Het nieuwe jaar

door Ds. P. Beekhuis, Noordeloos

„Welgelukzalig is hij, die den God Jacobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE, zijn God is"

Psalm 146 : 5.

We hebben de drempel van oud naar nieuw weer mogen overschrijden. Ons levensschip vaart verder op de levenszee. We kijken aan tegen 366 vraagtekens. Wat zal het nieuwe jaar ons brengen?

Velen willen graag een tipje van de sluier, waarachter de toekomst verborgen ligt, oplichten. De dichter van Psalm 146 komt met heel iets anders. Hij spreekt mensen zaHg, die de God van Jacob tot hun Hulp hebben! Dat druist rechtstreeks in tegen ons verdorven bestaan. Het is alle mensen eigen, hun vertrouwen te stellen op prinsen. Als die maar vóór mij is en als ik gêne maar op mijn hand heb Wij willen iets tastbaars, iets concreets, iets zichtbaars

Deze Psalm is ontstaan na de ballingschap ten tijde van Ezra en Nehemia. Koning Cyrus gaf toestemming tot terugkeer naar eigen land en tot herbouw van de tempel. Maar wat gebeurt? Cyrus sterft. En dus niet meer in staan om zijn plannen ten uitvoer te brengen. Arm, nameloos arm de mens, die op prinsen vertrouwt!

Het enige houvast in het drijfzand van deze wereld is de God Jacobs! Als die God je Hulp mag zijn, ben je dóór en dóór gelukkig. Wat een evangelie komt ons hier tegemoet. Of vindt u het geen wonder, dat de Heere Zijn Naam aan die van Jacob verbindt? Betekent zijn naam niet bedrieger? En heeft hij zijn naam geen „eer" aangedaan? Jacob wilde alles zelf doen. Hij kon niets aan de Heere overgeven. De belofte lag er. De meerdere zou de mindere dienen. Door list en bedrog heeft hij het eerstgeboorterecht van zijn broer Ezau ontfutseld. Zijn oude bÜnde vader heeft hij bedrogen. En daar is het echt niet bij gebleven. U kent de geschiedenis. Dat Jacob niet is ten onder gegaan in de dwaasheden van zijn ongeloof is een wonder. Een wonder van Gods onwankelbare trouw. Op zijn sterfbed mocht Hij getuigen: „Op Uwe zaligheid, wacht ik, O HEERE".

Kunt u nu begrijpen, dat de dichter die mensen, die de God Jacobs tot hun Hulp hebben, zalig spreekt? „De God Jacobs", d.w.z. dat is die God, Die Zich wil inlaten met hielehchters, bedriegers, zondaren. Misschien moet u zeggen, de zonde en de schuld van het oude jaar, ja de zonden van heel mijn leven, drukken zwaar op mij. Zij maken scheiding tussen de Heere en mij. En zou voor mij nog toekomst zijn? Ja zeker! Hij wil Zijn Naam, Die heihg is en geducht, o wonder, verbinden aan zondaren. Daarom is er toekomst, juist voor u, die wenend over uw zonden, in veroordeling van uzelf, het nieuwe jaar bent begonnen. Bij Hem zijn milde Handen en vriendelijke Ogen van eeuwigheid en Zijn Naam is Ontfermer. Dat kan Hij doen, omdat de meerdere Jacob, Jezus Christus, als een bedrieger op Golgotha is gestorven. Hij werd immers beschuldigd van een meineed. Hij werd aangerekend als een bedrieger, terwijl Hij zichzelf predikte als „Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven". Plaatsbekledend! Wat is de praktijk van Gods kinderen? Zij durven de Heere geen halve cent toe te vertrouwen! Wat een ijdel zelfvertrouwen moeten Gods kinderen in hun afgodische hart ontdekken. Geen vertrouwen op God betekent afgoderij. Afgoderij noemt de heidelberger katechismus alles waar we ons vertrouwen op stellen, behalve de Heere. Ons hart is een plaats, zegt Calvijn, waar we veel afgoden fabriceren. De Heere gaat daarom nog wel eens moeilijke wegen met Zijn kinderen. Zij komen op dood spoor terecht. Hij laat hen vastlopen. Opdat ze Hem nog weer eens nodig mogen hebben. Dat ware te wensen! Dat we in het nieuwe jaar veel de Heere mochten nodig hebben. Dat is een teer en afhankelijk leven. Dan durf ik bij wijze van spreken geen stap te verzetten, zonder de Heere. Dat drijft ook alle vrees uit. Dan gaat het altijd goed. Al gaat het dan verkeerd, dan gaat het nog goed. Be­ grijpt u dat? Dan moeten alle dingen medewerken ten goede. Als u zó het nieuwe jaar in mag gaan, met al uw zorg, moeite en verdriet, dan bent u van harte te fehciteren. Ja Gods Woord spreekt u zalig. „Welgelukzalig is hij, die den God Jacobs tot zijn Hulp heeft". Die de Heere tot zijn deel mag hebben, heeft het hoogste en eeuwige goed. Jesaja zegt, dat die de Heere verwachten, de kracht zullen vernieuwen. Hij zal hen nimmer om doen komen, in dure tijd en hongersnood. Arm de mens, die het ruim genot der wereld tot zijn heilgoed acht! Voor u is er geen verwachting! Totaal niet! U zult voor eeuwig omkomen! Misschien noemt u de woorden van de zaken, terwijl de zaken van de woorden u vreemd zijn! Geen beleving! Ook voor u is er geen verwachting. Maar ook tot u komt nog de evangeheboodschap. Bij uw doop heeft de Drieënige God Zijn Naam reeds met uw naam verbonden! Pleit dan op zijn beloften. Hij geeft wat Hij eist.

Het is mogelijk dat 1980 mijn sterfjaar is. Bij de Heere echter zijn zelfs uitkomsten tegen de dood. „Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naad'ren van de dood, volkomen uitkomst geven".

„Welgelukzalig is hij, die den God Jacobs tot zijn Hulp heeft. "Dan kunt u er vast van op aan, dat u een goed jaar hebt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen