Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WET AFBREKING ZWANGERSCHAP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WET AFBREKING ZWANGERSCHAP

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERANTWOORDING

Veel werk door de fractie in de Tweede Kamer - vooral de kleinere — verricht komt zelden in de openbaarheid. Ook in ons partijorgaan is min of meer regel dat alleen de bijdragen aan het plenaire debat worden afgedrukt. Maar er gebeurt nog wel wat meer. Want als over een wetsvoorstel plenair wordt gedebatteerd is er reeds een uitvoerige schriftelijke gedachtenwisseling geweest. Allereerst is er de bijdrage aan het voorlopig verslag. Daarop verschijnt er van de zijde van de indieners een memorie van antwoord. Vervolgens wordt een eindverslag uitgebracht en is het wachten op de nota naar aanleiding van het eindverslag. Als die is uitgebracht, dan komt pas de mondelinge discussie om de hoek kijken.

Het regeringsontwerp Wet afbreking zwangerschap is nu in het schriftelijke stadium van het eindverslag. En het leek mij zinvol om de bijdrage van de SGP-fractie aan dit verslag als reactie op de memorie van antwoord in De Banier af te drukken.

TELEURSTELLEND

De leden van de SGP-fractie hadden met belangstelling kermis genomen van de Memorie van Antwoord en zegden de bewindslieden dank voor de soms uitgebreide antwoorden naar aanleiding van hunnerzijds gestelde vragen in het Voorlopig Verslag. Zij spraken de verwachting uit dat het de bewindslieden niet zou verbazen dat hun Memorie van Antwoord er niet toe heeft kunnen leiden dat het verschil in uitgangspunt tussen het wetsontwerp en dat van de fractie kleiner is geworden.

Deze leden meenden zich op het standpunt te mogen stellen dat het zeker in deze fase van de voorbereidende behandeling geen zin meer had om hunnerzijds in positieve zin het standpunt van de fractie uiteen te zetten. In het mede door één hunner ingediende initiatief-ontwerp is dat standpunt neergelegd en wettelijke bepalingen vertaald. Wèl meenden zij dat het zinvol was om nog enige opmerkingen te maken naar aanleiding van de in het algemeen gedeelte van de Memorie van Antwoord gegeven antwoorden. Deze leden hadden het als een teleurstelling ervaren dat de bewindslieden, die toch deel uitmaken van een overwegend door CDA-ministers gevormd kabinet, ook desgevraagd niet bereid bleken om als overheid, welke toch ook naar CDA-opvatting Gods dienaresse heeft te zijn, een waardering en een oordeel uit te spreken aangaande de sterk in beweging geraakte opvattingen omtrent sexualiteit, huwelijk, zwangerschap en gezinsvorming. Zij delen in de Memorie van Antwoord fljlz. 4) mee dat zij het niet opportuun vonden van hun „persoonlijke inzichten" mededeling te doen. Deze leden meenden zich niet te kuimen herinneren dat zij naar persoonlijke standpunten hadden gevraagd.

Relevant en vermeldenswaard zouden zij het oordeel van de regering vinden. Zij vonden het huiveringwekkend dat een overheid in de abortusproblematiek, die toch de fundamenten van het menselijk bestaan en van de menselijke bescherming raakt, kennelijk geen normatief georiënteerd uitgangspunt publiek kan of wil maken. Eveneens teleurstellend achtten deze leden de mededeling dat de bewindslieden geen geboefte gevoelen om met beschikbare en oirbare middelen te trachten op dit punt een mentaliteitsverandering tot stand te brengen. Op alle mogelijke punten, waarbij zich thans vrij ernstige problemen voordoen of waar men een keer in de ontwikkeling noodzakelijk acht, wordt ook van overheidswege een mentaliteitsverandering bepleit en worden initiatieven, die daartoe kunnen bijdragen, gesteund (energie, milieu, emancipatie, medezeggenschap, enz.). Waarom wordt voor de problematiek rondom levensbegin en levenseinde wat dit betreft een uitzondering gemaakt? Waarom zien de bewindsHeden op dit punt, zoals zij zeggen, geen taak voor de overheid weggelegd? Waarom staat huns inziens bij voorbaat vast dat activiteit vanwege de overheid op dit punt „niet vruchtbaar" zal zijn? Waarom geven zij geen antwoord op de vraag of een mentaliteitsverandering op dit punt niet hoogst noodzakelijk is en aller inspanning verdient?

Op blz. 7 van de Memorie van Antwoord schrijven de bewindslieden dat het niet hun „vooropgezette doel" was „de bestaande praktijk te legaliseren"? Hoe verhoudt deze opmerking zich tot het gezegde op blz. 5 van de Memorie dat zij gestreefd hebben naar „een regeling die kan rekenen op een brede consensus in de samenleving"?

SUBJECTIEVE GRONDEN

Betreffende de hoofdlijnen van het wetsontwerp wordt opgemerkt dat de bewindslieden abortus provocatus alleen aanvaardbaar achten, „indien de nood van de vrouw dat onontkoombaar maakt", (blz. 4). In dat geval spreken zij van een volgens hen niet nader te omschrijven noodsituatie (blz. 13). Oschoon deze leden het niet wenselijk oordeelden dat de wetgever zich in „casuïstiek" (blz. 13) begeeft, vroegen zij toch of het al of niet bestaan van een als overmachtig ervaren noodsituatie niet inhoudt dat sprake is van een objectief bepaalde stand van zaken. Beweegt de besluitvormingsprocedure, zoals het wetsontwerp deze voorschrijft, zich daarentegen niet in hoge mate in subjectief vaarwater? (vgl. blz. 19). Uiteindelijk zal toch het antwoord van de vrouw op de vraag of zij de vruchtafdrijving als „onontkoombaar" beschouwt, doorslaggevend zijn? Wanneer hulpverleners, medici of anderen, zich op het standpunt stellen dat niet wat naar hun maatstaven een noodsituatie is, beslissend is, maar wat de vrouw als noodsituatie ervaart, dan berust het oordeel omtrent het al dan niet aanwezig zijn van een onontkoombare, absolute noodsituatie toch op subjectieve gronden? (vgl. blz. 19).

DIEPINGRIJPENDE VRAGEN

Op vele plaatsen in de Memorie van Antwoord benadrukken de bewindslieden dat abortus provocatus niet mag worden gelijkgesteld met een medische ingreep als iedere andere, een opvatting, welke deze leden als zodanig onderschreven. Dat verschil vormt in de visie van de bewindslieden de rechtvaardiging van het wetsontwerp. En het enige wat het wetsontwerp wil, is het scheppen van waarborgen voor een zorgvuldige besluitvorming - als een van hulpverlening —, zonder evenwel dat van regulering van de besluitvorming sprake is, in die zin dat procedurele of materiële voorschriften gegeven worden. Mogen deze leden de grondstructuur van het ontwerp aldus samenvatten op grond van passages in de Memorie van Antwoord als de eerste alinea van blz. 11 en de eerste alinea van blz. 16? In antwoord op een vraag van deze leden in het Voorlopig Verslag antwoorden de bewindslieden op blz. 27 van de Memorie van Antwoord dat een garantie dat de besluitvorming ook metterdaad zorgvuldig zal geschieden, niet te geven is, zomin als deze bij welke wettelijke regeling dan ook gegeven kan worden. Moet deze stelling, als zij juist is, niet tot de conclusie leiden dat op dit uitermate gewichtige punt voor onze rechtsorde, zoals de bescherming van het leven toch is, het wetsontwerp niet bij machte is enige daadwerkelijke garantie te geven? Laat het wetsontwerp zich, in dit licht bezien, nog wel verdedigen als een waarborg ter bescherming van het ongeboren leven? Menen de bewindslieden serieus dat het aantal gevallen van abortus provocatus met het middel van het wetsontwerp kan worden teruggedrongen? Of is terugdringing van dit aantal als zodanig geen doelstelling? Kan het wetsontwerp slechts minder acceptabele bijverschijselen van de wijze waarop en de omstandigheden waaronder thans in sommige gevallen abortus provocatus wordt uitgevoerd, enigszins terugdringen? Menen de bewindslieden dat, wanneer het in de voorgaande vraag veronderstelde effect van het wetsontwerp juist omschreven is, zij zich voldoende gekweten hebben van hun overheidsverantwoordelijkheid tot bescherming van het beginnende (begonnen) leven? Het controlemechanisme, dat in het wetsontwerp is ingebouwd en dat afhankelijk is van geregistreerde gegevens, heeft toch uitsluitend betrekking op uitgevoerde vruchtafdrijvingen en l^n hoogstens iets duidelijk maken omtrent de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de vruchtafdrijving heeft plaatsgevonden? Welke serieuze controle is uit te oefenen op de wijze waarop de vrouw en de hulpverleners gestalte hebben gegeven aan hun verantwoordelijkheid in het afwegings-en besluitvormingsproces?

BESTREDEN STELLING

Op blz. 21 van de Memorie van Ant-

Vervolg op pagina 4 Vervolg van pagina 3

woord wordt de stelling bestreden dat het wetsontwerp zou uitgaan van een „delegatie" aan burgers van beslissingen die de bescherming van het leven raken. De bewindslieden menen dat van een dergelijke delegatie of overdracht geen sprake kan zijn, „al was het alleen reeds omdat zo'n bevoegdheid om over leven en dood te beslissen de overheid niet toekomt".

Gaat deze stelling van de bewindslieden niet voorbij aan het feit dat de overheid in tal van situaties wel terdege over het voortduren van iemands leven beslist en ook moet beslissen? Deze leden denken o.a. aan de toepassing van de doodstraf, het bestrijden van levensgevaarlijke criminaliteit, het ontzetten van gegijzelden waarbij terroristen worden gedood, de inzet van het leger in oorlogssituatie. Aan alle genoemde activiteiten die van de overheid uitgaan en slechts als onderdeel van gelegitimeerd overheidsoptreden kunnen plaatsvinden, pleegt een nauwgezet en controleerbaar afwegings-en besluitvormingsproces vooraf te gaan, althans voorzover de nood der omstandigheden niet dwingt tot onmiddellijk handelen. Hoe verhouden deze procedures zich tot het afwegings-en besluitvormingsproces dat vooraf gaat aan een beslissing tot abortus provocatus? Moet men niet stellen dat deze beslissing tot beëindiging van menselijk leven in veel sterkere mate is „geprivatiseerd" dan in de hiervóór bedoelde gevallen, waarin de overheid de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de beëindiging van iemands leven? De zienswijze is toch juist dat dit wetsontwerp de beslissing over het voortduren van iemands leven legt in handen van burgers, die handelen volgens de normen van hun persoonlijke (beroeps-)ethiek, die de formele besluitvormingsprocedure in acht nemen en die, wat de materiële afweging en besluitvorming betreft, niet controleerbaar zijn? Wordt de afstand tussen het niveau waarop de beslissingen over het voortduren van iemands leven worde" «"^nomen, niet zodanig groot, dat gezegd kan worden dat de overheid haar eigen verantwoordelijkheid gedelegeerd heeft en in handen van particuliere personen heeft gelegd?

HET LEGGEN VAN DE EINDVER­ ANTWOORDELIJKHEID BU DE VROUW

Op blz. 25 van de Memorie van Antwoord brengen de bewindslieden de positie van de (huweUjks)partner en die van de ouders van een minderjarige in het besluitvormingsproces ter sprake: „Wij menen dat, indien er een goed contact bestaat tussen de vrouw en haar partner resp. ouders, het voor de hand ligt dat deze laatsten door de vrouw in haar voornemen zullen worden gekend en dat zij met hen overleg zal plegen. In gevallen waarin dit contact niet goed is, althans de vrouw ernstige bezwaren heeft om de partner of haar ouders deelgenoot van haar moeilijkheden te maken, achten wij het ongeraden een dergelijk overleg nochtans verplicht te stellen". Achten de bewindslieden het verantwoord om, wat dit aspect van het besluitvormingsproces betreft, de zeggenschap en eindverantwoordelijkheid uitsluitend bij de vrouw te leggen? Ware niet te overwegen om, zo men het overleg al niet verplicht wil steUen, toch voor te schrijven dat de arts die als eerste met het verzoek om abortus provocatus geconfronteerd wordt, de plicht heeft om in een vroegtijdig mogelijk stadium de partner c.q. ouders in te lichten? Is het niet goed denkbaar dat de angst van de vrouw voor de reactie van haar partner c.q. ouders een belangrijke factor is in de noodsituatie waarin zij verkeert? Is het niet goed denkbaar dat wanneer deze reactie anders uitvalt dan gevreesd werd, daardoor de noodsituatie een stuk van haar beklemming verliest, zodat de ban van wat de bewindslieden de onontkoombare „oplossing" noemen, verbroken wordt? Vormen i'eze overwegingen geen grond om zich alsnog af te vragen of het zinvol is dat de arts verplicht wordt de partner c.q. ouders van de vrouw, welke een verzoek om abortus provocatus gedaan heeft, van dat verzoek kennis te stellen?

