Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tijdelijke wet normering inkomens  vrije-beroepsbeoefenaars

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tijdelijke wet normering inkomens vrije-beroepsbeoefenaars

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

door (Ie heer V aii Dis

SYMPTOOMBESTRIJDING

Ook mijn fractie stelt zich op het standpunt - evenals dit kabinet en het vorige - dat bij het voeren van een inkomensbeleid, sprake moet zijn van een alle inkomensgroepen omvattend inkomensbeleid. Als ik de Regering goed begrepen heb ziet zij de kern voor haar thans voorgestelde ingrijpen in de inkomens in de bijzondere verantwoordelijkheid die zij juist voor deze groep qua inkomensnormering heeft.

In het algemeen gesproken zouden de markten waarop de vrije beroepen werkzaam zijn veel minder voldoen aan het model van de volledig vrije mededinging. Kan de Regering overigens één markt noemen waar dit model wèl wordt verwezenlijkt? Wanneei* de oorzaken van een uit de pas lopende inkomensvorming inderdaad te wijten zijn aan een gebrekkig werkende markt, zou het accent in het beleid dan niet veeleer moeten liggen op het wegnemen van die structurele belemmeringen? Ik meen dat met het ingrijpen in de inkomensverhoudingen waarbij algemene maxima worden geprikt en vervolgens worden aangekleed voor sociale voorzieningen, pensioenvoorzienin-, gen, overige risico's etc. etc. in zekere zin sprake is van , , kurieren am Symptom". Indien er toetredingsbeperkingen zijn, welnu, doe dan alles om die beperkingen op te heffen. De MvA noemt onderrneer (pag. 5) beperkende factoren ten aanzien van de toegankelijkheid van de beroepsopleiding en die ten aanzien van de beroepstoetreding. Zijn dit echter juist geen factoren waar de overheid een structureel beleid zou moeten voeren om de toegankelijkheid voor een ieder zoveel mogelijk te objectiveren? Ik denk hier aan de toelatingscriteria en de studiekosten. Ook valt te denken aan de benoemingscriteria en aantallen formatieplaatsen. Ik noem bijv. het beleid inzake het aantal notarisstandplaatsen; maar ook valt te denken aan het voeren van een doelmatig ordenings- en vestigingsbeleid. Ook de term manpowerplanning moet hier genoemd worden. Is de Regering met ons van mening dat veeleer een structureel beleid gevoerd zou moeten worden om alle mogelijke marktverstoringen zoveel mogelijk af te dammen? Ik vraag mij af of dat voldoende gebeurt. Mag ik uit de brief van 22 april jl. (kabinetsstandpunt inz. Cie. Erdbrink) met name het onder punt 2 gestelde afleiden dat dan wel op een aantal concrete punten overeenstemming is bereikt (aankleding norminkomen, vaststelling restinkomen) maar dat de meer structurele aspecten die nu juist tot de marktverstoringen zouden leiden, eigenlijk nog zijn blijven liggen? Ik noem met name de relatie afschaffing goodwilloverdracht en het opzetten van een structurele pensioenvoorziening en zaken als ordenings- en vestigingsbeleid. Een ander aspect van marktverstoring

noemt de Regering het veelal ontbreken van prijs- en kwaliteitsconcurrentie. Ik heb mij afgevraagd of dit nu niet juist een positieve zaak is gelet op de gewenste onafhankelijkheid en kwaliteit van de dienstverlening binnen de vrije beroepen. Mag ik, met andere woorden, aannemen dat de Regering dit aspect als zodanig niet negatief beoordeelt?

EEN UITERST ZORGVULDIG PROCES

Dat er geen reden is om de vrije beroepen te ontzien bij het voeren van een inkomensbeleid daarover kunnen wij het wel eens zijn. Wanneer echter inkomensverhoudingen zijn ontstaan als gevolg van structurele ontwikkelingen waarvoor de vrije beroepsbeoefenaars zeker niet op voorhand verantwoorde­ lijk kunnen worden gesteld en waar vaak wel een verantwoordelijkheid voor de Regering ligt, dan meen ik toch wat de afbouw van die inkomens betreft de volle nadruk dient te liggen' op een uiterst zorgvuldig proces èn van wetgeving èn van beroepsmogelijkheden in de toepassing van die wetgeving. Juist op deze punten heeft de beantwoording van onze vragen toch wel teleurgesteld. Zonder alles uit het voorlopig verslag te herhalen zou ik nogmaals de vraag willen stellen of het beginsel van zorgvuldige voorbereiding met dit wetsontwerp geen ernstige afbreuk is gedaan, waarbij ik aanteken dat onze vragen op pag. 4 van het Voorlopig Verslag geen of nauwelijks aandacht hebben gekregen. In de MvA stelt de Regering: het is aan de SER uit te maken hoe die' het reeds bestaan van Wetgeving ter zake van een onderwerp waarover een adviesaanvrage nog loopt, waardeert. Ik vraag mij toch af— en ik hoor gaarne een reactie - in hoeverre de positie van de SER als adviesorgaan van de Regering hier geweld wordt aangedaan. Als Regering en parlement gesproken hebben, zal het voor de SER toch wel moeilijk zijn nog eigen wegen in te slaan. Een ander aspect van onzorgvuldigheid is, naar de mening van mijn fractie, dat ten onrechte niet in de wet zelve methoden en criteria zijn aangegeven volgens welke een aanvaardbaar inkomensniveau dient te worden vastgesteld. De voorkeur is gegeven aan overleg. Niet alleen betreurde ook de Raad van State het gemis aan grondslagen van het te voeren beleid in de wet zelve, maar tevens vond hij de voorziene overlegvorm kennelijk met onvoldoende waarborgen omgeven. , , Er is slechts bepaald dat de Ministers verplicht zijn overleg te plegen met de naar hun oordeel daarvoor in aanmerking komende organisaties van vrije beroepsbeoefenaars", aldus de Raad van State.

