Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Machtigingswet internationaal  centrum voor watervoorziening

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Machtigingswet internationaal centrum voor watervoorziening

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

door ir. H. van Rossuin

NIEUWE AFSTAMMELING

Uit de schriftelijke behandeling van deze machtigingswet is al wel gebleken dat onze fractie op zichzelf geen bezwaar heeft tegen de oprichting van een zelfstandige stichting „International Reference Centre for Community Water Supply and Sanitation", afgekort IRC. Toch blijven er in de thans gekozen constructie nog wel enige vragen onbeantwoord. Het IRC is een nieuwe afstammeling van de VN-familie. Nu kan dat voor het specialistische terrein waarop dit orgaan gaat werken alleen maar een voordeel zijn, maar zoals helaas al te veel blijkt, komen er aan de grenzen van het specialistisch vakgebied snel competentieverschillen. Nu is het eenvoudig, om in de witte stukken te schrijven dat zulke verschillen door onderling overleg gemakkelijk tot een oplossing gebracht moeten kunnen worden. De praktijk is echter vaak veel sterker dan de leer. Hoe moeilijk is het soms, kleinigheden, waarbij twee ministeries verschil van inzicht hebben, tot een bevredigende oplossing te brengen! Dan gaat het over één land en eenzelfde cultuurpatroon.

In de VN-familie gaat het gesprek tussen mensen van vaak zeer verschillende herkomst, opleiding, cultuurpatroon enzovoort. Ieder werkt op eigen terrein en beziet eigen problemen door eigen bril. Zonder bepalingen over duidelijke grensafbakening of over overlegstructuren kan een te grote zelfstandigheid gemakkelijk leiden tot conflicten, die dan bij gebrek aan politiek verantwoordelijke organen moeilijk oplosbaar zijn en daardoor sterk vertragend werken.

ENKELE VOORBEELDEN

Ik ben mij ervan bewust, dat ik in wat algemene termen spreek. Dat kan misverstanden oproepen. Om dit te voorkomen wil ik trachten, enkele voorbeelden te geven. Het zijn uitdrukkelijk voorbeelden. Het is geen uitputtende opsomming. Zij zijn dan ook gemakkelijk met vele andere aan te vullen. Ik noem er enkele:

In een hoog geciviliseerd gebied zoals dat van West-Europa zien wij in geen 20 jaar kans, het eens te worden over de kwaliteit van het Rijnwater, althans over verbetering hiervan, doordat wij moeilijkheden ondervinden van een regionaal milieuprobleem van zoutopslag in de ondergrond. Problemen van soortgelijke aard zijn bij een groot

aantal internationale rivieren mogelijk.

In vele gevallen zijn bij internationale rivieren de lager gelegen landen afhankelijk van de hoger gelegen landen. Het water wordt echter dan vaak boven en beneden voor verschillende doeleinden gebruikt en men zoekt dan mitsdien aansluiting bij verschillende internationale organisaties. Wat is er in woord en geschrift al niet gedaan om de waterproblemen tussen India en Bangla Desh tot een oplossing te brengen? Ondanks alle hulp van verschillende — niet altijd gelijk denkende - internationale organisaties is het, voor zover mij althans bekend, tot op heden niet gelukt, voor dit in wezen politieke probleem een bevredigende, technische oplossing te vinden.

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt - mijns inziens terecht - in het algemeen om kwalitatieve redenen voor de openbare drinkwatervoorziening de voorkeur uitgesproken voor grondwater boven oppervlaktewater. Nu zijn er vele gebieden ter wereld met droge en natte seizoenen. In verband met de voedselvoorziening is men dan vaak op irrigatie aangewezen en is tijdelijk opslag van water achter grote stuwdammen vaak de enig mogelijke oplossing. Het gebruik van drinkwater uit deze stuwmeren, eventueel indirekt door in de oevers geïnfiltreerd water, ligt dan voor de hand. De belangen van landbouw en drinkwatervoorziening lopen echter slechts ten dele parallel en het is dan ook zeer de vraag, of zulke stuwdammen ten volle voldoen aan punt 59, onder n, van de Waterconferentie in Mar del Plata - waarvan een zeer instructief en goed leesbaar verslag is verschenen; er staan heel wat interessante punten in — waarbij voor gebieden die periodiek te lijden hebben van tekort aan drinkwater een noodprogramma is voorgeschreven. Het zal onnodig zijn te vermelden dat als dezelfde stuwdam ook nog gebruikt wordt voor energieopwekking (grotere peil variaties) of voor scheepvaart (liefst kleinere peilvariaties) de tegenstellingen alleen maar toenemen. Hoe komt men dan multidisciplinair tot een bevredigende oplossing, indien ieder internationaal instituut volgens de voorliggende statuten (artikel 2) zijn eigen kennis en ervaring inbrengt? Is het gevaar niet groot, dat het instituut dat de deskimdigen met het meeste overwicht inbrengt het meeste van de ideeën in de te vinden oplossing zal inbrengen? De ervaring heeft op dat gebied iets geleerd.