TARIEFSTELLING

Op blz. 31 e.v. van de Memorie van Antwoord, waar gehandeld wordt over het vergunningenstelsel voor ziekenhuizen en klinieken, wordt erop gewezen dat, ter wering van commerciële activiteiten, klinieken, ingevolge artikel 6, beheerd worden door een rechtspersoon zonder winstoogmerk. Op blz. 26 van de Memorie van Antwoord was reeds opgemerkt dat de tariefstelling voor behandelingen niet door de besturen of de in de inrichtingen werkzame artsen zelf zal geschieden, maar door het Centraal Otgaan Ziekenhuistarieven of een ander door de Minister van Volksgezondheid aan te wijzen orgaan. Deze opmerking riep de vraag bij deze leden op of, zo een commerciële opzet op deze wijze al wordt geweerd, toch niet voorkomen zal kunnen worden dat, evenals thans met ziekenhuizen, verpleegtehuizen e.d. het geval is, de directie op grond van het budget aangewezen is op het reahseren van een bepaald bezettingspercentage. Hoe zal dit met abortusklinieken gelegen zijn? Zijn ook deze op het behalen van een zeker bezettingspercentage aangewezen om zodoende tot een „rendabele produktie" te komen?

Op dezelfde bladzijde van de Memorie van Antwoord wordt ook gesproken over artikel 17, dat, indien dit wordt overtreden door de inrichting, met straf bedreigt. Op blz. 32 wordt eraan herinnerd dat, indien artikel 17 is overtreden, sprake is van een door een rechtspersoon gepleegd strafbaar feit en wordt gewezen op de betekenis van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht. Deze leden zouden willen vragen of overtreding van artikel 17 van het wetsontwerp tot gevolg kan hebben dat ook de artikelen 15 en 16 van Boek 2 van het Burgelijk Wetboek van toepassing zijn.

TE VERLENEN MEDEWERKING AAN EEN ZWANGERSCHAPS­ AFBREKING

Deze leden gaven tenslotte nog te kennen dat zij ernstige bezwaren bleven koesteren tegen de bepaling van artikel 20 van het ontwerp. Uiteraard had het artikel hun instemming voorzover bepaald wordt, dat niemand verplicht kan worden medewerking te verlenen aan een zwangerschapsafbreking. Bezwaar riep de bepaling op voorzover is bepaald (lid 2) dat de geneeskundige die principiële bedenkingen heeft tegen abortus provocatus, niet ontheven wordt van de verplichting om desgevraagd en met toestemming van de vrouw inlichtingen over haar toestand te geven aan andere geneeskundigen die wèl bereid zijn een zwangerschapsafbreking te overwegen. Welk effect mag van dit voorschrift verwacht worden? Het voorschrift, houdende de verplichting tot het verschaffen van inlichtingen over de medische toestand van de vrouw, zal toch primair betrekking hebben op de huisarts, terwijl deze toch niet uiteindelijk met de uitvoering van de abortus provocatus is belast. Heeft het voorschrift slechts betekenis voor de geneeskundige die zelf bevoegd is de zwangerschapsafbreking uit te voe-' ren? Indien de betekenis van het voorschrift beperkt is tot deze geneeskundige, welke rol zal het voorschrift dan nog vervullen, daar volgens het wetsontwerp een onderscheid tot stand zal komen tussen geneeskundigen die wel en anderen die niet in een ziekenhuis - klinieken kunnen buiten beschouwing blijven — met een „abortusvergunning" werkzaam zijn? Ware daarom niet te overwegen om ten aanzien van geneeskundigen, die in een inrichting werkzaam zijn waar men wel over een vergunning beschikt, maar die desondanks persoonlijk geen medewerking aan de uitvoering van een abortus provocatus wensen te verlenen - hoe vaak zal een dergelijke situatie zich voordoen? - , te bepalen dat zij hun standpunt onmiddellijk aan de vrouw dienen mee te delen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 1980

De Banier | 8 Pagina's

WET AFBREKING ZWANGERSCHAP

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 1980

De Banier | 8 Pagina's