Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kroon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kroon

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overdenking

op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud. Psalm 21:4b.

De vorige, de twintigste psalm is een gebed voor de koning. Met name deze bede: Hij geve u (o Koning) naar uw hart. Psalm 21 is de dankzegging. Met name in deze bewoordingen: Gij hebt hem zijns harten wens gegeven. Zo horen beide elkaar opvolgende psalmen bij elkaar als bidstond en dankstond.

Een van de dingen waarvoor de vorst dankbaar is en dankbaar mocht zijn is het feit dat de Heere hem een kroon van fijn goud op zijn hoofd plaatste. Wanneer koningin Beatrix wordt ingehuldigd zal in de kerk voor ieder zichtbaar wel een kroon schitteren, maar de koningin zal die kroon niet dragen, want niemand zal haar die kroon opzetten. Dat behoort niet tot het ceremonieel van de inhuldiging. Evenmin een zalving, hoe diep zinvol dat ook zijn mag. Immers een zalving geeft te kennen dat onze macht en wijsheid ons van bovenaf toekomen door de gave van de Heilige Geest. David bezingt hoe hij met zalf zowel aan de Heere als aan zijn koninkrijk verbonden mocht zijn. De plechtigheid van de inhuldiging is dus bijzonder ingehouden. Ingetogen kan ook het woord ervoor zijn. Zie daar zit zij die ons regeert en daar ligt de kroon. Wat in waarheid Gods eigen hand zou moeten doen, doet geen mensenhand. De symboliek blijft tot een minimum beperkt.

Is eigenlijk dat goud en eventueel verder vertoon al niet te uitbundig? Wanneer de mensen zich realiseren hoe verbrijzelend zondig alles is, hoe onmetelijk diep wij in de ellende verzonken zijn, zou er niets meer af kunnen, geen voornaam flonkeringetje van fijn goud en geen lachje van verstolen vreugde. Laten wij niet ernstiger zijn dan de heilige God. Niemand kent beter de totale omvang van de vreselijke ellende waarin de mensen zichzelf roekeloos en welbewust hebben gestort. Toch vergunt de Heere in weerwil van alle verdiende misère bij tijd en wijle de vreugde die een bruid en een bruidegom hebben, nationale blijdschap over bevrijding en voorspoed, de weelde van een massief gouden kroon. Allerhande bewijzen en onderpanden dat de Heere ons niet alleen voor de eeuwigheid, maar ook voor de tijd het goede wil geven. Geniet van deze dingen, zegt de Prediker. Eén ding mogen wij daarbij evenwel nooit vergeten. God brengt ieder werk in het gericht. Dat wel. Wij mogen niet zorgeloos zijn. Er is niets beters dan zich te verblijden en goed te doen in zijn leven. Ja ook dat ieder mens ete en drinke en het goede geniete van al zijn arbeid; dit is een gave Gods.

Wij staan zeker te weinig stil bij deze woorden, die ook woorden Gods zijn. In dit licht moeten wij begrijpen dat de inhuldiging van een vorst met enige vreugde en enig feestbetoon gepaard gaat. Alles heeft een bestemde tijd. Er is soms een tijd aangebroken om op te springen, om te huppelen. Wij hebben met een God te doen die op het hoofd van de koning een kroon zet van fijn goud.

De vorst krijgt een gouden dus toch vergankelijke kroon bij de aanvang van de loopbaan, de trouwe dienaren en strijders veelal pas aan het eind van het strijdperk. Dan wanneer zij het hoofd opsteken en de eerkroon mogen dragen door de Heere, door de Heere alleen. Hoe groot wanneer de Heere voor zijn volk, voor Zijn kinderen en erfgenamen, voor Zijn koninklijk priesterdom wil vereeuwigen, dat hij slechts voor de tijd en voor een tijd en dan stoffelijk doch wel royaal en rijk aan aardse vorsten schenkt.

Voorts is mij weggelegd de kroon des levens, die de Heere mij in die dag wil geven. Wat een ontroerende, diep ontroerende eenvoud, wanneer wij echt en heel intens kunnen verlangen naar die grote kroningsdag als een kind dat uitziet naar zijn verjaardag.

Trouwens de Heere kroont wat af. Hij kroont met goedertierenheid en barmhartigheden, aldus psalm 103. Kleinkinderen zijn de kroon van de grootouders. Zijn wij daarmee de koning en de koningin te rijk? De Heere kroont wat af. Om zodoende reclame te maken voor zijn eeuwig genadewerk. Zoals Ik u met tijdelijke zegeningen kroon, wil Ik u eeuwige blijdschap op uw hoofd geven.

Hoe kan de Heere eigenlijk zulke verbeurde weldaden verlenen? Daartoe bestaat toch geen reden en daarvoor is toch geen enkele grond. Omdat Hij Zijn lieve Zoon de doornenkroon liet opzetten, omdat Zijn Messiaskroon ontheiligd tegen de aarde ging in stof en slijk (ftalm 89), daarom kan de Heere naar recht en in gerechtigheid ons voorkomen met evenzovele kroningen als er maar bestaan en als u kunt bedenken. Hij de Heere kroont zelfs het jaar Zijner goedheid. Tel uw kroningen, tel uw kronen. Ook de kroon der Oranjes is voor ons een kroon. Leven onder het bewind van het Huis, ons land en volk geschonken, bergt veel tijdelijk heU in zich. Maar bUjf in aardse zegeningen en weldaden niet steken. Eindig niet in die goedertierenheden, waarmee de Heere met ons wil begiimen. Want het is Gods wens en bedoeling dat die goedertierenheden ons meetronen naar Hem, Die milde gever is van al Zijn gaven en al Zijn zegeningen. Zij leiden tot bekering.

Het heeft de grote en hoge Majesteit behaagd ons te kronen met de kroning van een vorstin. Zo moge het wezen en mogen wij het in dat bijzondere licht bezien en beleven. Dan zal de dankzegging ook weer bede worden, want voor de oprechte christen wordt bidden danken en danken weer bidden; het raderwerk der gebeden wentelt zich steeds zo voort naar het eeuwig einde aller tijden. Het danken voor de kroning met een kroon van fijn goud gaat over in het gebed voor de gekroonde. Zet haar tot zegening in eeuwigheid. Vervrolijk haar door vreugde met Uw aangezicht. Laat onze koningin vertrouwen op U, de Heere en laat haar door de goedertierenheid van U, o Allerhoogste, niet wankelen. Bid zo met diep ontzag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1980

De Banier | 1 Pagina's

Kroon

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1980

De Banier | 1 Pagina's