Het viel ons op in de Annex bij het verslag van de Waterconferentie (punten 15 t/m 19) dat alleen in Westaziatische landen speciale comités werkzaam zijn om problemen die ontstaan bij „subregional streams" en „underground aquifers" en nog een aantal onderwerpen door coördinatie tot een oplossing te brengen. Is dat in de rest van de wereld minder noodzakelijk?

WATERBESCHAVING

Wat betreft de waterbeschaving heersen er in een aantal ontwikkelingslanden noodsituaties, staat in de nota naar aanleiding van het verslag. En wie zal het durven tegenspreken? Water is voor mens en dier een eerste levensbehoefte en voor het leven en de gezondheid van mens en dier onmisbaar. De vraag is nu in welk tempo de moeilijkheden moeten worden opgelost. Moet alles op alles gezet worden om eerst tot een hoge graad van waterbeschaving te komen en moeten alle beperkte middelen daaraan besteed worden of moet men met een step-bystep-benadering gelijktijdig werken aan een verbetering van de landbouw, industrialisatie, verbetering van transportwezen enz. enz.? In hoeverre is dan een IRC ondergeschikt aan een UNDP en werkt ze samen met een International Commission on Irrigation Drainage en met een International Organization on Large Dams?

Genoeg voorbeelden om de gedachtengang van onze fractie te adstrueren. De beschouwingen van de bewindslieden dienaangaande zie ik graag tegemoet.

Nog een paar vragen naar aanleiding van de schriftelijke gedachtenwisseling. Een rubricering van de verschillende onderwerpen zoals deze in de conferentie in Mar del Plata zijn behandeld naar de verschillende internationale organisaties was volgens de nota naar aanleiding van het eindverslag in kort bestek niet mogelijk. Op iets langere termijn is het dus wel mogelijk? Mag de Kamer dit dan toch alsnog tegemoet zien? Het zal het inzicht ongetwijfeld verhogen en het zal tevens duidelijk maken waar de verschillende grensgebieden tussen de verschillende organisaties liggen.

Op blz. 5 van de nota naar aanleiding van het verslag is sprake van een inventarisatie van de Wereldgezondheidsorganisatie in samenwerking met de Wereldbank, waarbij ook een taak is toebedeeld aan het IRC. Nu is de verwachting dat vele landen op 1 januari 1980 concrete plannen zullen hebben. Het is al gauw 1 januari 1980. De vraag is dan welke landen nog geen of slechts zeer fragmentarische plannen hebben. In hoeverre is hier een relatie met de graad van armoede en wat wordt gedaan indien zij uit eigen initiatief niet met eigen plannen komen? Wat moet er dan gedaan worden om hen alsnog toch binnen de gestelde termijn aan plannen te helpen?

INVESTERING

Indien naar schatting voor het bereiken van de doelstellingen van het drinkwater- en afvalverwijderingsdecennium in zijn totaUteit een investering in de orde van 300 miljard gulden nodig is, is er dan ook een mogelijkheid om per jaar 30 miljard gulden te krijgen? Hoe worden deze over de verschillende landen verdeeld en krijgen dichtbevolkte landen met grote kans op epidimieën prioriteit boven landen of landsdelen met een geringe dichtheid van bevolking? Kan hier op grond van gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie een nadere indicatie gegeven worden over doel en streven van de hulp en over de verhouding van de inspanning van het IRC ten opzichte van deze zeer grote investeringen?

Nog een kort vraagje over artikel 4 van de conceptstatuten. In het vierde lid wordt vastgelegd dat de leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor een periode van ten minste twee en ten hoogste vier jaar. In het tweede lid wordt bepaald dat het voorzitterschap fimctioneel gebonden is aan het directeurschap van het Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening, dus niet gebonden aan een persoon maar een functie. Mocht nu het Rijksinstituut ophouden te bestaan, dan benoemt de Minister een persoon van zijn Ministerie voor een periode van ten minste vier jaar. Waarom hier niet een binding aan een functie en zo dit moeilijk is, waarom dan bij een persoonlijke benoeming een afwijking van de andere leden van de Raad van Bestuur? TENSLOTTE

Ten slotte, water is kwantitatief en kwalitatief een eerste levensbehoefte voor alles wat leeft op aarde. Het is een wereldomvattend probleem. Naast materiële problemen zijn er ook geestelijke problemen. Op zonden zijn ernstige straffen en niet af te wenden oordelen bedreigd, oordelen die van buitenaf komen en die niet door mensen zijn op te lossen. Daarvan lezen we in de Openbaringen aan Johannes (8:10 en 11) „En de derde engel heeft gebazuind, en er is een grote ster, brandende als een fakkel, gevallen uit de hemel, en is gevallen op het derde deel der rivieren en op.de fonteinen der wateren. En de naam der ster wordt genoemd Alsem; en het derde deel der wateren werd tot alsem; en vele mensen zijn gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden".

Leert dit ons niet klein te worden? Leert dit ons niet dat naast de strijd voor voldoende en goed water het nodig is een nog ernstiger strijd te voeren tegen de overtreding van Gods wetten?

UIT HET ANTWOORD VAN MI­ NISTER GINJAAR

OOK ANDERE BELANGEN

De heer Van Rossum heeft enkele opmerkingen gemaakt met betrekking tot de rol van het IRC. Het werk van het IRC omvat niet de doelstellingen van de waterconferentie van Mar del Plata in totaal. Het IRC blijft zich concentreren op het specifieke terrein van de drinkwatervoorziening en de afvalverwijdering. De heer Van Rossum wijst erop dat er nog veel meer aspecten zijn en vraagt zich af, hoe ervoor wordt gezorgd dat er een nuttig multidisciplinaire samenwerking is, juist waar het gaat om tegenstrijcüge belangen.

De heer Van Rossum stelt in de eerste plaats dat het IRC een nieuwe loot is aan de stam van de Verenigde Naties. Ik denk dat als hij daarmee bedoelt dat het IRC een nieuw orgaan is naast de bestaande organen van de Verenigde Naties, ik hem daar niet helemaal in kan volgen. Het IRC werkt met en in het kader van andere organen van de Verenigde Naties op het specifieke terrein van drinkwatervoorziening en afvalverwijdering. Het staat dus niet organisatorisch naast, maar werkt nauw samen met de Wereldgezondheidsorganisatie en andere organen als Wereldbank, Kinderfronds, Milieuprogramma, FAO en Ontwikkelingsprogramma.

Wel ben ik het met hem eens, dat bij het ontwikkelingswerk niet alleen de belangen van de drinkwatervoorziening, maar ook andere belangen een rol spelen. Ik denk dat dan toch goed overleg ertoe zal moeten leiden dat de beste oplossing steeds gekozen wordt. Ik denk dat dit een wijze van functioneren met zich brengt die maakt dat men aan de ene kant met duidelijke eigen visies komt voor wat betreft het eigen beleidsgebied, maar aan de andere kant openstaat voor de andere aspecten die in het desbetreffende gebied een rol kunnen spelen. Het IRC draagt kennis aan op het eigen gebied en de landen waar het dan om gaat, moeten zelf de beslissing kunnen nemen ten aanzien van hun eigen prioriteiten en dat alles in goede samenspraak. Mag ik het nog eens een keer anders formuleren: het IRC draagt bij tot ontplooiing van de eigen krachten van de bevolking van die ontwikkelingsgebieden, maar legt daarbij tevens de nadruk op sociale en economische aspecten.

