Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toetreding Griekenland tot de EEG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toetreding Griekenland tot de EEG

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

door de heer Van Rossuni

DE REUS VAN WELEER

In het heden Hgt het verleden, in het nu wat worden gaat.

Reeds voor het begin van onze jaartelling weten we van een Grieks wereldrijk onder Alexander de Grote. Aan de Griekse mythologie is de overlevering ontleend dat Atlas, een titanenzoon, de gehele wereld op zijn hoofd en handen torste. Aan de naam Atlas zijn een aantal geografische namen ontleend, o.a. de Atlantische Oceaan en het Atlasgebergte in Marokko. Velen menen daaruit te mogen afleiden dat het Griekse Rijk de wereld aan zijn macht had onderworpen van de Atlantische Oceaan in het Westen (West Europa) tot India in het Oosten. Thans vraagt de reus van weleer als één van de kleinere mogendheden eerbiedig toegang tot een inmiddels gegroeid samenwerkingsverband tussen een aantal kleinere en grotere Europese mogendheden. Deze toetreding vraagt vandaag onze aandacht.

Nu is van de SGP-fractie bekend dat ze op zichzelf tegen open grenzen en samenwerking op economisch gebied geen overwegende bezwaren heeft. Naar de opvattingen van onze fractie gaat de ontwikkeling zodanig, dat reeds jaren de politieke component een veel sterker accent krijgt dan de economische component. Dat is niet het gevolg van de algemeen in de gehele wereld heersende economische recessie, maar veeleer van het geloof in de macht die uit de mens opkomt, waarbij de mens in staat zou zijn door onderlinge regelingen tussen landen en volken, de moeilijkheden ontstaan door de zonden van de mens, zelf tot een oplossing te brengen, los van Hem, Die alle macht gegeven is in de hemel en op de aarde.

POLITIEKE HYPOTHEEK

De aansluiting van Griekenland aan de EEG moge door velen juist om politieke redenen toegejuicht worden, niet ontkend kan worden dat dit toch ook een politieke hypotheek op de gemeenschap legt. Alle geruststellende zinnen op blz. 28 en 29 van de nota naar aanleiding van het verslag ten spijt, is het een politieke realiteit dat de verhoudingen tussen Griekenland en Turkije verre van optimaal zijn. De kwestie Cyprus heeft helaas nog nooit tot volledige overeenstemming mogen leiden. Over het luchtruim is blijkens de mededelingen van de bewindslieden de vrede thans weer getekend, doch dat geldt nog geenszins voor de zeebodem, als we alleen maar mogen wijzen op de „uitstulpingen".

Eerlijk wordt toegegeven dat de eventuele terugkeer van Griekenland in de geïntegreerde militaire structuur van de NAVO wordt bemoeilijkt door verschillen van inzicht tussen Griekenland en Turkije over een aantal militair-technische kwesties op het gebied van marine en luchtmacht. Een zeer belangrijk, politiek gegeven als het gaat om een uiterst belangrijke flank in het NAVO-verdedigingssysteem in het Middellandse zeegebied. De EEG en de NAVO mogen organisatorisch heel duidelijk gescheiden zijn, als het over de europese dimensie gaat zal toch het één niet geheel los van het ander gezien kunnen worden. Is reeds uit de geschiedenis niet duidelijk dat buitenlandse politiek en defensie vaak moeilijk te scheiden zijn? Zijn de bewindsheden in staat om onze zorgen inzake de politieke hypotheek van de verhouding tussen Griekenland en Turkije weg te nemen?

Hoever is het in Griekenland gevorderd met de erkenning als zelfstandige natie van Israël? Het moet volgens de nota naar aanleiding van het verslag wel, maar gebeurt het ook? Naast de voorzichtigheid die onze fractie uit buitenlandse politieke overwegingen voorstaat, zijn er ook overwegingen in Griekenland zelf die bij ons vragen dezen oproepen.

VERHOUDING KERK EN STAAT

In een ons toegezonden boek „Greece a portrait", waarin zeer waardevolle informatie wordt verstrekt lezen we over een bepaalde in de Griekse grondwet inzake de godsdienst wel een paar zeer merkwaardige zinnen. Ik lees op de blzz. 157 en 158 het volgende over de wettelijke situatie. Ik citeer: „Een huwelijk gesloten door een lid van de Orthodoxe Kerk, dat niet ingezegend wordt door een Orthodox geestelijke is nietig". Einde citaat.

Gemengde huwelijken zullen dus veelal nietig zijn. Is dit geen vorm, die de bewindslieden elders ten sterkste veroordelen?