De Minister zal daar natuurlijk op zeggen, dat uitgegaan moet worden van open en reëel overleg. Ik vraag mij echter af of de zo gevoelige materie van de inkomensafbouw in de vrije beroepen het wel zonder wettelijke waarborgen kan stellen waardoor er in feite toch een beleid gevoerd gaat worden dat gericht is op verandering van de inkomensverhoudingen? Ik meen dat de bijdrage van de heer Kolthoff in zekere zin in die richting ging. Zou in dat geval niet nog al meer worden vooruitgelopen op een discussie die slechts past in die over de Raamwet op de inkomensvorming? De enige tegemoetkoming die de Regering op het punt van de overlegwaarborgen heeft willen geven, is het verlengen van de termijn van artikel 4. Hoe gaan de bezwaren echter behandeld worden die de organisaties gedurende die termijn zullen inbrengen? De wet zwijgt erover. Moet niet een grote toeloop op de Kortgedingrechter gevreesd worden met als basiskracht: onvoldoende zorgvuldigheid in het gevoerde overleg?

SLUITSTUK SCHITTERT DOOR AF­ WEZIGHEID

Maar wat in onze visie toch het sluitstuk van de onderhavige regeling had moeten zijn, de beroepsmogelijkheid voor de organisaties en hun leden, schittert door afwezigheid. Het zou niet zozeer gaan om individuele beschikkingen, alswel om maatregelen van algemene strekking. Zou dat echter volgehouden kunnen worden ten aanzien van de vaststelling van een inkomensniveau voor één bepaalde categorie vrije-beroepsbeoefenaars wanneer wij letten op de positie van de representatieve organisatie van zo'n categorie? Wordt zo'n organisatie dan niet als rechtspersoon in een eigen belang ge­ troffen en is derhalve niet wel degelijk sprake van een individuele beschikking? Hoe het ook zij, de Regering meent geen behoefte te hebben aan goede mogelijkheden tot verweer. Het gaat hier immers om maatregelen in algemene zin. Vergeleken wordt dan met de inkomens van werknemers in het particuHere bedrijfsleven die beïnvloed kunnen worden door loonmaatregelen, de ambtenarensalarissen, de ontvangers van sociale uitkeringen en de zelfstandigen. Is nu echter het cruciale verschil niet hierin gelegen dat de vrije beroepen nu geconfronteerd worden met een opgelegde afbouw van een vastgesteld algemene inkomenspositie die in de loop van lange jaren structureel is gegroeid en waar zij zelf in lang niet alle gevallen voor verantwoordelijk kunnen worden gesteld? Van welke van de op pag. 13 MvA genoemde inkomenscategorieën kan evenzeer gesteld worden dat een wettelijk, zij het algemeen werkend, maximum wordt geprikt waarboven een afbouw zal plaatsvinden? Dat is toch iets heel anders dan het nemen van een loonmaatregel waarbij de inkomensniveaus als zodanig in stand blijven? Had juist dit verschil geen beroepsmogelijkheden gerechtvaardigd? Ook de absolute belangen waar het hier om gaat vergen dat m.i. Laten wij welzijn, als er iemand in dit land een bouwvergunning krijgt om een kippenhok neer te zetten dan kan de buurman als derden-belanghebbende naar de AROB-rechter. Wanneer de Minister van Sociale Zaken een inkomensniveau voor een categorie van vrije beroepsbeoefenaars vaststelt dan resteert slechts de politieke controle. Wij kunnen ons dan ook volledig vinden in het adres dat de Notariële Broederschap ons toezond, met name punt 3: „Het kan tot willekeur en/of verstoring van een evenwichtige sociaal-economische ontwikkeling aanleiding geven als de overheid (een niet aan administratiefrechtelijke controle onderworpen) gebruik maakt van de bevoegdheid met betrekking tot (door de overheid zonder administratiefrechtelijke controle) bepaalde categorieën van vrije beroepsbeoefenaars normen voor een aanvaardbaar inkomensniveau vast te stellen, een bevoegdheid die de overheid niet heeft met betrekking tot ondermeer werknemers in de zin van de Wet op de Loonvorming en zelfstandigen die niet als vrije beroepsbeoefenaars kunnen worden aangemerkt".

Ik nodig de Regering uit hierop te antwoorden en met name aan te tonen dat dit cruciale verschil met de door haar in de MvA, pag. 3 genoemde inkomenscategorieën, geen aanleiding zou geven tot het opnemen in de Wet van beroepsmogelijkheden.

VOORSHANDS NIET VERANT­ WOORD

Ik ben begonnen met te zeggen dat een alle categorieën omvattend inkomensbeleid de vrije beroepen dient in te sluiten. Geen privileges voor wie dan ook. Maar wel dient dit in een allesomvattend kader, voorzien van nodige waarborgen, te geschieden. Op het punt van deze zorgvuldigheidseisen schort het ons inziens echter zodanig dat het ons voorshands niet verantwoord voorkomt de Minister in dezen te volgen. Ik wacht een meer gedegen en onderbouwde argumentatie van de Regering af, alvorens mij definitief uit te spreken. Uit mijn bijdrage kan in ieder geval worden afgeleid dat met name het amendement van collega's De Vries en De Korte tegemoet komt aan onze bezwaren tegen het ontbreken van enigerlei vorm van beroep. Desondanks vinden wij het wetsontwerp een produkt van haastwerk, een ad-hoc-oplossing, omdat men van meet af aan op het verkeerde spoor heeft gezeten, namelijk inkomenspolitiek voeren met behulp van de Prijzenwet.

REPLIEK

NOG ENKELE OPMERKINGEN

In deze tweede termijn heb ik nog enkele opmerkingen. Het trof mij dat de Minister het voor de SER opnam bij zijn bespreking van het amendement inzake de verkorting van de tijdsduur van dit wetsontwerp. Nu zou ik willen vragen, of dit toch niet een beetje in tegenspraak is met het ook uit dit wetsontwerp blijkende gegeven, dat de SER wel voor de voeten wordt gelopen door in dit geval deze raad te dringen naar een bepaalde oplossing, die als het ware wordt voorgeschreven. Wij vinden dit een wat grotere miskenning van de adviesfunctie dan de tijdsklem die in het amendement is verwoord.

De uiteenzetting over de zorgvuldigheid, van mijn kant gehouden, heeft in die zin zijn gedeeltelijke honorering gevonden, dat door de Minister geen overwegende bezwaren zijn ingebracht tegen het wettelij k maken van de Adviescommissie Inkomens Vrije Beroepsbeoefenaren, met wat daarbij hoort. Hoewel dit niet geheel strookt met onze opvatting, namelijk een werkelijke beroepsinstantie, is het in ieder geval een belangrijke verbetering.

Wij blijven de vergelijking die ook nu in het antwoord van de Minister doorklonk, te weten met hetgeen er in de sfeer van de lonen gebeurt, toch niet helemaal terzake vinden, omdat in die sector de onderUnge inkomensniveaus wel gehandhaafd blijven, terwijl bij de onderhavige inkomensgroepen wel terdege die inkomensniveaus worden aangepakt.

AMENDEMENTEN VERBETERINGEN EVENZOVEEL

Onze fractie vindt de voorgestelde amendementen in ieder geval evenzovele verbeteringen. Juist de noodzaak en de aandrang die met name in het tijdelijkheidsamendement is verwoord om te komen tot een zo spoedig mogelijke aanpak van de algemene richtlijnen waarlangs een inkomensbeleid moet worden gevoerd, behoort tot stand te komen. Immers, ook de Commissie Erdbrink is in feite nog niet verder gekomen dan zich; uit te spreken over de aankleiding, terwijl de fundamentele vraag naar de rechtvaardiging van het vergelijkingsinkomen eigenlijk niet aan de orde is geweest. Juist dit onderstreept alleen maar de noodzaak dat op dit terrein algemene regelen worden vastgesteld, gebaseerd op gedegen en objectief onderzoek, waarvoor het zo volledig mogelijk verzamelen van de nodige gegevens - wij hebben er zo weinig - onmisbaar is.

Afhankelijk van het al of niet aanvaarden van de amendementen, zal onze fractie haar standpunt definitief bepalen. Ook als dat negatief zal uitvallen, willen wij uitdrukkelijk stellen dat ook naar onze mening geen enkele groep een privilege op inkomenspolitiek-gebied behoort te hebben. Wel zal met de al of niet marktwerking ook rekening moeten worden gehouden. Alleen kan ook de weg gevolgd worden van het openbreken van bij voorbeeld bepaalde beroepen. De toegankelijkheid kan ook in dat opzicht door overheidsmaatregelen worden bevorderd. Ook dat kan leiden tot een verbetering van de marktwerking.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1981

De Banier | 8 Pagina's

Tijdelijke wet normering inkomens  vrije-beroepsbeoefenaars

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1981

De Banier | 8 Pagina's