De heer Van Rossum (SGP): Ik heb natuurlijk nooit beweerd dat het IRC werkt op het gehele terrein dat in Mar del Plata is besproken. Dat zou natuurlijk volmaakte onzin zijn. In het verslag van Mar del Plata staat een hele reeks van zaken. Een deel daarvan (ik denk speciaal aan de onderdelen 15 tot en met 17) komt in het IRC wèl tot uitdrukking. Verder zijn er op talloze punten overlappingen met het IRC. Eigenlijk is er geen sprake van een duidelijke taakafbakening. Ik heb hiervan een aantal voorbeelden gegeven. Die taakafbakening geeft nu bij voorbeeld internationaal, juist als er sprake is van grensoverschrijdende rivieren (men denke aan India en Pakistan) problemen. Hoe komt men hier uit? Dit is het probleem. Wat doet het IRC? Wat doen andere internationale organisaties? Als de Minister zegt, dat een en ander door goed overleg moet worden opgelost, ben ik bang dat het in de meeste gevallen niet zal lukken. In een enkel geval zal het wel lukken, maar onze ervaring is dat het in de meeste gevallen niet lukt.

Minister Ginjaar: De heer Van Rossum heeft natuurlijk gelijk als hij stelt, dat het goed overleg in een aantal gevallen wèl tot resultaten leidt en in een aantal andere gevallen niet. Ik denk dat, behalve de verschillende internationale organisaties die in de betrokken gebieden functioneren, ook de afzonderlijke landen een eigen verantwoordelijkheid dragen. Ik meen dat het voor de ontwikkeling van de programma's die in een aantal landen nodig zijn, noodzakelijk is dat die landen een eigen verantwoordelijkheid dragen. Dit zou er natuurlijk wel eens toe kurmen leiden dat in sommige gevallen bij voorbeeld regionale comités worden opgericht en in andere niet. Ik denk dat door het IRC een duidelijk beleid moet worden gevoerd, dat erop gericht is om te komen tot een oplossing van die specifieke problemen. Dan zal door het IRC er niet van moeten worden uitgegaan dat samenwerking wel eens mislukt. Er zal dan juist voortdurend van moeten worden uitgegaan dat de samenwerking moet lukken. Ik denk dat dit toch een belangrijke karakteristiek van het werk van het IRC moet zijn.

De heer Van Rossum (SGP): Dat geloof ik graag. Ik twijfel er ook niet één seconde aan, dat dit de bedoelingen zijn. Er zijn echter een heleboel van die problemen ten aanzien van internationale tegenstellingen bij de Zambesi, de Assoeandam en dergelijke. Zo kan ik er tientallen opnoemen waarbij het niet gelukt is. Dat is nu het probleem. De Minister schept daarvoor geen kader. Ik worstel enigszins met dat probleem, omdat ik weet, dat er internationaal dikwijls geen overeenstemming wordt bereikt. Minister Ginjaar: Het is de vraag, of men binnen het IRC daarvoor een kader moet scheppen.

NIET BU BROOD ALLEEN

De heer Van Rossum vroeg voorts of nu alles op alles moet worden gezet om eerst tot een grote graad van waterbeschaving te komen en of de middelen, die natuurlijk altijd weer te beperkt zijn, daaraan moeten worden besteed dan wel of een gelijktijdig werken aan een verbetering van landbouw, industrialisatie en verbetering van het transportwezen toch niet de voorkeur verdient. De vraag stellen, is misschien haar beantwoorden. Drinkwater is een eerste levensbehoefte, al was het maar omdat wij zelf voor 70 tot 80% uit water bestaan. Bovendien leeft de mens niet bij water alleen. Ook heeft de heer Van Rossum gevraagd, in hoeverre het IRC ondergeschikt is aan het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties. Het IRC werkt met en in het kader van algemene ontwikkelingsprogramma's op een specifiek terrein en daarin moet het ook zijn gestalte krijgen.'Het decennium voor de drinkwatervoorziening en de afvalverwijdering ressorteert onder de coördinatievormen van de Verenigde Naties. Daarmee moet het werk van het IRC mede worden gecoördineerd met de programma's van andere VNorganen.