Vervolgens lees ik dat „Proselytism is forbidden", d.w.z. dat iedere vorm van evangelisatie bij de wet verboden is, wat blijft er dan van de hooggeroemde godsdienstvrijheid over? Hoe is de scheiding tussen kerk en staat formeel geregeld en wat zijn de werkelijke effecten op het maatschappelijk bestel? Als ik naast het meer religieuze aspect let op de wijze waarop de democratie in Griekenland gestalte heeft gekregen, dan schijnt dit op nationaal niveau in redelijk goede banen geleid te zijn. Bij het lokaal en regionaal bestuur schijnt dit, als ik althans het artikel in het blad de „Europese Gemeente" van 1979 mag geloven nog zeer veel te wensen over te laten. Hoe is het oordeel van de bewindslieden en zijn er ontwikkelingen in de goede richting?

DE GRIEKSE HANDEL

Is het Griekse systeem met zijn vele duizenden zeer kleine gemeenten niet tekenend voor het gehele Griekse maatschappelijke bestel? Als ik het wel begrepen heb zijn ook in de handel, vooral wat de agrarische producten betreft, de lijnen tussen producent en consument vrij kort, zodat de handelsmarges gering zijn. Intern ongetwijfeld een voordeel voor de Griekse consument. Als afzetmarkt uit de andere europese landen zal dit echter wel fricties oproepen, omdat de communautaire aanbiedingsprijs zal worden gebaseerd op de waarneming in het stadium van de importgroothandelaar (blz. 13). Heeft op deze wijze niet een ongewilde compartimentering van de markt plaats, die economisch toch zeker niet bedoeld is? Of valt dit alles onder de nog vast te stellen modaliteiten? Over de afdeling Garantie van het Europese Oriëntatie en Garantiefonds worden op blz. 10 van de nota naar aanleiding van het verslag indicatieve mededelingen gedaan. De afdeling Oriëntatie blijft vaag. Zal juist dit, gelet op de structuur van de landbouw waarin nog 30% van de beroepsbevolking op vaak kleine bedrij­ ven werkt, niet zeer kostbaar worden? Dat de onderhandelingen voor onze komkommerteelt zo nadelig zijn uitgekomen wordt onzerzijds ernstig betreurd.

Het nadeel van de grote afstand van Griekenland tot de belangrijke consumptiegebieden in Europa zal, blijkens het verslag, Griekenland op eigen kracht moeten overwinnen. Hoe moet dit, als Griekenland op den duur geen toestemming van de Raad zal krijgen, voor het verlenen van transportsubsidies? Wordt juist het transport niet het grote knelpunt voor het egaliseren van de gemeenschappelijke markt? Moet de recente behandeling in het Europese Parlement van steun bij havenaanleg in Triest en Monfalcone ook niet in dat licht worden bezien? Is watertransport over het algemeen niet gunstiger in verband met de energiebesparing dan wegtransport? Wel zal voor bederfelijke waren wegtransport sneller gaan en zijn daarvoor onderhandelingen met Joego-Slavië noodzakelijk. Welk prijskaartje verwachten de bewindslieden hetwelk aan deze doortocht zal hangen en wat voor invloed zal dit hebben op de wederzijdse afzet binnen de gemeenschap? Zal het geheel vroeg of laat niet leiden tot een achterstandsprobleem van Griekenland bij de gehele gemeenschap en mitsdien tot grote steunbedragen uit het regionaal fonds en/of tot achterblijven bij de besluitvorming en dan dus, uiteraard onbedoeld, tot een europa met verschillende snelheden? In de nota naar aanleiding van het verslag komt duidelijk tot uitdrukking dat op het gebied van de Zeescheepvaart, de Griekse toetreding door de Griekse vloot, het gehele europese beeld aanzienlijk zal kunnen veranderen. Het enige wat echter duidelijk wordt is, dat Griekenland verplicht wordt een oude overeenkomst over lijnvaartconferences te ratificeren. Is de genoemde overeenkomst door latere ontwikkelingen al niet enigszins achterhaald en is er afgezien van dit aspect niet meer mee te delen over de invloed van de Griekse vloot, gelet ook op de te verwachten moeilijkheden met zeescheepvaart en scheepsbouw in ons eigen land? Wat betreft de visserij deed he*' onze fractie goed dat de bewindslieden ruiterlijk erkenden dat de met Griekenland getroffen regeling ontegenzeggelijk strijdig is met het fundamentele beginsel van gelijke toegang tot de bevissing van de communautaire wateren. De mededeling dat dit slechts geldt als tijdelijke bescherming van de belangen va'n de Italiaanse vissers heeft ons minder gerustgesteld. Vaak is niets blijvender dan het tijdelijke en mogelijk heeft zo iets nog een precedentwerking ook. Wat betreft de verhoudingen tussen de landen onderling blijken de verschillende fiscale systemen vaak aanleiding te geven tot onderlinge fricties. Betreurd moet dan ook worden dat Griekenland die toch de aansluiting aan de gemeenschap al enige jaren aan ziet komen nog niet is overgegaan tot een BTW-belastingstelsel. Hoeveel jaren kan zo iets duren, dit mede gelet op vroegere ervaringen met Italië.

VERTRAGING EUROPESE GE­ DACHTE

Tenslotte nog iets over de kosten van het gemeenschapsapparaat zelf. Op vragen over de extra gemeenschapstaai werd vaag, zo niet ontwijkend geantwoord. Nu is het een eenvoudig rekensommetje dat men voor een fuUdress debat met 6 talen 21 verschillende tolken nodig heeft en bij 7 talen 28 tolken. Dat wil zeggen dat alleen de kosten van de vertalingen met 25% toenemen. Daarbij komen de

Vervolg op pagina 4 Vervolg van pagina 3

extra kosten voor de toevoeging van een extra alfabet, de uitbreiding van personeel, huisvesting, reiskosten (grotere afstanden). Moet niet aangenomen worden dat het geheel van de apparaatskosten zeker met 25% zal toenemen? Griekenland zal hiervan slechts een gering deel vergoeden, zodat het geheel op de andere lidstaten zal drukken. Kan op dit punt nog wat meer klaarheid geboden worden? Het geheel overziende lijkt het alles wat mooier dan het hoogstwaarschijnlijk in de toekomst zal blijken. Economisch zal deze toetreding waarschijnlijk in de 9 lidstaten veel moeilijkheden veroorzaken en veel geld kosten, waarbij ook dan weer de landbouwsector extra aandacht zal vragen. Politiek zal het remmend werken en mogelijk leiden tot een Europa met verschillende snelheden. Voor degenen die vurig op een supra nationaal Europa hopen een weinig aanlokkelijke gedachte. Voor degenen die daar minder op vertrouwen, reden om het geheel wat afstandelijk te benaderen. De sterkte van de ketting is die van de zwakste schakel. Enige ervaring in Europa heeft toch wel iets geleerd? Vertraging in de Europese gedachte spreekt onze fractie wel aan, doch dit zal ongetwijfeld opgevat worden als een weinig constructieve bijdrage. Onze hoop is op Hem van Wie alle machten, afzonderlijk of in combinatie afhankelijk zijn.

UIT DE BEANTWOORDING VAN DE BEWINDSLIEDEN

KERK EN STAAT

Ik weet niet precies hoe de verhouding kerk-staat in Griekenland constitutioneel vastligt. Ik heb de gegevens daarover niet bij mij. Ongetwijfeld heeft de kerk een grotere invloed op het staatsen openbare gebeuren dan hier het geval is, hoewel men zich dit soms kan afvragen als men de verschillende acties ziet. Die invloed zeker merkbaar bij huwelijkswetgeving e.d..

Dat ligt van land tot land verschillend. Daar spelen ook tradities en dergelijke een rol in.

De heer Van Rossum (SGP): Er zijn bepaalde landen waarin de Minister dat scherp afkeurt en nu gaat hij samenwerken met zo'n land.

Minister Van der Klaauw: Als het tot excessen zou leiden.

De heer Van Rossum (SGP): Er zijn veroordelingen. ene staat tot de andere staat. Ik moet eerlijk zeggen dat ik op dit moment niet optimistisch ben dat Griekenland inderdaad het individuele klachtrecht zal accepteren. Het is echter een kwestie van frapper toujours.

TRANSSPORTSUBSIDIES

Ik kom nu op de vraag over de transportsubsidies van de heren Van der Linden en Van Rossum. Ik ben er erg gelukkig mee, dat tijdens de toetredingsonderhandelingen in ieder geval de afspraak is gemaakt dat de transportsubsidies die nu in Griekenland bestaan voor het bereiken van het communautaire afzetgebied afgebroken moeten worden. Dit betekent dat met de toetreding van Griekenland op 1 januari aanstaande transportsubsidies verdwenen zullen zijn. Naar mijn mening is het ook een oneigenlijk element in het beleid. De specialisatie van de produktie doet een dergelijke subsidie niet veronderstellen. Toegegeven moet worden dat wij hier en daar, ook met betrekking tot Italië, wel eens wat gezondigd hebben tegen dat principe. Men heeft dat dan geen transportsubsidies genoemd, maar penetratiepremies. Het voortbestaan daarvan zal juist in het licht van de toetreding ernstig bekeken moeten worden. De heer Van Rossum (SGP): Transportsubsidies zijn niet toegestaan, maar men zegt wel dat Griekenland op eigen kracht toegang tot de markt moet kunnen verkrijgen. Hoe willen zij dat op eigen kracht doen als juist de grote afstand daarbij een rol speelt?

Minister Braks: Griekenland ligt nu eenmaal in het gebied van de Middellandse Zee en ik kan moeilijk toezeggen dat men geen zee behoeft te overbruggen. Dat wist men in Griekenland echter al toen men besloot toe te treden. Dat geldt echter niet alleen voor landbouwproducten. Persoonlijk zal ik mij fel blijven verzetten tegen de introductie van dit soort elementen, omdat het wezenlijk afbraak doet aan de grondbeginselen van de gemeenschappelijke markt. Als wij hiermee al te soepel zijn, kan er een belangrijke precedentwerking van uitgaan.

De komkommers zijn niet op de ge­ voelige lijst geplaatst. Tijdens de toetredingsonderhandelingen was dit een van de laatste punten. Het ging om twee jaar meer of minder in de overgangsperiode. Ik blijf het betreuren maar inmiddels is mij duidelijk geworden dat wij de enigen zouden zijn geweest die de uitbreiding van de Gemeenschap met Griekenland hadden tegengehouden, als wij bij onze eis waren gebleven. Daarom kan ik dit besluit wel verdedigen, te meer, omdat het grondgebied van Griekenland feitelijk al in belangrijke mate onderdeel uitmaakt van de Gemeenschap. Ik geloof ook dat de Nederlandse tuinbouw een snelle confrontatie met nieuwe marktgebieden en producenten niet uit de weg moet gaan. Dan zal het snelst duidelijk worden wie wat waar in de Gemeenschap moet produceren. Daarvan zullen wij het moeten hebben, omdat wij in deze sectoren met een zeer groot productiepotentieel zitten. Dat kunnen wij alleen behouden met een sterke concurrentiepositie. Ik denk dat die het sterkst blijft als wij een snelle confrontatie tegemoet treden.

VISSERIJ

Ten aanzien van de visserij kan ik echter nog veel meer betreuren. Het gebied van de Middellandse Zee wordt, wat de visserij betreft, gekenmerkt door volstrekte wanorde. Dit onderdeel van het verdrag past uiteindelijk in die sfeer.

De heer Van Rossum (SGP): Als er een precedentwerking van uitgaat, krijgen wij het niet alleen in het gebied van de Middellandse Zee. Als wij het aan Italië toestaan, zullen wij dan straks niet voor soortgelijke toestemmingen te maken krijgen met Ierland en Engeland?

Minister Braks: Ik deel die grote zorg met u, maar ik kan thans niets in die situatie wijzigen. Vandaar dat mijn opmerking op u misschien als wat gemakkelijk overkwam, waarvoor mijn excuses.

KOSTEN

De heer Van Rossum heeft gevraagd hoeveel tijd de overgang naar het BTW-stelsel in Griekenland in beslag zal nemen. In stukken is geantwoord, dat het binnen drie jaar zal moeten gebeuren. In het laatste gesprek dat wij hierover met de Grieken hadden, naar ik meen anderhalve maand geleden, is ons van Griekse zijde verzekerd dat men ernaar streeft die termijn tot twee jaar terug te brengen.

Voorts heeft de heer Van Rossum gevraagd naar de kosten van het gemeenschapsapparaat in verband met de uitbreiding. Zullen die zo'n 25% hoger liggen, vroeg hij. Wij hebben de laatste dagen aan de Commissie gevraagd wat ramingen zijn, maar zij heeft geen schattingen op dit gebied. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik dit wat merkwaardig vind. Wij moeten de begroting voor 1981 toch binnenkort ook met elkaar behandelen. In die begroting zal er iets over moeten staan. Ik heb de indruk dat de Commissie zo druk bezig is met het afwikkelen van de begroting voor 1980 en de problemen die daarmee samenhangen, dat zij aan deze materie nog niet is toegekomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1980

De Banier | 8 Pagina's

Toetreding Griekenland tot de EEG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1980

De Banier | 8 Pagina's