Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentebestuur (31)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentebestuur (31)

DE BEVOEGDHEID DER GEMEEN­TEBESTUREN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel 128 van de gemeentewet bepaalt het volgende: „De gemeentebesturen kunnen de belangen hunner gemeenten en van haar ingezetenen bij de Kroon, bij de Staten-Generaal en bij de Staten der provincie, waartoe zij behoren, voorstaan."

Onder gemeentebestuur zullen alle gemeentelijke bestuursorganen (raad, college van burgemeester en wethouders en de burgemeester) moeten worden begrepen. Wie in een bepaald geval optreedt, hangt af van de vraag tot wiens competentie het betreffende onderwerp behoort. Artikel 8 van de grondwet kent een petitierecht toe aan iedere burger en ook aan wettig bestaande lichamen, waaronder ook de gemeenten zijn te begrijpen. Onder petitierecht wordt verstaan het recht om schriftelijke verzoeken bij de bevoegde macht in te dienen. Voor de wettig bestaande lichamen geldt de beperking dat het recht slechts geldt, indien het onderwerpen betreft, die tot hun bepaalde werkkring behoren. Het thans aan de orde zijnde artikel 128 van de gemeentewet houdt een zekere uitbreiding in van het petitierecht van de gemeentebesturen. Hier wordt namelijk gesproken van de belangen van de gemeenten en van haar ingezetenen. Onder „ingezetenen" mag hier ook een groep ingezetenen worden verstaan. Artikel 129: „De leden van het college van burgemeester en wethouders zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan de raad verantwoording schuldig voor het door het college gevoerde bestuur en geven te dien aanzien alle door de raad verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. Gelijke verplichting bestaat voor de burgemeester voor het door hem gevoerde bestuur." In de grondwet is het beginsel tot uitdrukking gebracht dat aan de raad de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente wordt overgelaten. Nu in de gemeentewet een groot gedeelte van de bestuurstaak, met name het dagelijks bestuur, aan de raad is onttrokken en aan de beide andere bestuursorganen (college van burgemeester en wethouders en de burgemeester) is toegekend, ontstond de behoefte aan een voorschrift, op grond waarvan de raad als hoofd der gemeente en vertegenwoordiger der burgerij verantwoording zou kunnen eisen van en toezicht zou kunnen houden op degenen, die met aldus toegekend bestuur zijn belast.

Burgemeester en wethouders - aldus het onderhavige artikel — zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan de raad verantwoording schuldig. Dat een lid van het college afzonderlijk ter verantwoording kan worden geroepen, houdt verband met de omstandigheid dat - hoewel niet door de wet gedekt - in de grote gemeenten de afzonderlijke wethouders veel bestuursdaden verrichten als gevolg van de zogenaamde portefeuilleverdeling. De verantwoording is men ook dan schuldig voor het door het college gevoerde bestuur. Dat kan ook moeilijk anders, omdat de gemeentewet geen bestuur door afzonderlijke wethouders kent. Onder „gevoerd bestuur" zijn zowel autonome daden (zelfbeschikkingsrecht in eigen huishouding) als zelf­ bestuur (medewerking aan regelingen van hoger gezag) te begrijpen. In beide gevallen is immers een gemeentelijk belang aanwezig, zodat ook in beide gevallen de raad bevoegd is verantwoording te eisen. Bij delegatie van bevoegdheden wordt ook de verantwoordelijkheid voor de uitoefening daarvan aan anderen overgedragen. Burgemeester en wethouders kunnen dus voor de uitoefening van door hen gedelegeerde bevoegdheden niet ter verantwoording worden geroepen. Wel zijn zij verantwoordelijk voor de delegatie zelf. Ook zullen burgemeester en wethouders geen verantwoording schuldig zijn voor bestuursdaden van een commissie, waaraan met toepassing van artikel 63 der gemeentewet bevoegdheden van burgemeester en wethouders zijn toegekend. In dit geval regelt blijkens artikel 64 een raadsbesluit de verantwoording aan de raad.

De verlangde inlichtingen kunnen worden geweigerd als strijd zou ontstaan met het openbaar belang. De minister van binnenlandse zaken merkte destijds dienaangaande het volgende op. „De werkzaamheid van het gemeentebestuur in het openbaar belang impliceert dat aan de wettelijke regeling betreffende het afleggen van verantwoording niet een zodanige toepassing moet kunnen worden gegeven, dat daardoor het openbaar belang in het gedrang zou kunnen komen. Men denke in dit verband aan de mogelijkheid, dat inlichtingen worden verlangd, waarvan het verstrekken wegens de daarin voorkomende persoonlijke gegevens tot ernstige benadeling van particulieren zou leiden, aan zaken die „sub judice" zijn of meer in het alge­ meen aan gevallen, waarin afweging van alle in het geding zijnde belangen tot het weigeren van inlichtingen moet leiden."

De verantwoording inclusief de verlangde inlichtingen zijn uitsluitend verschuldigd aan de raad, dus niet aan raadsleden individueel. Een lid van de raad heeft daarom van de raad toestemming nodig om inlichtingen te vragen.

Meermalen wordt ook ongevraagd toepassing gegeven aan artikel 129 door de burgemeester en wethouders of een lid van dat college. Het geven van verantwoording moet dan ook niet te zeer worden gezien in relatie tot het interpellatierecht. De dagelijkse praktijk leert dat een doorlopende stroom van informatie tussen de verschillende bestuursorganen valt waar te nemen. De burgemeester is niet alleen als lid van het college verantwoordelijk voor het door het college gevoerde bestuur, maar hij is op grond van het tweede lid van het thans besproken artikel verantwoording schuldig voor het door hem als afzonderlijk bestuursorgaan gevoerd bestuur.

Weigeren de wethouders zonder gegronde redenen de verlangde inlichtingen te verstrekken, dan kan als sanctie toepassing worden aan artikel 95 (vervallen verklaring uit hun betrekking) c.q. artikel 87a (verlenen van tussentijds ontslag).

Ten aanzien van de burgemeester beschikt de raad niet over sancties, indien deze weigert rekenschap af te leggen of inlichtingen te verstrekken. Alleen de Kroon kan hier maatregelen nemen, eventueel op verzoek van de gemeenteraad, t.w. schorsing, ontslag of niet-herbenoeming.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1981

De Banier | 8 Pagina's

Gemeentebestuur (31)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1981

De Banier | 8 Pagina's