De heer Van Rossum vroeg ook nog naar de stelling in de nota naar aanleiding van het verslag, dat een rubrice­ ring van onderwerpen, behandeld in Mar del Plata, van internationale organisaties in kort bestek niet mogelijk is. Deze stelling beoogde alleen maar duidelijk te maken, dat een korte samenvatting van deze gegevens niet was te geven, omdat dit een uiteenzetting van de historische ontwikkeling van de Verenigde Naties zou vereisen. Dit betekent, dat die korte samenvatting niet in de tijd gebonden is. Op elk moment dat men die samenvatting zou geven, was het geven van die historische ontwikkeling noodzakelijk. Ik meen er het best aan te doen door de officiële uitgave van de Verenigde Naties te noemen: Every man's united nations, a complete handbook of the activities and evolution of the United Nations during its first twenty years. Daarop is ook een supplement.

Voorts heeft de heer Van Rossum iets gezegd over de landen, die eventueel op 1 januari 1981 - immers, op dat tijdstip begint het decennium - nog geen plannen of slechts zeer fragmentarische plannen zullen hebben. Deze vraag is nu nog niet te beantwoorden. Er zal toch wel een relatie met de graad van ontwikkelingen aanwezig zijn. Het is echter nog niet te zeggen op welke manier dat uitwerkt. Met name de voorbereiding van dat decennium dient mede om plannen te stimuleren, alsmede om bij het opzetten van die plannen te assisteren. Een belangrijke vraag is dan natuurlijk of de Verenigde Naties voldoende gelden bijeen krijgen voor het bereiken van de doelstellingen van het decennium. Daaraan is dan ook gerelateerd de vraag naar de verdeling van die gelden.

Ik moet tot mijn grote spijt zeggen dat daarover thans nog niets met zekerheid is te zeggen. Laat ik het beter formuleren: nog niets met zekerheid te voorspellen is. Het IRC heeft hier een grote taak. Het zal moeten trachten en zich ervoor moeten inzetten om naar beste vermogen daar assistentie te verlenen waar dit nodig en mogelijk is. De heer Van Rossum vroeg, wat artikel 4 van de concept-statuten betreft, waarom de Minister, indien het Rijksinstituut voor drinkwatervoorziening zal ophouden te bestaan, niet weer een voorzitter benoemt met een binding aan een functie, zoals thans de directeur van het RID.

Ik denk niet dat het Rijksinstituut voor drinkwatervoorziening zal ophouden te bestaan. Dit ter geruststeÖing van mevrouw Jabaaij. Echter, afgezien van de vraag of het RID zal ophouden te bestaan, brengt de theoretische mogelijkheid dat het eens ophoudt te bestaan met zich, dat op dit moment nog niet is te voorzien of er op dat moment, wellicht in de verre toekomst verscholen, een vergelijkbare functie zou zijn binnen het departement waaronder het RID dan eventueel functioneert, welke vergelijkbare functie blijvend in aanmerking zou kunnen komen voor het voorzitterschap. Om toch de continuïteit van dit voorzitterschap te verzekeren is bepaald dat in dit geval een voorzitter voor ten minste vier jaar zal worden benoemd.

De heer Van Rossum (SGP): Daarmee zou u het wel eens erg moeilijk kunnen krijgen. Die continuïteit kan wel belangrijk zijn, maar als er dan opnieuw een instituut komt waar het functioneel wel in zou passen, bent u gebonden die man meer dan vier jaar te laten zitten. Voor u zelf of voor uw opvolger zou dit wel eens grote moeilijkheden kunnen brengen.

Minister Ginjaar: Ik denk dat het voor mij zelf geen moeilijkheden met zich zal brengen. Ik denk ook niet dat het voor mijn opvolger moeilijkheden met zich zal brengen. Op zich zelf is de constatering juist, maar ik verwacht dat deze moeilijkheden zich niet in de praktijk zullen voordoen. Ten aanzien van de laatste vraag van de heer Van Rossum meen ik te mogen verwijzen naar de opmerking die ik zojuist heb gemaakt, namelijk dat de mens niet bij water alleen leeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1979

De Banier | 8 Pagina's

Machtigingswet internationaal  centrum voor watervoorziening

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1979

De Banier | 8 Pagina's