die Micha had alleen maar een onheilsboodschap voor hem. Dat is ook te begrijpen. Daar had Achab het zelf naar gemaakt. Maar Achab wilde dat niet aanvaarden. Hij wilde niet in de schuld komen voor de Heere, zoals later Manasse, die in de gevangenis te Babel erkende, dat de HEERE God is. Bij Achab wekte het zien van de profeet en het horen van zijn boodschap alleen haat en vijandschap op, die voortvloeide uit zijn vijandschap tegen God en Zijn gebod.

Arme Achab. Had hij maar wel de vermaningen van Micha ben Jimla ter harte genomen en zijn Rechter om genade gebeden. Dan was er ook voor hem nog verwachting geweest. Maar neen, hij kon en hij wilde niet tot inkeer komen. Hij had zichzelf verkocht om kwaad te doen in de ogen des Heeren. Achab is daar ten volle voor verantwoordelijk. Dat staat vast. Maar we kunnen hier ook zien, dat de Heere aan Achab naar Zijn vrijmacht onthoudt, wat Hij aan Manasse wel gegeven heeft. Laat dit ons ter waarschuwing zijn, opdat we niet vallen en omkomen in de strikken van ongeloof, vijandschap en verharding.

Achab erkent dus wel, dat er nog een profeet des Heeren is, maar hij kan niet nalaten te zeggen hoe hij over die man denkt en waarom hij zo over hem denkt: ik haat hem, omdat hij over mij niets goeds profeteert, maar kwaad. Josafat moet begrijpen, dat hij die profeet niet kan laten komen. Micha zal wel weer zo'n kwade tijding voor hem hebben en daar is hij niet op gesteld. Zo spreekt Achab en zo spreken alle mensen in hun natuurstaat. Hij wil de waarheid niet horen en toch dient die waarheid zich telkens weer aan!

Moet Josafat zich bij het standpunt van Achab maar neerleggen en zeggen: laat maar blijven? Neen, dat kan hij niet. Al zal het woord van de profeet hem veroordelen, hij is toch aan de waarheid verbonden. Hij begeert toch een woord uit de mond des Heeren te horen, een woord, dat werkelijk van de Heere is.

De koning zegge niet alzo! Dat is de reactie van Josafat. Hij blijft spreken op een hoffelijke wijze, maar laat duidelijk uitkomen, dat hij bij zijn mening blijft, dat naar de mond des Heeren moet worden gevraagd, dat deze profeet moet komen.

Hier kunnen we onszelf aan toetsen. Hier moet ook de prediking aan worden getoetst. En hier ligt ook de roeping op staatkundig gebied. Er moet naar de Heere worden gevraagd en naar Hem worden geluisterd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1979

De Banier | 8 Pagina's

Ik haat hem

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1979

De Banier | 8 Pagina's